blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: poëzie

Mieke de Haan – Jamila’s handen

Mijn handen weten veel.

Mijn handen weten
deeg te kneden
knollen te schillen
het vel van de melk te halen
vuur aan te maken
wangen te aaien
kruiden te plukken
wonden te verzorgen
Ze weten
tranen te drogen
voeten te wassen
vloeren te dweilen
geiten te melken
Ze weten
haren te verven
tapijten te knopen
bruidsjurken te borduren
kinderen te bewegen
mannen te beheersen
glazen te vullen
water te dragen
licht te vangen
woorden te stoppen.

Mijn handen weten veel.

Maar schrijven
met een kort potlood
van links
naar rechts
op lege witte vellen
aan gladde hoge tafels
grijpt mijn handen
naar de keel.

.

 

Trudi Guda – Verlanglijst

Leren praten met de liefste nu,
met onze kinderen later,
de wereld tussen onze vingers
laten glijden,
proberen met schone handen
haar aan te raken
Te spreken zonder geheim,
als onze lichamen

Leren zwijgen
Of liever, luisteren
naar het juiste ogenblik
van spreken

Houden van het land van mijn liefste
Haar adem
over ons en onze kinderen

Mijn liefste nabij.
Het leven een hangmat
tussen ons in

[uit Vogel op het licht, 1981]
.

Oda Blinder – Gedicht

Wachtend op het antwoord
van de jaren
berg ik je hoofd
in dit gemis
ik zal je een leegte baren
die niet te vullen is.

[uit Verzamelde stilte, 1981]

Jit Narain – Dosti ke cáh/Wat vriendschap verlangt

kab phir, kandhá pe háth dharke, aklese apne men satke,
gattá gattá, merhi merhi, peti jhalási, per per
u dosti ke yád karke, yád men dohrái.

bacpan ke kai bát to bhul gaili, katne khiyál se bhi utar gail
bhul ná já ki bacpaná bit gail, chor ke yád dosti ke dhang ke,
kare men sapre kaise.

sáth men calo to bic se baisikil pás ho jáe,
atpat lage ki dehin, dehin se chuwáe,
bacáike hamlog calilá algiyáe.

baki apnese dosti pe kit ke dág phailal hai,
caddar puráná hai hiláke jhár de, bisai dostiye ke hai
to dág men larakpan ke rup hoi.

jaun dosti men larakpan ke lakchuwái tak bhi ná,
jaun cij men bacpaná ná
okre jar men karári aur punai men wádá pale hai.
omen apne men bhet kare khát jagáh khoje ke pare hai.

[Sarnami]

wanneer weer,
armen over elkaars schouders,
zonder de aanraking zelfs te beseffen,
sawa’s dammen plassen struiken bomen,
zal ik de herinnering aan die vriendschap
in mij voelen leven.

hoeveel van wat in de jeugd gebeurd is ben ik niet vergeten,
hoeveel is allengs niet uit mijn aandacht getreden,
vergeet niet dat de jeugd voorbij gegaan is,
achterlatend de herinnering aan de kunst om vriend te zijn,
om te worden lijkt die kunst nu onmogelijk.

lopen wij nu samen dan kan een fiets er tussen door,
als een schande voelt het aan wanneer het lichaam het lichaam raakt,
daarom lopen wij voorzichtig uit elkaar.

maar vanzelf breidden vlekken vuil zich over die vriendschap uit,
de deken is oud klop hem uit.

als het om de vriendschap gaat, zal in de vlekken de kinderlijkheid
terug te vinden zijn.

in vriendschap waarin geen schijn van kind zijn is,
in alles waaraan de jeugd ontbreekt,
gedijt in de wortels het afspreken, in de takken het belo¬ven,
om elkaar te raken is een keuze van een plek nodig.

[Uit: De Gids, jrg. 153, nr. 10/11, oktober/november 1990; vertaling: Jit Narain, Geert Koefoed & Effendi Ketwaru]

Michiel van Kempen – tussen haar en huid

ergens in je huid woon jij
je zou wel willen weten waar
je schiet daar zachtjes op en neer
verblijft op plaatsen waar ik niet kan komen
als ik naar je navel staar
lach jij verwonderd over zoveel teer
behagen, en kijk ik verlaten om mij heen
dan ben jij daar, opeens weer overal,
huid en haar, een huig van dromen
die je zoete tong omspannen zal
tot jij weer elders bent en zoekt
waar je zoëven nog verbleef
ik zie hoe jij je liefde geeft
en meteen weer schuilt in onvermoede
hoeken, je plooit je terug, je moede
trekken geven de laatste strakheid bloot
en toch is alles zacht en groot
en wakend aan dat vel dat jou omspant
je bent aan gene kant van je gedachten
de welving van je strakke buik
het vlakke van je ronde bil
niets is wat het wezen wil
en jij nog wel het allerminst
je zwemt, vis in het water van andermans huid
je komt erin, je komt eruit
het enige wat naadloos sluit
zijn je ogen wanneer die niets meer zien
wat buiten niet gezien wil worden
dan ben je even stil en onbeweegbaar ver
dan ben je tussen huid en haar toch ergens ongezien
en terwijl je niemand buitensluit
weet jij uitsluitend waar

read on…

Michael Slory – Gedicht

Dit is een deel
van het geheel
in mijn armoedig bestaan.

Tussen verdorde dromen
strompel ik voort.

Dit is een deel
van het geheel.

Toch verwacht ik nog heel veel!

.

Ed Hart – Terugkeer

De vogels
Die vol glans van vedertooi
Te Moatapu uit mij vlogen – wildvreemde
Takken en seizoenen tegemoet –
Strijken nu met moede vleugels
Van eendere einders in mij neer.

In laai van de laatste zonnestralen
Waar goudgroen gefonkel ontspringt

Wit dralen
Kapelka’s boven het water
Een verre echo weerklinkt.

.

 

Paul Marlee – Haar witte onschuld

haar witte onschuld
brandde een dolk in mij
van zwart licht

waarvoor ik vlucht
over bevroren akkers heen, blootsvoets

met voetzolen opengereten en bebloed
val ik over haar witte borsten heen
nu, van steen

koud kristal hard
glanst parel na parel,
in het weidse wit
zwart

[uit: Deus ex Machina, jrg. 11, nr. 42, april mei juni 1987, geschreven Deventer 1965, herschreven 1994]
.

Johanna Schouten-Elsenhout – Awese

Awese

Kabra!
Troki gi den afkodreiman
a mindri n’ akapudyari
pe fodu e lolo
nanga santi ini en ai
lek’ Papawinti
a mindri n’ aladei son.
Wiki den, mi kabra,
ini a dofokanpu,
mindri a doti f’ sranan.
Troki mek’ kromanti
sekete nang’ a pingi fu mandron
a mindri den awese.
Prisi a gronmama.
Opo frei mi nengrekopu mindri a watrapan.
A ten e kot’ a greb’olo.
.

Begeesterd

Voorouders,
zing het de priesters voor
op het open erf
waar je de dagwe slang ziet rondwentelen
met de ogen vol zand
als de god der Papa negers *
in de zon van alle dag.
Wek de goden op
in ‘t heiligdom
op Surinaamse bodem.
Doe de Kromanti goden dansen
op de hartslag van de trom
tussen alle geesten in.
Breng offers aan de grondmoeder.
O goddelijke adelaar in mij,
rijs op uw vleugels uit de poel.
Aan het open graf stokt de adem van de tijd.

[* Papa negers: negerstam afkomstig uit Dahomé]

[uit Awese, 1965; vertaling: Jan Voorhoeve]

Blaw Kepanki – Trutru lobi

Trutru lobi
Sabi wini
Bari lafu
Lusu sari
Ef’ a musu
Tyari lasi tu
Trutru lobi
Sabi nofo pasi
P’e y’e lasi
awasi
fa yu suku tu
Soso
te ensrefi wani
en wawan
sa basi yu

Trutru lobi
e tan waka
en egi fasi
Srefi te yu no prakseri
lasi bribi
furu sari tu
Leki faya
fu vimperi
Ai buku pasi
es-esi
fu kon
feni yu

Trutru lobi
Pasa marki
soten srefi
Dede tu
Te na santa firi
sutu rutu
naini yu hati
Yu sa tesi
Firi..
tesi..
sabi..
Trutru lobi
Na fu yu
fu yu wawan

Echte liefde
Weet van winnen
Het uit te gillen
Van plezier
Kent verdriet
En als het moet
Verlies te lijden
Echte liefde
Kent vele wegen
Waar je zelfs
Na lang-lang zoeken
Nog je eigen weg
niet vindt
Slechts wanneer
Zij zelf verkiest

Word je door haar
overmeesterd
Echte liefde
Gaat altijd haar weegs
Zelfs wanneer je
niets vermoedt
Het verdriet het
pijnste doet
De strijd reeds lang is opgegeven
Baant zij zich
Als licht
Van vuurwerk
De snelste weg
Naar jouw hart toe
Echte liefde reikt
tot over grenzen

Somtijds zelfs voorbij
de dood
En als dit heilig
liefdesvuur
In je hart
ontbranden gaat
Voel en proef je
Proef en voel je
Voel en weet je
Weet jij alleen
Echte liefde
Is voor jou
Bestemd

[Uit: Shukrani, A. Snijdewind (red.). Badhoevedorp: Mension, 2006, p. 10-11.]

Gedichten over eilanden (V)

Sint-Eustatius
door Albert Hagenaars
Sint-Eustatius, genoemd naar de gezegende Eustachius, is sinds 10 oktober 2010 een bijzondere gemeente van Nederland. Het eiland is anderhalf keer zo groot als Saba en heeft een twee keer zo grote bevolking maar leverde met vijf teksten voor dit boek, Vaar naar de vuurtoren, een kleinere bijdrage. Deze zijn van Rosabel Blake, Lolita E. Euson, Marcella Gibbs, Hein Roethof en Pieter A. van den Heuvel maar alleen het gedicht van Roethof is in het Nederlands.Als drie van deze vijf teksten de naam Rodney bevatten, en telkens in een negatieve context, moet die wel een speciale betekenis voor Statia hebben, zoals de naam naar Columbus’ Isla de Santa Anastasia lokaal luidt. Ik herinnerde me, sinds lezing van een of ander boek uit m’n kindertijd, dat George Rodney (1718-1792) (afb. links) een piraat was maar het gaat feitelijk om een van de meest kundige bevelhebbers die de Britse marine ooit had, al vielen beide beroepen in zijn persoon wel degelijk samen. Hij was, ook in eigen kring, berucht vanwege zijn hebzucht, een eigenschap waar hij in kon zwelgen tijdens het uitvoeren van zijn taken. Een van de grootste schandalen rond de man, waarvoor hij zich in Engeland juridisch moest verantwoorden, was het zich toeëigenen van de schatten van Sint-Eustatius.Wat was de situatie? Door de gestage achteruitgang van de Nederlandse economische macht op zee in de achttiende eeuw ten gunste van de Britse, was er veel kwaad bloed gezet. Geen wonder dat Nederlandse kooplui en avonturiers het vermaledijde Albion in het geheim probeerden te benadelen, o.m. door de rebellen in de Amerikaanse koloniën met raad en daad terzijde te staan, niet in het minst door wapenhandel. Het scharnier daarvan werd het toch al voor de handel zo belangrijke Sint-Eustatius, dat op het hoogtepunt van haar bloei ruim drie keer zoveel inwoners telde dan momenteel en enkele tientallen schepen per dag kon ontvangen.

Het eiland had al eerder de Britse woede over zich afgeroepen door het Amerikaanse USS Andrew Doria (af. rechts) met saluutschoten te begroeten toen het Gallow Bays binnenvoer. Het was de allereerste keer dat de Amerikaanse vlag door een ander land werd geëerd. Dit feit speelde een rol in het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Engeland verklaarde de Republiek op 20 december 1780 de oorlog, de Nederlandse tegenverklaring volgde pas een half jaar later.

Om de wapenhandel te stoppen en tegelijk het eiland te straffen volgde op 3 februari 1781 de verovering van Sint-Eustatius door admiraal Rodney, die zich twintig jaar eerder al in de regio had onderscheiden met de verovering van Martinique. Een probleem voor hem was dat veel goederen in de magazijnen van Sint-Eustatius nog eigendom van Engelse handelaren waren. De door hen aangespannen rechtszaken dreigden hem de kop te kosten, totdat hij in 1782 gered werd door z’n beslissende overwinning op de Fransen in de Slag van de Saintes, waardoor Jamaica Brits kon blijven.

In dit kader bezien zal een aantal regels in de onderstaande gedichten duidelijker hun beslag krijgen. Het eerste gedicht, de lange ‘Freedom Song’ van Rosabel Blake, noemt Rodney ondanks haar historische opzet echter niet. Zij kiest duidelijk voor het belang van de onderdrukte bevolking en niet voor dat van de Hollandse bankiers- en koopmansgeslachten, die hun weelde juist over de ruggen van de zwoegende laagste kasten vergaarden.

Freedom Song

We need to be free from the system of slavery
Yet we talk and talk and say to each other we blame the system,
for problems with neighbors and brothers. Freedom of freedom it’s what the people say.

We prefer to say it’s the White man’s fault for where we are today
Yes we talk and talk but not walk the walk that would lead us to equality
Yes we talk the talk but do not walk the walk the road of hard work and loyalty
We find the way, yes the easy way to blame others for the sorry state we are in.

Our forefathers toil and work real hard on the plantations for Massa without a cent.
They work from dawn to the set of sun, with little or nothing to eat.
They had no choice, I say no choice for they were slaves, Massa’s property.
No choice to say yes or no or a maybe wait or I don’t know.
They were herded to the market places like cattle’s on a market day.
The men were told yes told not asked to show their strength their teeth and their strong black hand.
The women like you and me were told to showcase their half naked bodies.
They bid for them like they were merchandise and were sold to the highest bidder I am told.

Father was taken from families as mothers stood screaming for their sons.
Their daughters were used by who so ever please.
They were used to produce more slaves, more slaves for Mr. Massa.
They were human beings yes human beings but slaves without a choice.
They were denied of their basic right to live and make a choice.
They were told that to be slaves is what God made them for, to be
slaves and to live in huts and be somebody’s property.
Oh my brother oh my sister the pages of history are painted in blood of the decades of slavery.
Countless died while making the trip on the trans Atlantic route, they were rooted up like vines when harvesting a crop, they were robbed of living free in Old Mother Africa.

As we turn the pages back in time it was a sad and awful day when the first trade ship
went to Africa, the set out traps to trap them then chained and shackled them,
they were thrown in the bottom of ships were they ate, slept and messed.
The strong survived the weak ones died on the long journey across the sea.
They were gone, yes gone, vanished without a trace.

Dit fragment, iets meer dan de helft, volstaat voor een beter begrip en ik bedoel dat niet alleen poëtisch. Rosabel Blake gebruikt toepasselijk Afrikaanse invloeden in haar tekst, bijvoorbeeld de vertellende en ook bezwerende toon, alsmede de herhalingen en het zoeken naar instemming, die zo belangrijk voor de orale traditie zijn. De Afrikaanse waarden konden ondanks alle tegenwerking in Amerika deels aan een nieuwe toekomst beginnen door deze vorm van overlevering.
Je ziet dat de lyrische elementen aan belang inboeten door de verhalende toon en brede uitleg, iets wat in de Westerse moderne poëzie not done is. Hoe spannend is een gedicht dat uitgebreid uitlegt dat slaven hard moesten werken, van ’s morgens vroeg tot zonsondergang, weinig te eten kregen, geen keuze hadden om nee te zeggen omdat ze slaven waren, het bezit van Massa (de blanke overheerser) enzovoort? Het zijn dus de door Blake ingezette stijlmiddelen die haar tekst uit het proza redden. Haar relaas krijgt bovendien dankzij de opgeroepen dramatiek (die op tegenstellingen berust) en zeker de parallellie juist de kracht van een liedtekst. Probeer het gedicht maar eens voor te lezen, dan hoor je het vanzelf.
Je kunt je afvragen waar haar nadruk ligt: op de tegenstelling tussen zwart en blank of op die tussen daders en slachtoffers? De ene indeling valt niet naadloos samen met de andere. Ook zwarten stelden zich bijvoorbeeld maar al te actief op in de mensenhandel, vooral aan de Afrikaanse westkust.

Na de hierboven geciteerde fragmenten zet Blake zich aan de uitwerking van de eerste regels, waarin ze al door liet schemeren dat het thema van slavernij voor haar in een bredere context geplaatst moet worden:

Some say we need apologies or gifts in dollars and cents for the way our forefathers were treated when they were slaves without a choice.
What we need I say is to stamp out the system that keeps us enslaved today.
We were emancipated, the right to be free was won.
We were emancipated, but are we liberated is a question all should ask.
We gained the freedom to vote, write and read, but are we truly free?
The shackles of colonialism is still on us today.
We are told if you for me, you will see great changes I’ll make, wait and see.
But as we vote and they sit in the seat they forget all about us wait and see.

Deze wending heeft twee gevolgen; niet alleen klinkt Blake de slavernij van het kolonialisme vast aan de onvrijheden van onze eigen tijd maar tevens toont ze aan dat niet alleen zwarten daar het slachtoffer van zijn.

We are free yes free from the bondage of slavery.
But day by day we enslave ourselves to masters.
The Master called money a quick fix we say for we have to be like the others.
So we sell drugs we use it we push it on our boys and girls and tell them that it’s cool, you’ll make big money quick as a flash to buy the cars and the boats.
But we forget to tell them they’ll be enslaved and pay the price with their lives.

Blake ontkomt niet aan een hoge mate van moralisme maar weet ‘Freedom Song’, dat tien jaar geleden voor het eerst werd gepubliceerd, door de hierboven al aangegeven stilistische technieken en door de wisselende perspectieven toch de waarde van herleesbaarheid mee te geven. Veel sterker zou de tekst, zelf al deels muziek dus, overkomen als die door passende instrumenten ondersteund werd. Hoewel de dichteres er iets anders mee bedoelt, zijn haar slotregels ook in dit opzicht van belang:

And sing with might an dignity the song, our freedom song.

Lift every Voice and Sing.
Yes then and only then we will be free, yes truly free.

Eusons ‘Tis the tiniest dot on the map’ kent heel wat minder stilistische middelen. Wel is er spaarzaam toegepast eindrijm. De tekst, op de eerste plaats een lofzang op Sint-Eustatius, bestaat uit 6 strofen van elk 8 regels. Ik neem de laatste drie over, niet omdat daar poëtische hoogstandjes in voorkomen, integendeel, maar omdat we dan Rodney weer tegenkomen en daarmee een kijk op de band met het nabije Amerika, de bondgenoot van weleer, nergens anders in dit boek zo fervent bejubeld.

‘t Is the tiniest dot on the map

St. Eustatius, once known as the Golden-Rock,
Has suffered a terrible fall;
Bur her grandeur, fame and glory,
Lives on in the hearts of all.
George Rodney, who caused her disaster,
Has long been dead and gone;
But tho’ poor and forsaken, our island still stands,
And for her a new day soon shall dawn.

For tho’ we’ve oft grieved o’er her desolate condition,
We have faith, so we’ll no longer complain;
For we believe by God’s grace, and America’s assistance,
St. Eustatius shall soon rise again.
We want to say to you people of America,
We’ve never regretted what happened that day;
And we are proud to realize that the name of St. Eustatius,
Shall forever be linked with our dear U.S.A.

And now, you loyal Statians all,
From home, or over seas;
Let ring your voices with our anthems,
Swelling on the breeze.
And may this day among all days,
By you considered be,
As the day when Statians met from all parts of the world,
To celebrate –, Our Bi-Centenary.

Marcella Gibbs betoont zich in haar ‘Be contented’ niet minder gelukkig met het eiland dan Euson. Ze zou graag zien dat het gros van de bevolking er net zo over denkt maar dat is niet het geval. En daar dankt haar tekst, bestaande uit 9 disticha met lange regels, z’n bestaan aan. Gibbs gebruikt in de laatste woorden van alle strofen binnenrijm: mind-time, much-up, Lord-long, cheat-peace, field-need, complain-brain, pass-gas, today-away en go-know. Méér dat qua klank, of beeldspraak, naar poëzie verwijst, is er niet te vinden. Haar slot ziet er als volgt uit:

Grumblers, murmurers, complainers which one are we advertising today?
Are we stressed out Statians complaining our time away?

Let us be happy citizens. Be contented wherever we go
Learn to live with each other and our lives we be happier I know.

En daar zijn dan alsnog de piraten uit mijn jeugdboeken! Hein Roethof publiceerde een halve eeuw geleden ‘Antilliaanse sonnetten’ waarvan er een aan Statia is gewijd.

St. Eustatius

Piraten en zeeschuimers maakten
u tot een oord van grote pracht,
als staten in hun voegen kraakten
steegt gij in aanzien en in macht.

Doch bleef er iets van al die weelde,
die edelstenen op uw kruin,
sedert het noodlot met u speelde,
uw pakhuizen herschiep in puin?

Sinds Rodney u heeft aangegrepen
en in Achilleshiel getast
verdwenen van uw ree de schepen
met hun zo waardevolle last
en rest er van uw oude trots
nog slechts de naaste: De Gouden Rots.

Wanneer ik die gemakkelijke, deels voorspelbare eindrijmen bekijk, geef ik toch de voorkeur aan de klankovereenkomst bij Marcella Gibbs. Ook andere zaken maken duidelijk dat Roethof ondanks z’n onderwerp allesbehalve een Slauerhoff was.
1) Roethof ziet ze als vertegenwoordigers van twee aparte categorieën maar daarvoor is het verschil tussen en piraat en een zeeschuimer te diffuus.
2) Edelstenen op een kruin? Bedoelt hij met kruin de top van The Quill (een Engelse verbastering van De Kuil)? Zou hij met edelstenen de vele geschutsopstellingen op het oog gehad hebben, waarvan er nog een heleboel te zien zijn, zij het veelal als ruïne? Of, ook mogelijk met een tolerante interpretatie, de aangespoelde blauwe steentjes die in de periode van de slavernij als betaalmiddel werden gebruikt? Als hij kruin fysiek bedoeld heeft, komt dat er niet duidelijk uit want de bebouwing van Oranjestad, inclusief tegenwoordig de aanpalende buurten, bevindt zich juist in het vlakke tussendeel van het eiland en daar stonden de volle pakhuizen en paleizen. Waarschijnlijk vereenzelvigt Roethof de berg met het hele eiland. De bijnaam ‘Gouden Rots’ geldt wel degelijk heel Sint-Eustatius. Op het sinds 16 november 2004 gebruikte wapen prijkt een gouden berg en dat goud verwijst nadrukkelijk naar de grote rijkdom die aan het eind van de 18e eeuw als vrijhaven was bereikt. Het wapen wordt bekroond door batterijen, zij het dat die een middeleeuwse vorm hebben, en omgord door blauwe kralen. Maar … was zo’n wapen, in een oudere versie, al eerder in gebruik, in de tijd dat de dichter actief was?
3) Het noodlot? Rodney voerde zijn aanval op bevel van hogerhand uit en slaagde op efficiënte wijze, want zonder geweld, in zijn opzet. De spaarzame schoten op de betreffende dag waren bedoeld voor het enig aanwezige Nederlandse oorlogsschip, de Mars, en dan nog eerder per ongeluk want de twee betrokken kapiteins werden door Rodney berispt wegens gebrek aan discipline. In feite wist nog niemand op het eiland van de oorlogsverklaring en was men niet paraat. Gouverneur De Graaff capituleerde om een bloedbad te vermijden. De verovering was een voorspelbare reactie op de stiekeme streken van de Nederlanders (de Engelsen hadden bijvoorbeeld een geheim verdrag tussen de Amerikaanse rebellen en de stad Amsterdam te pakken gekregen) en geen noodlot want dat is niet te vermijden. Dat Roethof zijn noodlot ook nog even wilde laten ‘spelen’ is een uitglijder van formaat.
4) Hoe is het mogelijk pakhuizen in puin te her-scheppen?
5) Iemand in z’n Achilleshiel tasten kan hoogstens een kietellach opleveren.

Daarmee zijn we aan het volkslied aangekomen, niet verrassend ‘Golden Rock’ geheten, van Pieter A. van den Heuvel. Een fragment:

Statia’s past you are admired
Though Rodney filled his bag
The first Salute was fired
To the American Flag
The freedom of a nation
Promoted by our Fort
American and Statian
Both praise for it our Lord

Golden Rock I’ll always miss you
When I am far from thee
Never ever I’ll forget you
Wherever I may be

Alle teksten in Vaar naar de vuurtoren werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments op een paar na tevens in vertaling, de Engelse om begrijpelijke redenen niet.

Het resultaat is hoe dan ook een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Vaar naar de vuurtoren – Gedichten over eilanden. Samenstelling en redactie: Klaas de Groot. Uitgeverij In de Knipscheer. ISBN: 978-9062-656585.€ 18,50

Louise Bennett – Colonization in Reverse

 

[David B. Dacosta writes: “My first real exposure to Caribbean poetry came in the form of Miss Louise Bennett, affectionately known as Miss Lou. As a child in Jamaica in the 1970’s, she was a larger than life figure on both television and in Jamaican society on a whole. She’s written many poems, but Colonization in Reverse (1966), stands out as one of her best. Miss Lou is a cultural icon. Her objective was not to be the greatest poet, but simply entertain. But she was definitely one of the greatest all around Caribbean entertainers to walk this planet. May she rest in peace.]

Colonization in Reverse

“Wat a joyful news, Miss Mattie,
I feel like me heart gwine burs
Jamaica people colonizin
Englan in reverse.
By de hundred, by de tousan
From country and from town,
By de ship-load, by de plane-load
Jamaica is Englan boun.
Dem a pour out a Jamaica
Everybody future plan
Is fe get a big-time job
An settle in de mother lan.
What a islan! What a people!
Man an woman, old an young
Jus a pack dem bag an baggage
An tun history upside dung!
Some people doan like travel
But fe show dem loyalty
Dem all a open up cheap-fare-
To-Englan agency.
An week by week dem shippin off
Dem countryman like fire,
Fe immigrate an populate
De seat a de Empire.
Oonoo see how life is funny,
Oonoo see de tunabout?
Jamaica live fe box bread
Out a English people mout’.
For wen dem ketch a Englan,
An start play dem different role,
Some will settle down to work
An some will settle fe de dole.
Jane say de dole is not too bad
Because dey payin she
Two pounds a week fe seek a job
Dat suit her dignity.
Me say Jane will never fine work
At de rate how she dah look,
For all day she stay pon Aunt Fan couch
An read love-story book.
Wat a devilment a Englan!
Dem face war an brave de worse,
But me wonderin how dem gwine stan
Colonizin in reverse.”

[from Caribbean Literary Salon]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter