blog | werkgroep caraïbische letteren

Carry-Ann Tjong-Ayong – Zonder siksiyuru

De avond valt zoals altijd plotseling, zonder voortekens. Van het ene moment op het andere zijn de letters van mijn boek onduidelijke vlekjes. Het huis van de buren steekt scherp af tegen de donker wordende lucht, hierbij geholpen door de verlichting op de bovenverdieping, waar zich ongetwijfeld de slaap- en badkamers bevinden.

De lichtbewolkte hemel vervaagt tot een grauwgrijze massa. Een dappere vogel laat haar hoge trillerslang aangehouden horen. Ik ken haar niet. De grikibi is reeds lang gestopt met zingen. De zwerfhonden beginnen hun uitdagende blafconcerten, de huishonden vallen aarzelend in. Hier en daar pinkelen de lampen in de huizen.

Toch mist er iets. Ik wacht vergeefs. Het is niet de schemering die ik ken en waarvan ik zo houd. Ik mis het aanzwellende gezang van de siksiyuru, die doordringende snerpende trommelvliesdoorborende haast irritante trillers, die om zes uur beginnen en na een tijdje vanzelf weer ophouden. Ze horen zo onlosmakelijk bij de schemering, dat ik hoopvol blijf wachten, omringd door een enkele mug die mij keer op keer in de enkels prikt. Ik vraag een muskietenkaars, die Wim op een schoteltje onder de ronde tafel plaatst. In de walm van de wierook wacht ik nog steeds.

Maar ik moet het zonder siksiyuru doen. Er zijn trouwens ook geen glimwormpjes, die dansende lichtjes in de struiken. Het einde van een tijdperk, denk ik weemoedig. Een tijdperk zonder siksiyuru.

cat 12/10 2010

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter