blog | werkgroep caraïbische letteren

Het onmogelijk bewijs van het ongerijmde

Hot Brazilian Wax en het Requiem van Arthur Booi, tweede roman van Eric de Brabander

door Wim Rutgers

“Zowel universitair opgeleide artsen als niet-artsen houden zich op Curaçao met ongeregistreerde therapieën bezig. En dat is ons probleem,” zegt de fictieve dokter Robert Casseres als voorzitter van het fictieve Medisch Tuchtcollege Nederlandse Antillen op bladzijde 250 van de tweede door Eric de Brabander (foto rechts) gepubliceerde roman met de dubbele titel Hot Brazilian Wax en het requiem van Arthur Booi. De arts en de niet-arts die kwakzalft is daarom een van de overheersende maar onoplosbare thema’s in de roman en daarvoor is er geen eenvoudig middeltje als ‘Hot Brazilian Wax’, een motief dat niet minder dan drie keer voorkomt: “Met een ferme ruk van je problemen af. Even pijn, maar dan permanent vrijheid. Een beslissing, no way back.” (p. 155) De reguliere arts en hoofdpersoon Arthur Booi die met het probleem worstelt het ongerijmde experimenteel en meetbaar te bewijzen, gaat er dan ook compleet onderdoor – het tweede deel van de titel en de diepere thematische laag van de roman.

Een dubbele titel, een dubbel gelaagde thematiek op twee niveaus van abstractie brengt een tweevoudig mogelijke leeswijze met zich mee. De lezer die zich met de oppervlakte van het verhaalgebeuren tevreden stelt, krijgt een vlot verteld, afwisselend en bepaald niet alledaags gegeven voorgeschoteld over een in zichzelf gekeerde en somtijds plotseling en fel opvliegende hoofdpersoon in een verhaal waarin beschouwingen worden afgewisseld met detectiveachtige elementen als zelfs een drievoudige moord. Die lezer zal ook genieten van een hilarische scène waarbij een kleine oude Renault in de Amsterdamse gracht verdwijnt en een luxe Mercedes van een paar zongebrilde patsers door de gedupeerde in elkaar wordt getrimd, terwijl de politie wel kijkt maar niets ziet. Wel zal die lezer daarbij de verschillen tussen Nederlandse onverschilligheid en Antilliaanse betrokkenheid niet ontgaan. Bovendien heeft het verhaal een opzet en structuur met herkenbare herhalingen en spiegelingen.

Maar degene die aan deze oppervlakkige leeswijze niet genoeg heeft en al lezend ook interpreterend te werk wil gaan, komt voor ingewikkelde duidingsproblemen te staan. Dat is aan de ene kant een belangrijk kenmerk van goede literatuur, maar aan de andere kant blijkt de auteur hier toch niet tot een volkomen ‘singleness of purpose’ geslaagd te zijn omdat hij zich laat verleiden tot bijvoorbeeld in mijn ogen uitweidende exotiserende bruha-elementen door een Braziliaans-Haïtiaanse (waarom?) kruidendame die de uiteindelijk ondergang van de hoofdpersoon bewerkstelligt (andermaal: waarom zij? Zonder haar had het ook gekund). Hier en daar legt de auteur in zijn verhaal nogal eens wat uit voor niet-Antilliaanse lezers, maar met die bruha-beschrijvingen doet hij mijn inziens niet minder dan een knieval voor de Nederlandse lezer. Ook het gegeven dat de hoofdpersoon door mevrouw Da Silva aan de drugs raakt is zo’n zwaktebod. Zonder die drugs zou de thematiek van het onbewijsbare van het ongerijmde sterker geweest zijn.

Of hebben we hier te maken met een intercultureel gegeven waarbij de Westerse kwakzalvers worden afgemaakt, terwijl de hoofdpersoon het moet afleggen tegen de Curaçaos-Braziliaans-Haïtiaanse kruidenvrouw die aan het einde zegeviert en waarbij de gekwelde Westerse zoeker slechts zijn zielenrust vindt in de dood? En waarom wil de kruidenmadam de dokter eigenlijk zo graag dood hebben, terwijl hij toch een van haar geregelde en goed betalende afnemers is? Dan zijn er ook nog de Nederlandse magnetiseur Karel Peters en de Curaçaose figuur Rico Boelbaai, alias Barabbas die toch niet onderdoen voor de overige charlatans in het verhaal maar die daar mee weg komen – in tegenstelling tot de anderen. Het zijn vragen waar ik als lezer mee bleef zitten maar die daarom tegelijkertijd intrigeren, zoals de functionaliteit van het gegeven dat arts Booi een gruwelijke hekel heeft aan alles wat met dweperige en zich zelf superieur achtende godsdienstige individuen te maken heeft. Het ligt weliswaar in het verlengde van de algemene thematiek maar zonder dat zou het ook best gekund hebben – denk ik. Tussen dit alles door lezen we ook nog wat koloniale (taal)problematiek, volksgeloof en reminiscenties aan de periode van slavernij op het eiland. Intertekstuele verwijzingen in het verhaal naar Jack Kerouac’s klassieker On the road en Patrick Süsskind: Das Parfum worden daarentegen weer niet uitgewerkt en blijven voer voor de goede verstaander die daar iets mee wil en kan.

Terug naar het verhaal zelf. In zes hoofdstukken die elk zijn verdeeld in korte paragrafen wat de leesbaarheid in hoge mate veraangenaamt, maken we kennis met de medische student en latere ‘holistische’ huisarts Arthur Booi en zijn vrouw, de psychologe Estelle Winklaar. Het verhaal begint in Nederland, waarna vervolgens een bootreis naar Curaçao wordt verteld om te eindigen op het eiland waar Booi een zelfstandige praktijk op Boca Sint Michiel begint. Door zijn zwalken tussen meten en weten raakt hij echter steeds meer geïsoleerd en verloopt zijn aanvankelijk zo bloeiende praktijk compleet. Hij hallucineert en raakt het contact met zijn vrouw en de medemens in het algemeen kwijt, waarna hij zich een boomhut bouwt waarin hij bivakkeert en dromend zijn dagen doorbrengt. Het is verleidelijk te constateren dat hij letterlijk de boom in kan met al zijn onbewijsbare en ongrijpbare theorieën en niets opleverende ridicule experimenten die het onbewijsbare raadsel van lichaam, ziel en geest onbetwistbaar zullen moeten aantonen.

Arts Arthur Booi raakt zo verstrikt in het web van onoverbrugbare en niet te harmoniëren tegenstellingen tussen de in zijn ogen eenzijdige arrogante Westerse academische geneeskunst en de alternatieve dogmatici: De mens is op zoek naar systematiek, ook daar waar deze niet bestaat of met onze zintuigen niet aantoonbaar is. Hij probeert rusteloos greep te krijgen op het ongrijpbare, om de dreigende chaos te bestrijden. Een verschil tussen de wetenschap en de pseudowetenschap die de kwakzalverij eigenlijk is, ligt in de bereidheid tot herziening en de kritische weging van verworven inzichten. Met een oplichter kan je nog een biertje drinken. En meesmuilen om zijn inventiviteit een ander de centen uit de zak te kloppen,. Maar iemand die zijn eigen bullshit gelooft, dat is een werkelijk gevaarlijk iemand. Zo iemand, die kan beter doodgeknuppeld worden, aldus dokter Ernst Jansen tegen het eind van het verhaal tegenover zijn collega, de tandarts John Arends.

Meergelaagdheid van verhalen leidt tot vragen en discussie, iets wat aan een eendimensionaal verhaal ontbreekt. Zei de bekende Nederlandse auteur Simon Vestdijk niet ooit: een roman die het niet waard is twee keer te lezen, is het ook niet waard een keer te lezen? Ik heb de roman inderdaad met een flinke tussenpoos twee keer gelezen, de tweede keer intensiever en met evenveel plezier. In de wetenschap dat interpretatie nooit definitief is, zal ik het boek ooit nog een derde keer gaan lezen.

Eric de Brabander: Hot Brazilian Wax en het requiem van Arthur Booi
Haarlem: Uitgeverij In de Knipscheer
2011
291 pagina’s
ISBN 978 90 6265 675 3

Beelden van de presentatie van Eric de Brabander: Hot Brazilian Wax… en Elis Juliana: Hé Patu/Waggeleend in Podium Mozaïek.

Klik hier

Het filmpje is gemaakt door Alex D. Alberto.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter