blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: In memoriam

elke dag als ik ga odiooooooo odioooo

 

elke dag als ik ga
wordt mijn weg langer en mijn adem korter
elke dag als ik ga
gaan nieuwe deuren open
en anderen voor altijd dicht

elke dag als ik ga
zijn uren van blijdschap plots gevangen
in een minuut van stilte

elke dag als ik ga
is de drukte en de weelde om mij heen
plots verdwenen
in een houten kist
gevuld van top tot teen
en danst mijn geest
door de poorten van het hemelse kasteel
helemaal alleen

elke dag worden meters, kilometers
jaren worden maanden, maanden, weken,
weken, dagen, dagen, uren,
uren, minuten, minuten, seconden
dichterbij het graf

elke dag als ik ga
wordt een stem geboren
en gaat een wijze verloren

elke dag als ik ga
wordt mijn gil krachter, krachter en krachtiger
dan zachter, zachter, zachter
tot het muisstil is

elke dag als ik ga
wordt een bloem geboren
en vallen de dorre blaadjes af
elke dag als ik ga
leef ik als dit: mijn laatste lach

kurt nahar
voor henk tjon, september 2009

Pa Henk Tjon, Kòrsou, 23-9-2009

Tur tambú lo kanta bo,
pia di esnan ku a bai dilanti
lo balia bo nan historia.

Kuantu di nos bo no a hiba pida kaminda
den bida, den búskeda di nos rais,
skondí tras di soñonan sukú?

Bo pashon, forsa, palabra, wowo ku ta
chispa kandela, ta buta bos kai den konsenshi
I … bo sa ken bo ta di bèrdè?

Ola di lus, sinti nos ta sinti
forsa frágil di spiritu,
flor di bo harí, alma di kultura

Nos sa, djaki pa bo, ta un rosea so
ta parti nos, i nos lo hari, huntu,
ora alma ku alma bolbe brasa otro.

 

Voor Henk Tjon, Curaçao, 23-9-2009

Trommels zullen jou bezingen
op de kadans van de stampende voeten
van hen die jou zijn voorgegaan …

Met zovelen heb je opgelopen een stukje
levensweg, op zoek naar wortels,
verscholen achter duistere dromen.

Je passie, kracht, woorden, ogen, schieten
bliksemschichten, lichten het bewustzijn op
en … weet je wel wie je werkelijk bent?

Golven van licht, voelen doen we,
de ontluikende kracht van de geest,
je brede lach, cultuur is de ziel.

We weten, één adem maar zijn we van elkaar
verwijderd en we zullen weer lachen samen,
als onze zielen elkaar wederzien.

Laura Quast, Diana Lebacs, Annemarie Braafheid,
Irene van Grieken, Greta Trapenberg, Rina Penso,
Ini Statia, Roy Colastica, Humphrey Monte,
June Leonora, Rudsel Isidora, Jeroen Heuvel

Theater zal altijd met ontwikkeling te maken hebben

door Henk Tjon (1948-2009)  

Als actief theatermaker in een postkoloniale omgeving heb je goed beschouwd geen keuze in de manier waarop je theater maakt. Altijd zul je met je werk mensen bij elkaar willen brengen, uitwisseling en cohesie tussen mensen en hun culturen willen stimuleren.

read on…

In Memoriam Henk Tjon

Henk Tjon (Paramaribo, 25 augustus 1948 – aldaar, 18 september 2009)

door Ini Statia

Een bigi Sranangman is heengegaan! Zonder dat jij het misschien weet, Henk, en zonder dat ik het zelf wist, besefte ik pas wat voor onvergetelijke indruk je op me hebt gemaakt, toen ik hoorde dat je afgelopen vrijdag overleden was. Het is al decennia geleden dat ik als piepjonge studente in Nederland jouw indrukwekkende cabarettheaterproductie Land te koop live ervaarde. Zelf gelijk verkocht, kocht ik de LP die ik jarenlang koesterde en bijna stuk draaide. Zo maakte ik voor het eerst kennis met je prachtige werk, je kwaliteit, jouw Caribisch theater met kritische inhoud. Diep in mijn hart staat gegrift het ontroerende lied “Abaisa, memre, memre, memre, Abaisa, memre.” Nooit had ik toen kunnen vermoeden dat precies achttien jaar later wij, als leden van de vertelgroep Lingua Franca, de grote eer zouden krijgen om met jou samen te werken, een echte regisseur! Ik sprak jouw zus die me eraan herinnerde dat ik het toen al had verwoord: het is werkelijk een onbeschrijflijk diepe en mooie ervaring om samen met een groep kunstenaars van verschillende oorsprong onder professionele leiding een artistiek product tot stand te brengen; een heel andere dimensie dan je dagelijkse werk! Het snijdt je dwars door je ziel, laat een merkteken achter! Dat geschenk gaf jij ons, Henk. Je nam ons serieus en daarom juist spaarde je ons jouw kritiek niet. Daar heb ik nog het meest van geleerd! Na onze tweede voorstelling ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan van het Cultureel Centrum Curaçao, wisten we – ondanks het bedrieglijke applaus – dat het op dat moment geen topprestatie was. En jij, Henk, durfde het ons gewoon in ons gezicht te zeggen. Ik vergeet nooit de toon waarop je het zei, hoe je de onheilspellende woorden sprak, terwijl je licht voorover helde: “Jullie waren slécht! Sléécht!” O, wat krompen we ineen! Maar we namen het, want we wisten dat het waar was; we voelden dat je het uit intense liefde deed, een adembenemde liefde voor ons, je vak, de voorstelling, voor kwaliteit, voor onze Curaçaose, Caribische, Latijns-Amerikaanse cultuur. We bogen nederig ons hoofd en bleven even goede vrienden. En daar was ook Allpa Kalpa! Jij had ze net ontdekt, Zuid-Amerikaanse muzikanten die oorstrelende ‘música indígena de los Andes’ in het CCC speelden. Jij vroeg hen om ons muzikaal te begeleiden, een spontane ingeving. Voor jou was multiculturaliteit immers geen leeg begrip, maar levende werkelijkheid. Zo begonnen zeer gedenkwaardige repetities. Eén van die jongens bleef op Curaçao en werd mijn Chileense zwager, vader van twee prachtige ‘yu di Kòrsou’s!’ Maar je was niet alleen bij ons geliefd, Henk. Je regisseerde toen ook zes bekende Curaçaose actrices: Annemarie Braafheid, Norma Cova, Diana Lebacs, Rina Penso, Laura Quast en Greta Trapenberg. Groot waren je verdiensten voor het theaterleven in Suriname, Curaçao, het Caribisch gebied en in Nederland. Grondlegger was je van talloze vernieuwende theatergroepen en producties. Niet in de laatste plaats was je initiatiefnemer van het Caribbean Festival of Arts (CARIFESTA).

Waren er signalen die zich aandienden, kregen wij vooraankondigingen van je dood? Bezocht je ons? Toch merkwaardig dat de laatste tijd, nu wéér achttien jaar later, in diverse gesprekken, herinneringen aan Lingua Franca en het culturele leven in de jaren negentig op Curaçao werden opgehaald. Was het een teken? Wij van de voormalige vertelgroep Lingua Franca – en ik spreek gerust namens hen – zullen jou, Henk Tjon, te allen tijde blijven eren en gedenken. Namens hen maak ik nu ook een diepe buiging voor je. Sribi switi, brada!

Henk Tjon

door Sharda Ganga
Henk Tjon is heengegaan.

Ik had graag daar nog met hem om kunnen lachen. Bijvoorbeeld zo:

“Henk, je bent dood zeggen ze.”

“Het is het Volk van Laban, Sharda, weten zij veel, ze zijn te dom om te begrijpen dat de dood niet bestaat.”

“ja, maar je bent toch dood?”

“ach, wat is dood…, ik slaap gewoon. Heel lang. Heel erg lang. Eeuwig, ja. Is wel lastig hor, en saai. Net als een toneelstuk van een van de eilanden. Die duren ook eeuwig. En ze zijn saai. Engelse erfenis toch. Maar ja, die Hollanders konden ook alleen maar schilderen en niet schrijven. Dat is dan onze erfenis. Hey, als ik Edgar Cairo en Rufus Collins tegenkom, dan maken we weer Yorkafowru, goed?”

“Goed Henk, maar voorlopig wel zonder mij, of Burleson, okay? Maak het mooi, maak het groot, en maak veel lawaai. Laat iedereen schrikken. Als vroeger.”

http://dwtdatabase-com.web5.tempwebsite.net/website/nieuws.asp?menuid=37&id=65354

In memoriam: Rudi de Bruin, mijn vader (13 september 1929 – 14 juli 1984)

door Claudett de Bruin

‘Nafu, nafu, kondreman na ala sey, unu doro baka nanga yu eygi programa, Piki Piki Pley.’[1]

Zo begon mijn vader zijn dagelijks advertentieprogramma op de radio. Op zijn eigen humoristische wijze bracht hij in foutloos Sranan advertentieboodschappen die hij lardeerde met Sarnami, Javaans, Hakka, Saramaccaans en Aucaans en af en toe een Inheemse taal waarvan ik altijd heb vermoed dat hij die ter plekke verzon; kortom alle talen die we in Suriname spreken. Hij had een speciale liefde en interesse voor het Sranan, maar was ook uitmuntend in het Engels en Spaans, hij sprak goed Frans en Papiamentu. Zijn kennis van het Nederlands noem ik natuurlijk ten overvloede. Sommige familieleden verklaarde hem voor gek omdat hij zijn dochters boven de wieg verhaaltjes van Annie M.G. Schmidt voorlas. Hij was een man die zijn talenten uitbuitte, ze geen rust gunde en ze volledig gebruikte. Van zijn talenknobbel vooral liet hij niets onbenut: ik zie nog zo de schriften voor me die hij gebruikte voor zijn Chinese les in Kong Ngie Tong Sang. Het was niet makkelijk: a Sneysi ben dangra en![2]

read on…

Rendra is niet meer

W.S. Rendra, misschien wel de meest prominente dichter, schrijver en theatermaker van Indonesië, is op donderdag 7 augustus 2009 op 74-jarige leeftijd in Jakarta overleden aan een hartinfarct.

Gebed in Rotterdam van een jongeman uit Rangkasbitung

In de naam van de barmhartige

Allah Allah! Allah!

Mijn adem beroert de toppen van mijn tenen
die boven de deken uitsteken.
Ik open mijn ogen
en wordt niet wakker uit mijn slaap.
Ik blijf ronddwalen
binnen in mijn ziel.
Vogels afgebrand in de hemel
en fladderend boven de aarde.
Bloemen meegenomen door opstekende wind
vallen op het water
de stroom in de rivier,
draagt ze naar de oceaan,
maaltijd voor een school haaien
die vervolgens in een woeste doodsworsteling
omrollen als de golven.
Ik heb heimwee naar mijn dorp
vijftien kilometer van Rangkasbitung.
Ik verlang naar rode rijst,
geroosterde vis, watergekletter op stenen,
de speciale geur van een dorpsvrouw haar hals,
een biddende stem in de mist.
Vernield. Vernield. Vernield.
Alle toeristen, motels en plantages komen de desa in.
Meisjes van de desa vluchten naar de stad
werken in massagesalons,
alle naar de stad vluchtende mannen worden landlopers.
En uiteindelijk weggejaagd of gevangengenomen
uit het leven verwijderd.
Kleine mensen lijken op muizen.
En alle makelaars staan altijd klaar
om ambtenaren van proviand te voorzien
bespoten met insekticiden.
Vernield. Vernield. Vernield.
Nu ben ik hier. In Rotterdam.
Ochtendgloren. Sterke wind.
Het raam heb ik niet geopend,
maar het gordijn heb ik opzij geschoven.
De ruiten zijn vochtig. Herfst.
Ik ruik naar braaksel.
Een doodsbenauwde hysteriese neger
opgejaagd door de terreur van blanken
in zijn eigen land
in Zuid Afrika.
Geweld. Macht. Geld.
En omdat er daar diamantmijnen zijn,
wendt de meerderheid van de blanken
ook de demokraten inbegrepen,
het gezicht af,
mompelend als een getikte,
handjeklap onder de tafel,
Werken en handelen tegelijk
met deze onderdrukkers.
Leugens. Leugens. Leugens.
Ja, barmhartige Allah!
Mijn handen drijven op het water
naast het afval van de beschaving.
Zal ik tegen de stroom in moeten zwemmen?
Door het raam kan ik de hemel zien.
Regen valt als ganzeveren.
Ik verlies me in stotteren.
Ik kan geen standpunt vinden.
Er komt een tram voorbij.
Tram? Bulldozer? Tank?
Zal ik Linde opbellen?
Of Adriaan?
Wanneer zal de brief aankomen
als ik hem nu schrijf aan Makoto Oda in Japan?
Nutteloos. Vernietigd. Leugen.
Rotterdam! Rotterdam!
Geroezemoes van stemmen op de markt van Jakarta.
De geur van geroosterd vlees.
Monnik in Vietnam die zichzelf in brand steekt.
Eindeloze burgeroorlog in India.
Ik ben wezenloos.
Zal ik de lamp aandoen?
Het geluid van een klok.
Hoe vaak slaat hij? Hoe laat is het nu?
Mijn vader in Rangkasbitung vroeg altijd: Wanneer ga je trouwen?
Ga je trouwen
met een Indonesische of Hollandse vrouw?
Wanneer geef je mij een kleinzoon?
Zal ik de lamp aandoen?
In Rangkasbitung is de regentijd zeker al begonnen.
Waarom moet ik een kind hebben?
Als de derde wereldoorlog uitbreekt
met nukleaire wapens,
de wind blaast,
de regen valt,
wordt elke wolk een bedreiging.
Zal mijn kind later dit alles meemaken?
Uitvallend haar. Afvallende huid.
Ellendig afval machteloos.
Ach, mijn kind zodra je wordt geboren
is het onmogelijk terug te vluchten naar je moeders schoot!
Wat voor stem hoor ik daar?
Elektroniese muziek?
Hoe laat is het?
Is het al tijd voor het ochtendgebed?
Studieboeken op tafel.
Mijn handen drijven op het water.
Mijn handen raken het glas van de ramen
En uit de verte komt dichterbij:
Mijn gezicht.
Wat doe ik nu eigelijk?
Ja Allah die barmhartig is!
Mijn handen drijven op het water
naast het afval van de beschaving.
Moet ik tegen de stroom inzwemmen?
Tjonge! Wat is dit voor vraag?
Ben ik eigenlijk bang? Vraag ik barmhartigheid?
Ben ik bang en vraag ik daarom barmhartigheid?
Wat voor vraag is dit?
Ja, Allah de barmhartige.
Ik zal Linde opbellen
en ook Adriaan.
Ik zal een brief schrijven naar Makoto Oda.
Mijn handen bal ik tot een vuist in het water
bevuilt met het afval van de beschaving.
Ik hoef niet beschaamd te zijn
voor het tweegesprek met mijn geloof.
Allah de barmhartige,
mijn geloof is mijn ervaring.
Bojong Gede
6 november 1990,
uit Tempo van 17 november 1990

In memoriam Michaël Zeeman

door Ton van de Langkruis, directeur festival Winternachten

Op maandag 27 juli is de literair criticus en journalist Michaël Zeeman op vijftigjarige leeftijd aan een hersentumor overleden. Winternachten verliest in hem een intensief betrokken, scherpzinnige en kritische adviseur en een briljant gespreksleider.Michaël Zeeman presenteerde vanaf de tweede editie in 1997 meer dan zeventig programma’s in het festival in Den Haag, en reisde in 2002 mee als gespreksleider naar Kaapstad en Durban in de Zuid-Afrika tournee van Winternachten.

 

Als adviseur was hij van grote waarde voor Winternachten. Vanaf het moment van het vaststellen van het thema voor het festival in Den Haag, tot en met het leiden van de gesprekken met de schrijvers, koos hij consequent voor de grootst mogelijke scherpte. Hij spoorde de medewerkers van het festival aan bij het samenstellen van de programma’s gemakkelijke keuzes te mijden, en bovenal te kiezen voor kwaliteit en integriteit. Zonder hem had het festival de huidige vorm en het kwaliteitsniveau niet kunnen bereiken.De discussie over multiculturaliteit was voor hem van groot belang. Hij bestreed de navelstaardige sfeer in Nederland, die opkwam na de moord op Fortuyn. In zijn programma’s bij Winternachten deed hij dat door via zijn buitenlandse gasten steeds een ander perspectief op Nederlandse kwesties naar voren te halen. Als gespreksleider was hij een meester in het stimuleren van zijn gasten. Er was geen ruimte voor gemakkelijke of voorspelbare antwoorden. Als een gesprek dreigde te verzanden, aarzelde hij niet om met een flinke eigen inbreng het gesprek weer op gang te helpen. Maar Zeeman bleef dienstbaar aan het gesprek en zijn gasten, al werden we steeds nieuwsgieriger naar zijn eigen mening over het onderwerp. Bij Winternachten is dat er te weinig van gekomen. We hadden hem zo graag nog in de rol van geïnterviewde gezien.

[overgenomen bericht van Winternachten]

In memoriam Simon Vinkenoog (1928-2009)

Columbus vaart uit

De slaap is een slaaf
– de wil gebroken –
met handen en voeten
aan het schip geklonken
het schip van de droom
die Amerika ontdekt.

Een droom die Afrika ontmant
en de oceanen bevolkt
oceanen van liefde.

De droom is voortvluchtig
ae slaap waanzinnig
een slavenschip van razernij.

Simon Vinkenoog, uit Spiegelschrift; gebruikslyriek (1962)
Foto: Bas Czerwinsky

De mulatten-Sinterklaas is niet meer: In memoriam Ronny Rens

door Michiel van Kempen

 

Soms kan een eiland niet klein genoeg zijn. Ik ben op Curaçao, slenter wat door Punda en besluit de dorst te lessen op een terrasje aan het Wilhelminapark waar het personeel wel heel erg makamba is, en de klandizie eigenlijk ook, maar het zit daar niet slecht in de schaduw en ik heb geen zin om lang te zoeken naar een andere plek waar ze een koud glas schenken. En dan is daar opeens het zo bekende vriendelijke hoofd met de spierwitte haren: Ronny Rens. Hartelijk als altijd. Niets van de ongemakkelijkheid die je wel eens kunt hebben met vrienden die je lang niet gezien hebt: waar waren we ook alweer gebleven? Hij is blij mij aan een tafeltje te ontdekken. Omdat hij niet geweldig ter been is, laat hij het inkopen van cadeautjes voor de kinderen en kleinkindern graag aan zijn vrouw over. Hij overwintert op het eiland waar hij na de coup van 1980 in Suriname naartoe trok om er hoofdredacteur van de Amigoe te worden. Hij was in Suriname directeur geweest van de Stichting Radio Omroep Suriname (SRS), hij was directeur van het Cultureel Centrum Suriname geweest en had gewerkt bij de Surinaamse Televisie Stichting STVS en als voorlichter op de Amerikaanse Ambassade. Hij was bij jan en alleman bekend om zijn sportverslaggeving, maar voor zijn scherpe politieke commentaren konden de militaire jongens die na 1980 de macht grepen geen waardering opbrengen. Met achterlating van heel zijn hebben en houden trok hij naar Curaçao. Wat de tol was geweest die hij voor dat onrustige leven moest betalen, realiseerde hij zich pas goed toen hij ruim vijftien later met pensioen ging en zich in Amsterdam vestigde: hem wachtte geen rijkelijk beloonde oude dag.

Ronny Rens overleed aan een hartstilstand in de nacht van vrijdag 5 op zaterdag 6 juni omstreeks twee uur, zittend voor de TV, thuis in Amsterdam, naar ik mag hopen kijkend naar zijn geliefde sport: American football. Hij was net 76 geworden. Ik heb zijn actieve loopbaan als journalist alleen maar van afstand gevolgd, en hem pas persoonlijk leren kennen na zijn pensionering. Ik laat dus anderen maar oordelen over zijn journalistieke kwaliteiten. Maar er is een herinnering aan Ronny die me zo vlijmscherp voor de geest staat, dat die nooit zal worden uitgewist.

Ronny kwam op bezoek bij me in de Ardennen. Mijn zoontje zal toen iets van vier jaar geweest zijn, hij had de man nog nooit gezien. Ronny stapt uit de auto en mijn zoontje – anders toch altijd de kat uit de boom kijkend –vliegt hem in de armen. Wie had hij gezien? Een mulatten-Sinterklaas maar dan zonder baard? Ik weet het niet. Wel geloof ik stellig dat een kinderintuïtie niet kan bedriegen. We hebben allemaal onze rarigheden en Ronny Rens ongetwijfeld ook, maar dat met hem een goed mens is heengegaan zal wel niemand willen bestrijden.

Uit liefde voor de marrons; in memoriam Silvia de Groot

door Michiel van Kempen

 

Al jaren had ze het erover: dat ze zo graag haar opstellen over de geschiedenis en de samenlevingen van de marrons eens gebundeld zou willen zien in een Engelse vertaling. Begin deze week viel die bundel bij een kring van vrienden en belangstellenden in de bus: Agents of their own Emancipation; Topics in the History of Surinam Maroons. Er zat een getypt briefje bij voor elk der geadresseerden, maar ze had niet meer de kracht dat zelf te ondertekenen. Silvia W. de Groot zag haar laatste uitgave, ze kon vaststellen dat het goed was en ontsliep op dinsdagavond 26 mei 2009; ze werd net geen 91 jaar oud. Wat een leven, wat een vrouw!

Silvia Wilhelmina de Groot-Rosbergen heeft haar leven lang gewerkt op het grensvlak van de geschiedenis, de antropologie van niet-westerse volkeren en de sociologie. Aan het begin van de jaren ’60 vertrok zij naar Suriname om daar veldwerk te doen onder het marronvolk der Ndyuka’s. Dat leidde tot haar proefschrift dat zij in 1963 verdedigde: Djuka Society and Social Change; History of an attempt to develop a Bush negro community in Surinam 1917-1926. Het werd een standaardwerk, al was het dan ook gebaseerd op een vorm van onderzoek die vandaag de dag niet meer zou kunnen: Silvia de Groot sprak zelf niet de taal van de Ndyuka en moest haar informatie vergaren via tolken. Zij wond daar nooit doekjes om, zoals zij altijd met de grootste openheid sprak over allerlei onderwerpen, tot de meest intieme toe. Eerst tientallen jaren later, toen de Ndyuka zelf in de persoon van André Pakosie hun geschiedenis gingen te boek stellen, kwamen er wat barstjes in de grote studie van Silvia. Het leidde tot wat wrijvingen, maar uiteindelijk bleven de relaties goed. Want Silvia de Groot was niet iemand die haar onderzoek deed met academische distantie, zij werkte met hart en ziel. Haar meeleven, haar intense solidariteit met de marrons was onvoorwaardelijk.

Dat bleek opnieuw in 1970. Toen organiseerde zij de reis die vier grootopperhoofden van de marrons maakten door het gebied van hun voorouders in West-Afrika. Zij schreef er misschien wel haar beste boek over: het meeslepende reisverslag Surinaamse granmans in Afrika (1974). Een grote stroom publicaties zou nog volgen, in tal van tijdschriften en bundels. Zelf stelde zij ook een nummer over marronculturen samen voor het tijdschrift Oso, dat op zijn beurt háár eerder met een bijzonder nummer in 1983, toen zij 65 werd. Haar belangstelling bleef overigens niet beperkt tot Suriname. Zij intereseerde zich ook bijzonder intens voor Mexico en toen zij de 80 al voorbij was, ging zij nog naar Bali om daar een studie te verrichten naar vrouwelijke priesteressen: Ringing the bell (2004).

In haar schitterende appartement in een oud pakhuis aan de Amsterdamse Brouwersgracht leefde Silvia omringd door de parafernalia van haar lange, werkzame leven, in een klein museum met stukken van over de hele wereld, in een uitzonderlijke persoonlijke bibliotheek. Zij ontving daar velen – ook nog jaren na het overlijden van haar geliefde Sybren – als de grande dame van de Surinamistiek. Die rol hoefde zij niet te spelen, want zij wás een grande dame, van een uitzonderlijke allure, maar ook met die flonkering van bijna ondeugende vitaliteit in haar ogen, vooral toch wanneer zij vertelde over haar vele belevenissen onder de Ndyuka. Voor haar werk ontving zij veel onderscheidingen, maar de onderscheiding was toch de vriendschap die zij haar hele leven mocht blijven ondervinden van de marrons, van de Gaanman tot de eenvoudigste roeier.

Een levensbeschrijving en bibliografie bij Buku: klik hier.

 

 

Foto: Silvia W. de Groot

Eugène Drenthe is er tussenuit gepiept

door Michiel van Kempen

Eugène Drenthe is niet meer. Hij piepte er tussenuit op zijn 83ste in Rotterdam, op 30 maart 2009. “Piepte er tussenuit”: dat is het soort taal dat Drenthe verstond. Hij was een man van de straat, een man die met zijn bulderende stemgeluid de kleinburgers de stuipen op het lijf kon jagen. Een echte NAKS-man, sociaal-bewogen, altijd aan de kant van de verschoppelingen, altijd de jeugd de weg omhoog wijzend. In 1972 kreeg hij de Orde van Oranje-Nassau, maar die hoefde hij niet: hij had in zijn eigen ogen immers niks bijzonders gedaan.

Hij was geboren op de plantage Laarwijk in het district Suriname op 12 december 1925. Hij was de zoon van Louise Drenthe en het buitenechtelijk kind van een opzichter, buitengewoon agent van politie en koster Constantijn Kogeldans. Ook daarover sprak Eugène Drenthe alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Het wàs ook de gewoonste zaak van de wereld in Suriname, het was de waarheid en dus kon er over gepraat worden volgens Eugène. Zoals het ook de gewoonste zaak van de wereld was dat een negerjongen van boyti Sarnami sprak, of Hindostaans zoals dat nog genoemd werd in de jaren ’50, en niet alleen Sranan. Op zijn elfde speelde hij al natak bij een Hindostaanse groep, maar zijn toneelcarrière kreeg pas echt vaart bij Emilio Meinzak in 1957. Twee jaar later schreef hij zijn eerste stuk, Rudie, het voetbaljongetje. Er zouden er veel volgen, eerst in Suriname, vanaf 1977 ook in Nederland: volkstoneel, sociaal theater met heel veel muziek en dans en talen van alle bevolkingsgroepen van Suriname. Ook dat was weer de gewoonste zaak van de wereld, geen middel liet hij onbeproefd om maatschappelijke problemen, de interetnische verhoudingen, de slavernijgeschiedenis, incest en seksualiteit voor het publiek zo herkenbaar mogelijk te maken. Tientallen stukken schreef hij en ook nog vier dichtbundels.

Een kleine vier jaar geleden zag ik hem voor het laatst, hij ging zijn 80ste verjaardag vieren. Ik hoorde hem al van verre, de voordeur in de Rotterdamse Korfmakerstraat stond open, zijn schallende lach deed een passerende Marokkaanse achter een kinderwagen eerst verschrikt opkijken en dan zachtjes lachen. Hij heeft veel mensen laten lachen, zalen vol, en dan gingen die mensen naar huis en dachten er over na wat ze gezien hadden. Of ze dachten er geen seconde meer over na, dat was all in the game. Maar je kon eigen moeilijk anders dan lachen als je dacht aan die man met zijn grote hart die er nu niet meer is en een schallende leegte achterlaat: Eugène Drenthe.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter