blog | werkgroep caraïbische letteren

In memoriam: Rudi de Bruin, mijn vader (13 september 1929 – 14 juli 1984)

door Claudett de Bruin

‘Nafu, nafu, kondreman na ala sey, unu doro baka nanga yu eygi programa, Piki Piki Pley.’[1]

Zo begon mijn vader zijn dagelijks advertentieprogramma op de radio. Op zijn eigen humoristische wijze bracht hij in foutloos Sranan advertentieboodschappen die hij lardeerde met Sarnami, Javaans, Hakka, Saramaccaans en Aucaans en af en toe een Inheemse taal waarvan ik altijd heb vermoed dat hij die ter plekke verzon; kortom alle talen die we in Suriname spreken. Hij had een speciale liefde en interesse voor het Sranan, maar was ook uitmuntend in het Engels en Spaans, hij sprak goed Frans en Papiamentu. Zijn kennis van het Nederlands noem ik natuurlijk ten overvloede. Sommige familieleden verklaarde hem voor gek omdat hij zijn dochters boven de wieg verhaaltjes van Annie M.G. Schmidt voorlas. Hij was een man die zijn talenten uitbuitte, ze geen rust gunde en ze volledig gebruikte. Van zijn talenknobbel vooral liet hij niets onbenut: ik zie nog zo de schriften voor me die hij gebruikte voor zijn Chinese les in Kong Ngie Tong Sang. Het was niet makkelijk: a Sneysi ben dangra en![2]

Ik was zeven jaar en we waren met het gezin op vakantie op Stoelmanseiland. Mijn vader was in de kamer in gesprek met een kamermeisje, uiteraard in haar eigen taal. Boos werd er op de deur gebonsd: haar man wilde weten met wie ze stond te praten! Hij verloor bijna zijn kamisa[3] toen bleek dat het Aucaans uit de mond kwam van een roodverbrande man met een ruitjesshort en een bloemetjeshemd. Het kostte mijn vader al zijn overredingskracht om de man ervan te overtuigen dat hij geen Amerikaan, maar gewoon een Surinamer was. Gedurende de rest van ons verblijf week de eilander niet meer van onze zijde: hij werd onze persoonlijke gids en elke avond bezegelden beide mannen hun vriendschap met een koude Parbo dyogo[4].

Rudolf (Rudi) Harry de Bruin – Dolf voor de familie – werd geboren op 13 september 1929. Als hij in leven was, zou hij dit jaar zijn tachtigste verjaardag vieren. Hij stierf op 14 juli 1984, precies 25 jaar geleden. En voor wie het nog niet weet: het militaire regime heeft meer slachtoffers gemaakt dan alleen die van 8 december ’82. Zoals velen die weigerden hun integriteit prijs te geven, heeft ook mijn vader het moeten afleggen tegen de laffe macht van de dictatuur. Maar een nalatenschap die gebaseerd is op een goede reputatie en op uitzonderlijke prestaties, laat zich niet wegschieten en laat zich de mond niet snoeren.

Zijn professionele loopbaan:

AVROS (Algemene Vereniging Radio Omroep Suriname)
1954 – 1958: omroeper. Elke avond draaide hij Latijns-Amerikaanse muziek die hij voor de luisteraars naar het Nederlands vertaalde. Hij was de eerste persoon die een programma in het Sranan op de radio verzorgde. Voor die tijd een gedurfde stap!

AVROS was als instituut voor haar tijd logischerwijs behoudend. Toen Rudi de Bruin voor het eerst een programma in het Sranantongo verzorgde via de AVROS, belde de vrouw van psychiater Abrahams sr. naar de studio om onmiddellijk haar lidmaatschap op te zeggen. Ze deed dit uit protest dat het volkstaaltje op de radio werd gebruikt (H. Braam). In zijn Wan monki fri schrijft Dobru (1969:65) hierover: ‘Wij konden het niet hebben dat ons volk ook door de ether werd overladen met koloniale cultuur. Een vreselijk conservatieve boel was dat. Bruma zat in het bestuur. Paard van Troje.’ – (Uit: Jopie Pengel 1916-1970; Hans Breeveld; p. 207)

Uit deze tijd stammen de zo populaire voetbalwega’s[5], ‘live’ reportages in het Sranan van verzonnen voetbalwedstrijden. Paramaribo zat elke week gekluisterd aan de radio om te luisteren naar de verrichtingen van de jongens van ‘Akapu dyari’, van scheidsrechter Bonkundu en ‘fu syi bal leki bal. Sensi mi ma meki mi nooiti mi syi so bal ete!’[6]

Rudi de Bruin met Julius Defares.

RAPAR (Radio Paramaribo)
1958 – 1965: programmamaker; hoofd van de nieuwsdienst.
Hij hield zich intensief bezig met het Sranan, was lid van het literaire tijdschrift Tongoni onder redactie van René de Rooy, Henny de Ziel en Jan Voorhoeve, publiceerde diverse gedichten en schreef het eerste Sranan kerstverhaal. In een radioprogramma leverde hij ongezouten kritiek op Kans op onweer, de eerste gedichtenbundel van Corly Verlooghen (Rudy Bedacht).

Kans op onweer maakte veel los, al is de receptie in Suriname niet geweest wat de dichter ervan verwacht had. Al vóór de verschijning had hij voor zoveel publiciteit gezorgd, dat eind 1959 een bericht verscheen dat enkele dichters de koppen bij elkaar hadden gestoken om te komen tot een bundel met de titel Kansloos geweerd. De coördinator zou Rudi de Bruin zijn […]. Hij besprak de bundel voor de radiomicrofoon en de tekst van die bespreking verscheen de dag erna in De Ware Tijd. Zijn kritiek was niet mals: het formaat van het boek vindt hij dat van ‘een leesboekje voor de vierde klas’, hij maakt bezwaar tegen het predikaat ‘Surinaamse’ dat aan het woordje dichter voorafgaat en begrijpt de aanduiding ‘zakelijke poëzie’ niet: ‘ontdaan van alle onechte franjes, blijft er ten slotte slechts een zeer romantisch puberideaal over. Verlooghen spreekt volgens De Bruin de taal van de materialistische generatie die hij ‘op zijn pompeus aangekondigde wereldreizen’ aan het werk heeft gezien. Alleen al in Brussel heeft Verlooghen ‘drie lange maanden lang de universele mens bekeken op de Expo, drie lange maanden […] Kan hij die universele mens niet evengoed ontdekken bij zijn buurman of bij een boer in Coronie die hij allicht beter begrepen zou hebben en dus niet klakkloos behoefde na te praten?’ Het doet Rudi de Bruin vreemd aan ‘in bijna ieder vers een verweer te lezen tegen de mogelijk op dit werk uit te brengen kritiek’. En hij stoort zich aan de openingsregels: ‘Bedoelt Verlooghen misschien dat Koenders, nu wijlen, of Lichtveld, Trefossa, Rellum en anderen tot het slapend volk behoren of wil hij ons zeggen dat de Surinaamse dichter Corly Verlooghen de “Lindbergh” is van deze tijd?’ Maar hij onderkent wel talent in de bundel. Hij is ervan overtuigd ‘dat Verlooghen in het dichterskoninkrijk een plaats zal kunnen innnemen… de plaats der bescheidenheid…’
(Uit: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur; Michiel van Kempen, p. 800, 801)

STVS (Surinaamse Televisie Stichting)
1965 – 1975: hoofd van de nieuwdienst
In de straat waren wij één van de eerste gezinnen met een televisie, een enorm bakbeest met een donkerbruine houten kast. Ik was net zes jaar toen elke avond het huis precies om zes uur volliep met frisgewassen buurkinderen in pyjama die op de vloer plaatsnamen om een uurtje naar Yogi Bear, Bugs Bunny of vrouwtje Bezemsteel te kijken. Om half acht begon het journaal (de gasten waren al naar huis) en papa verscheen beeldvullend op de buis met jas en das. Het glas van onze televisie werd brandschoon gehouden, niet omdat we overdreven proper waren, maar omdat wij elke avond pa een kusje gaven. Vóór hij van huis ging, kreeg hij van zijn dochters de opdracht: ‘Papa, je moet lachen hoor!’ Al waren omroepers toen dun gezaaid, vader begreep drommelsgoed dat hij niet uitgebreid kon zitten grijnzen op de televisie. Hij bedacht zo nu en dan een aardig compromis, heel vluchtig raakte hij soms zijn oor aan, of wriemelde met zijn neus. Wanneer hij thuiskwam vroeg hij: ‘Heb je het gezien? Speciaal voor jou gedaan.’

Zijn grootste hobby was zwampvissen, zijn reputatie als ukuman[7] is nog steeds levend. Soms kwam hij zo van het visgat, racete in één van zijn geliefde Volkswagen Kevers (geen gezicht met zijn postuur, maar hij vertikte om in iets anders te rijden) met de hengelstokken nog op de auto naar de studio, haalde een natte kam door zijn ‘vlas’, schoot de bovenste helft van zijn kostuum aan en nam met zijn vriendelijkste glimlach plaats achter de nieuwstafel. De bemodderde laarzen die uit de stinkende vissersbroek staken kwamen gelukkig niet in beeld.

Reclamebureau Rudi de Bruin
1975 – 1984: Directeur, correspondent persbureau Reuter
‘Vóór dit land zelfstandig wordt, moet ik zelfstandig zijn.’ Een krachtige uitspraak van de man, die wist dat hij het op zichzelf kon maken. Op 17 november 1975, een week voor Suriname’s staatkundige onafhankelijkheid, opende hij de deuren van zijn eigen reclamebureau. Het ging hem voor de wind, hij presenteerde reclame in de ruimste zin des woords en hij verzorgde iedere avond het goed beluisterde advertentieprogramma op de radio: Piki Piki Pley, een woord dat hij overigens zelf heeft gemaakt en dat in de loop der jaren zijn plaats in het Sranan heeft verworven.

‘Oom Rudi’ was een man van het volk. Op een dag liep hij langs Spanhoek Soda Fountain en een zwerver (ja, toen al) schoot hem aan: ‘Oom Rudi, heb je niet een gulle voor je jongen om een broodje te kopen?’
‘Een gulden?’ vroeg mijn vader, ‘Een broodje kost toch een kwartje?’
De zwerver pareerde dit met de volgende uitspraak: ‘Oom Rudi, je hebt gisteren zelf op tv gezegd dat de kosten van levensonderhoud zijn gestegen.’
Mijn vader moest hier hartelijk om lachen en de man kreeg zijn gulden.

Papa, Dolfie, Oom Rudi, je zal nooit vergeten worden. Je nalatenschap, je integriteit en je gevoel voor humor overschrijden de grenzen van de tijd en halen zonder geweld barrières neer. Elke keer als iemand mij vraagt: ‘Ben je een dochter van?’ kan ik met trots zeggen: ‘Jazeker, ik ben een dochter van Rudi de Bruin.’

[1] Goedenavond, landgenoten, we zijn er weer met uw eigen programma, Piki Piki Pley.
[2] Het Chinees maakte het hem niet makkelijk!
[3] omslagdoek
[4] Literfles bier
[5] voetbalwedstrijden
[6] Om ballen als ballen te zien. Vanaf ik geboren ben heb ik nooit zulke ballen gezien!
[7] hengelaar

 

1 comment to “In memoriam: Rudi de Bruin, mijn vader (13 september 1929 – 14 juli 1984)”

  • Een mooi memorium. Een bijzondere man.Ik wil geen oude wonden openmaken, maar in het belang van de geschiedschrijving: zijn de omstandigheden rond zijn dood nog opgehelderd?

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter