blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: In memoriam

Erich Zielinski – In memoriam

door Ezra de Haan

Als redacteur van Uitgeverij In de Knipscheer heb ik vaak met genoegen naar de verhalen van Erich Zielinski (1942-2012) mogen luisteren. Vrijwel ieder jaar bezocht hij de uitgeverij. Wat als een gesprek begon veranderde al snel in een monoloog. Zielinski was een causeur, een rasverteller. Mensen zoals hij hebben publiek nodig en zodra dat aanwezig is, steken ze van wal. Een gesprek over een nog te publiceren boek mondde uit in de zeer gedetailleerde beschrijving ervan, hoe het boek samenhing met zijn vorige werk, de politieke toestand van de Antillen, pikante anekdotes over alle genoegens van het leven, luid gedeclameerde gedichten in het Spaans of Nederlands en ervaringen uit zijn praktijk als advocaat. Die professie klonk door in de opbouw van zijn betoog. Iedere zijstap die hij tijdens zijn verhaal leek te maken had een bedoeling. Hij wist precies waar hij naartoe werkte. Geen zin, hoe meanderend ook, die niet kloppend was. Bij iedere ontmoeting werd ik mij bewust van zijn kwaliteiten als advocaat en als schrijver. Hij schreef zijn romans met een passie die bewonderenswaardig was. Steeds als hij over De engelenbron vertelde, hoorde ik hoe er emotie doorklonk in zijn beschrijvingen van de ervaringen en emoties van de personages. Hij schaamde zich daar niet voor. Hij vertelde hoe, tijdens het schrijven, de tranen hem soms in de ogen stonden. En ik geloofde hem.

Kort nadat Derek Walcott de Nobelprijs had ontvangen, bezocht ik een lezing van hem in Amsterdam. Tussen de aanwezigen zag ik meteen het gestalte van Erich Zielinski. Lang en groot als hij was, kwam hij mij als een reus voor. Een vriendelijke reus. Charmant als altijd schudde hij mij de hand. Hij vertelde mij dat hij Walcott eens flink de oren zou gaan wassen. Wat hij schreef en zei beviel Erich niet en het werd tijd dat iemand hem eens de waarheid zei. In stilte verheugde ik mij op de confrontatie. Twee intelligente mensen met Caribisch bloed beloofde een stevig verbaal vuurwerk. Erich nam naast mij op de harde, houten banken plaats en wachtte zijn beurt af. Zijn enorme lichaam paste amper en het viel mij op dat hij heftig transpireerde. Ik weet het toen aan drank of emoties. Plotseling stond hij op, boog zich naar mij toe en mompelde: jetlag. Hij was weg voor de boodschap tot mij doordrong. Die dag zag ik hem niet meer terug. Nog steeds vraag ik mij af of hij toen al last kreeg van de ziekte die hem later fataal zou worden.

Een andere ontmoeting met Erich Zielinski vond ook plaats in Amsterdam. Samen met Guus Bauer trof ik Erich, zoals afgesproken, in café de Zwart. We dronken een paar bladen bier leeg, betaalden en liepen daarna meteen door naar boekhandel Selexyz voor de presentatie van een James Bond-boek. De uitgever had als gimmick een kleine bar neergezet waar je cocktails kon krijgen. Shaken, not stirred. Erich wrong zijn corpus tussen de mensen door en bestelde drie cocktails. Waar ik nog aan de drank sipte, sloeg hij het longdrinkglas achterover alsof het een borrel betrof. Een blik naar de barman en het optrekken van zijn wenkbrauwen maakte duidelijk dat hij er nog een wilde. “Drie,’ klonk het rustig maar beslist en een knikje van het grote hoofd gaf aan dat de andere twee voor ons waren. Ik zag dat de barman er onrustig van werd. Er stonden meer mensen op hun cocktail te wachten. Maar of het verstandig was om iemand met het lichaam van een zwaargewicht bokser niet direct te bedienen… Het zweet stond op zijn voorhoofd en in een razend tempo probeerde hij een nieuwe rij cocktails te fabriceren. Erich had zijn glas inmiddels al lang weer achter de kiezen. ‘Jij,’ klonk het weer. Een vinger wees gebiedend naar het glas dat Erich veel te leeg was. En zo ging het door totdat alle flessen op de minibar bijna leeg waren. De barman zag dit met opluchting en durfde daar Erich op attent te maken. Die ging even op de tenen staan, als een grizzlybeer vlak voordat hij met zijn klauwen uithaalt. Weer gingen de zware wenkbrauwen omhoog.
Ik zie daar nog wat rum, ik zie wodka, wat sap… mix dat dan, man!
Weer werd een glas, nu met de laatste restjes, gevuld en soldaat gemaakt. ‘Wat gaan we nu doen?’ vroeg hij vervolgens broodje nuchter.

Het was dan ook een grote schok toen we een jaar later op de uitgeverij het bericht hoorden dat hij ernstig ziek was. Alvleesklierkanker en eigenlijk al opgegeven. Erich liet het er niet bij zitten. Hij ging de ziekte als een kerel te lijf, liet zich in Venezuela opereren en pakte daarmee de hoop op de kleine kans om het te overleven. Toen we hem, na zijn operatie weer zagen, was het moeilijk in hem dezelfde vriendelijke reus te herkennen. Erich had niet een maar wel twee of drie jassen uitgetrokken. Hij leek gekrompen,was grijs geworden. Maar zijn strijdlust en energie waren nog altijd aanwezig. Weer vertelde hij over zijn nog te schrijven boeken, de dichtbundel die al af was, zijn nieuwe kijk op het leven en zijn ervaringen als kankerpatiënt. Hij had geen behoefte aan medelijden, wat voor hem telde waren de boeken, zijn personages, een vertaling in het Engels en de mogelijke verfilmingen van zijn romans. Zelfs nadat hij de dood in de ogen had gekeken, wilde hij van geen wijken weten. Helaas was het een strijd die zelfs iemand met de vechtlust van Erich Zielinksi niet kon winnen. Wat van hem resteert zijn prettige herinneringen en de drie prachtige romans die hij schreef: De Engelenbron, De prijs van de zee en Scott Zuyderling. Hopelijk weet hij ons nog met wat nagelaten werk te verrassen als straks zijn laptop en manuscripten boven tafel komen. Curaçao heeft met Erich Zielinski een markant mens en een excellent schrijver verloren.

Anil Ramdas 1958-2012

door Roy Ristie

Treffender dan mijn schoolmaatje het ooit eens heeft verwoord, heb ik het nooit eerder gehoord.
“Humor zonder pijn is nooit grappig”. Tekenend voor een man die in mijn ogen over uitzonderlijk kwaliteiten beschikte, en misschien daarom als zonderling door het leven ging.

Zijn heengaan roept tal van vragen bij me op. Waarom hij toch zelf een einde maakte aan een tragedie waaraan een zekere Badal (hoofdpersoon in zijn gelijknamige politieke roman 2011) blootgesteld was? Verschuilde hij zich toch achter die Badal? Besloot hij toch om een eigen interpretatie te geven aan het applaus dat hem als gevierd essayist en columnist vaak ten deel viel? Trok hij het zich toch aan dat hij als getinte migrant hier niet veel had om te ´onthullen´?; een landgenoot te zijn die gedoemd is altijd een outsider te blijven? Waarom liet hij toch zijn eigen kaartenhuis in elkaar storten? Of vond hij zichzelf als auteur van zijn politiek roman ´Badal´ een sukkel, die geen afstand kon nemen – omdat het nou eenmaal niet anders kan – van zijn personage Badal? En besloot hij uiteindelijk – ingegeven door het drijfzand waarin Badal zich bevond – mee te gaan met een ultiem lot van deze Badal?

Gelukkig worden veel van deze vragen door hemzelf beantwoord in een exclusief gesprek dat Jeroen van Kan vorig jaar met hem had over zijn (politieke)roman debuut Badal. Als je het mij vraagt: verplichte literatuur om elkaar eens beter te begrijpen en opmerkingen/gevoelens enigszins te kunnen plaatsen. Luister naar het interview via deze link.

[van Facebook, 17 februari 2012]

De tussenlanding op planeet aarde was het leven waard!

In Memoriam Erich Zielinski

door Franc Knipscheer

Tot op het laatste moment wilde ik niet echt geloven dat Erich Zielinski het loodje zou leggen. Hij leek immers een kat met zeven levens te zijn en volgens mij waren die nog niet alle zeven voorbij. Bij het afsluiten van een van die levens kon hij bijzonder troostrijk zijn voor hen die het met de eindigheid van één leven moesten stellen.

Op 11 augustus 2011 mailde hij me nog: ‘Waarschijnlijk ben ik in het najaar in Nederland.’ Dat was een vertrouwenwekkende aankondiging die hij sinds 2004 elk jaar deed en ook nakwam. Zijn bezoeken aan de uitgeverij hadden iets van een jaarlijks uitje, een feestje, dankzij zijn goedgemutstheid (altijd die zwarte alpinopet), met zowel van zijn als van onze kant traktaties op tafel. En natuurlijk werd er ook gewerkt aan de manuscripten. Maar afgelopen najaar is hij niet meer naar Nederland gekomen.

Erich Zielinski bleef altijd iets jongensachtig houden. Hij smeedde plannen, richtte fundashons op, die niet altijd een lang leven beschoren waren. Maar de plannen, de ideeën, dié waren belangrijk, die getuigden van zijn levenslust en enthousiasme. Toch was Erich Zielinski voor mij ook een man van de oude stempel, niet wat leeftijd betreft, maar simpelweg omdat hij moeiteloos lange strofen van de ene grote dichter na de andere (ik herinner me bijvoorbeeld Pierre Lauffer, Pablo Neruda, Koos Schuur) uit het hoofd kon (re)citeren – en inderdaad ongeacht of dat nu in het Nederlands, het Papiaments of het Spaans was. Kom daar nog maar eens om vandaag de dag. Daar was ik strontjaloers op.

Erich Zielinski was ook een ‘family man’. Zijn kinderen en kleinkinderen waren – eerlijk is eerlijk – de werkelijke reden om met regelmaat naar Nederland te komen… Hij mailde vorig jaar: ‘Ik zie van dag tot dag het leven aan: de planten en dieren in de tuin en vooral mijn kleinkinderen wanneer die op bezoek zijn.’

Aan een van zijn doktoren schreef hij bijna een jaar geleden als opdracht in De Engelenbron: ‘Aan een vriend en reisgenoot in de oneindigheid van tijd en ruimte in het universum; de tussenlanding op planeet aarde was het leven waard!’

Ramdas heeft Badal geactualiseerd

Teruglezend wat Anil Ramdas allemaal heeft gezegd in zijn interview met Elsbeth Etty in NRC Handelsblad van juli 2011 kan niet anders geconstateerd worden dan dat de roman Badal veel en veel autobigrafischer is dan Ramdas daar wil toegeven. Daar zegt hij onder andere: “De hoofdpersoon, de progressieve intellectueel van Surinaams-Hindoestaande afkomst Harry Badal, beschouwt de teloorgang van zijn idealen als een persoonlijk falen, zoals hij ook zijn alcoholisme, het mislukken van zijn huwelijk en carrière als een persoonlijk falen ziet. Daarom moet hij ten onder gaan. Dat geef ik in het eerste hoofdstuk al weg. Maar ik, Anil, bén er nog, mijn huwelijk heeft nooit op het spel gestaan, ik heb mijn alcoholconsumptie onder controle – dus die elementen in mijn roman zijn niet autobiografisch.”

Blijkt nu dat Ramdas níets onder controle had. Ik haast mij om er aan toe te voegen dat dit geenszins een verwijt is, integendeel, ik respecteer het ten volle, het is zijn goed recht om het heft in eigen handen te nemen. Maar het tragische hierbij is dat Ramdas in dat interview heeft gezegd wat hij wel móest zeggen voor zijn omgeving, want je kúnt toch niet zeggen dat je huwelijk op het spel staat, dat je je aclcoholprobleem niet onder controle hebt, etcetera. Dat was voldoende geweest voor een onmiddellijke echtscheiding en opname in een kliniek voor alcoholverslaafden en dat moest hij nog even zien te voorkomen.

Terecht vraagt Etty: “Zit het Badal niet vooral dwars dat hij er zelf niet meer toe doet?”, waarop Ramdas antwoordt:
”Hij is inderdaad uitgerangeerd, zoals zoveel mensen zich vandaag de dag uitgerangeerd voelen. Dat ons dit is overkomen, moeten wij onszelf aanrekenen.” Als Etty dan vraagt waarom hij opeens overschakelt op “wij” geeft hij een handig ontwijkend antwoord om toch maar vooral niet te laten blijken hoe autobiografisch zijn laatste roman is. Hij is er echter niet ver mee gekomen. Al heeft hij voor mij zijn beloftes nooit volledig waargemaakt, ik betreur het dat hij daarover niet meer kan schrijven.

Anil Ramdas overleden

Schrijver, journalist en programmamaker Anil Ramdas is gisteren donderdag 17 februari 2012, op 54-jarige overleden. Volgens zijn familie gaat het om een “zelfverkozen dood”.

Ramdas werd in 1958 in Paramaribo geboren, maar groeide op in Nickerie. Hij studeerde sociale geografie in Amsterdam. Tijdens zijn studie deed hij onderzoek in India en op Curaçao. Ramdas zette zich in voor asielzoekers en vluchtelingen in Nederland.

In 1989 ging Ramdas de journalistiek in bij weekblad De Groene Amsterdammer. Enkele jaren later begon hij als columnist bij NRC Handelsblad. Later werd hij voor die krant correspondent in India. Hij maakte ook radio- en televisieprogramma’s voor de VPRO, onder meer samen met Stephan Sanders het gespreksprogramma Het Blauwe licht. Van 2003 tot 2005 leidde Ramdas debatcentrum De Balie in Amsterdam. Als essayist maakte hij naam met een bundeling briljante stukken in De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea (1992).

In 2009 verscheen Paramaribo: de vrolijkste stad in de jungle, een reisverslag dat gemengd werd ontvangen. Zijn laatste boek, de roman Badal (2011), een duidelijk autobiografisch geïnspireerd relaas over een intellectueel in Nederland, werd door de kritiek vrij breed als een mislukt fictiewerk aangemerkt.

Ramdas werkte de laatste jaren als eindredacteur en presentator voor de Stichting Multiculturele Televisie Nederland (MTNL).

Erich Zielinski overleden

Schrijver en dichter Erich Zielinski is gisteren, woensdag 15 februari 2012, in Willemstad na een lang ziekbed overleden.

In 2004 maakte Zielinski zijn debuut met de roman De Engelenbron, die zich grotendeels afspeelt in Otrobanda, waar het leven beheerst wordt door de problemen van overleving en drugs. Hoofdpersoon is de oud-politieman Monchín die de alledaagse werkelijkheid probeert te ontvluchten door zich te verplaatsen in zijn verbeelding, wanneer hij op zijn Harley Davidson zit
die met keilbouten verankerd is boven een oude waterput. Het boek werd genomineerd voor de Gouden Strop, en ontving in 2007 op Curaçao de Cola Debrot-prijs.

Zielinski werd op Bonaire geboren als zoon van een Duitse vader en een Curaçaose moeder, maar hij groeide op in het oude stadsdeel Otrobanda op Curaçao. Na zijn opleiding (kweekschool en rechtenstudie) in Nederland keerde Zielinski terug naar de Antillen waar hij werkzaam was als onderwijzer. Hij werd in die tijd oprichter en redacteur van het tijdschrift Vitó, dat in de woelige jaren zestig als ‘kritisch tijdschrift’ tegen het establishment op de Nederlandse Antillen ageerde. Op Curaçao voltooide hij zijn rechtenstudie en vestigde hij zich als advocaat. Begin jaren zeventig was hij korte tijd hoofdredacteur van het niet meer bestaande dagblad Beurs- en Nieuwsberichten, waarna hij toch weer koos voor de advocatuur.

Zijn roman De prijs van de zee (2008) speelt zich af op Bonaire, waar de vondst van een bijna in zee gestorte wagen leidt tot rivaliteit in een vissersdorpje. De korte roman Scott Zuyderling (2009) is grotendeels gesitueerd in Nederland. Advocaat Scott Zuyderling gaat naar de begrafenis in Nijmegen van Ronnie, de zoon van Scotts vriend Armand. Ronnie heeft zelfmoord gepleegd. Scott realiseert zich dat Armand er met hem als zijn beste kameraad nooit over heeft gesproken dat Armand een kind heeft verwekt bij zijn eigen schoondochter (Ronnie’s vrouw). Hij wordt geconfronteerd met zijn eigen geschiedenis en vooral met de verhouding tot zijn homoseksuele zoon.

Zielinksi is auteur van de alternatieve Staatsregeling van Curaçao van politieke partij Pueblo Soberano. Hij noemde het concept ‘een manier om ordening te brengen voor het nieuwe land’.

Erich Zielinski is 69 jaar geworden. Dat hij ruste in vrede.

Voor een recent stuk over zijn drie romans, verschenen op deze blogspot, klik op deze link.

De strijdbare eenzaamheid van de verloren liefde

door Nicolaas Porter

Iemand mateloos bewonderen maakt je kwetsbaar en kan leiden tot ziekelijke jaloezie. Dat is eigenlijk het thema van leven en werk van de op 30 januari overleden Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing (1948-2012). Haar seksuele geaardheid maakte haar tot buitenstaander. Dit gegeven komt sterk naar voren in haar debuut: ‘De hanen en andere verhalen’ (1974). De personages in deze verhalen hebben met elkaar gemeen dat ze zich nergens thuisvoelen. Het zijn en blijven buitenstaanders. Om te overleven zoeken ze hun toevlucht in verbeelding en fantasie. Het zijn echter niet alleen deze twee elementen die een rode draad vormen in haar werk. Het zijn ook de fixatie en de tijd die daarin bepalend zijn. Fixatie kan focusssen betekenen, maar ook verstarren, de tijd proberen stil te zetten en een bewonderde persoon tot een zoutpilaar van liefde en bewondering maken. Dan heb je alle ingrediënten bij elkaar die de zo begeerde liefde in feite onmogelijk maken. De geliefde zal zich immers uiteindelijk los willen maken uit dit web van gefixeerde en verstikkende liefde. En dan kan alles weer van voren af aan beginnen. Een eindeloze cirkel van toenemende kwetsbaarheid en verstikkende jaloezie. In haar laatste roman, Over de liefde (2008), die werd bekroond met zowel de AKO-literatuurprijs als de F. Bordewijk- en de Opzij-literatuurprijs, vormde haar liefdesrelatie de inspiratiebron. Deze relatie was stukgelopen omdat haar vriendin haar had verlaten voor een ander. In veel van haar werk speelt de verloren liefde een belangrijke rol maar in deze laatste roman komt dit gegeven uiterst sterk naar voren.

Doeschka Meijsing heeft ons veel nagelaten. Een stroom van romans, verhalenbundels, gedichten en essays. Zij besteedde grote aandacht aan de vorm van een verhaal: die moest helder en goed geconstrueerd zijn. Wat de inhoud betreft zou je kunnen stellen dat bewondering, fixatie en het daarbij onvermijdelijke verlies van de geliefde, elementen waren waar ze zich eigenlijk in thuis voelde. Als een vreemde exotische vis in het vlakke grijze water van de gewoonheid!

Doeschka Meijsing overleden

De Nederlandase schrijfster Doeschka Meijsing is maandag op 64-jarige leeftijd overleden in haar woonplaats Amsterdam. Meijsing stierf aan de complicaties van een zware operatie. Uitgeverij Querido heeft dat dinsdag bekendgemaakt.

Doeschka Meijsing – zus van schrijver Geerten Meijsing – schreef vele verhalen, gedichten, essays en romans. Ze debuteerde in 1974 met De hanen en andere verhalen. Voor Tijger, tijger! (1980) ontving ze de Multatuliprijs. De tweede man (2000) werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en betekende Meijsings doorbraak naar het grote publiek.

Haar roman 100% chemie (2002) werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en kan worden gezien als een opmaat tot Moord, haar deel van de roman Moord & Doodslag (2005), die ze samen met haar broer Geerten Meijsing schreef.

Haar roman Over de liefde uit 2008 werd bekroond met de F. Bordewijkprijs, de Opzij Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs. In het verhaal kijkt een lesbische schrijfster terug op haar verbroken relatie. Inspiratiebron voor Meijsing was haar relatie met vriendin, VN-criticus Xandra Schutte, die haar verliet voor haar uitgever H.J. Schoo. Het werd het laatste boek van Meijsing.

Skal rouwt om heengaan Winfred Dania

Kralendijk — De afdeling Cultuur, Kunst en Literatuur (SKAL) van het openbaar lichaam Bonaire rouwt om het heengaan van hun collega Winfred Dania, aldus het hoofd van de afdeling, Hubert Vis, in een persbericht. Dania is woensdag ingeslapen op 61-jarige leeftijd.

Dania werd op 20 januari 1950 op Aruba geboren. Omdat hij doof was, werd hij opgevoed in een doveninstituut in Nederland, waar hij werd opgeleid tot typograaf. In 1977 besloot Winfred om zich te vestigen op Bonaire. Hier ontwikkelde hij zijn artistieke gave en groeide hij uit tot één van de beroemdste schilders van het eiland. Gelet op zijn verdiensten als kunstenaar werd hij op 6 september 2003 door de Bonairiaanse overheid gehuldigd met de titel van ‘Ereburger’.

Dania was sinds 1989 in overheidsdienst, werkzaam bij Skal. Hier werkte hij als gids bij het museum en als technisch employé. In in januari 2010 ging hij met pensioen en hij heeft helaas niet lang van zijn pensioen kunnen genieten. Eind 2010 werd hij ziek en hij is de ziekte nooit meer te boven gekomen. Volgende week zou hij 62 jaar zijn geworden.

“Het is jammer dat hij zijn artistieke gave niet langer heeft kunnen aanwenden voor de Bonairiaanse gemeenschap. Namens alle ex-collega’s wensen wij zijn vrouw, kind en overige familieleden sterkte toe en dat hij moge rusten in vrede”, aldus Hubert Vis.

[uit Amigoe, 14 januari 2012]

Gaanman Gazon Matodja herdacht

door Carry-Ann Tjong-Ayong

De zaal in Trefcentrum Oase stroomt vol. Uit het hele land komen zij, de Marrons van Suriname, de Okanisi vooral, die wij stadscreolen, Aukaners of Ndyuka noemen. Maar ook de Pamaka, Aluku, Saamaka en de andere stammen zijn vertegenwoordigd om eer te betuigen aan de grote der grootsten, de koning van de binnenlandbewoners, zoals een van zijn onderdanen hem jubelend bezong toen hij zijn gouden kroon en staf van hem kreeg eerder dit jaar.

Ik ben een bewonderaar van deze charismatische, visionaire leider met zijn prachtige tradities. Natuurlijk speelt mijn leeftijd een rol. De jeugd van tegenwoordig heeft het treurigmakende schisma niet te weten waar zij staan in deze chaotische wereld die hen verwart en tot daden dwingt. Hoe kun je dan de leiders volgen die leven volgens de wetten van een andere eeuw?
Dat is voor hun ouders en grootouders. Later, veel later zullen zij pas inzien wat de waarde hiervan is. Maar zij, die nu aanwezig zijn, hebben toch van hun ouderen iets meegekregen van de bewondering voor een groot man, een gaanman, een groot leider, wat de juiste vertaling is, leren wij.

Ik word begroet door André Pakosie, de edekabiten in de diaspora. Hij wijst mij op het kleed waarop iedere aanwezige zijn naam en een laatste groet mag schrijven, zodat alle goede wensen straks door hem worden meegenomen naar Diitabiki. Wij krijgen een plaats aangewezen in de 2e rij van de genodigden, zodat ik de rituelen goed kan volgen.

Erna Aviankoi is de gastvrouw die de avond presenteert, wat zij met flair, humor en respectvol doet. Zij leidt André Mosis in die vakkundig de apinti bespeelt, verrassend van achter een gele muziekstandaard met bladmuziek. De kabiten en basya tegenover mij gezeten voor de Toowewataa lachen mij vriendelijk toe, ook degenen die mij nog niet kennen.

Na het rituele water in de kalebas gieten, gevolgd door rum, gaat de kalebas rond onder al de aanwezige kabiten en basya. Wij genodigden krijgen een bekertje water.

Mooie woorden recht vanuit het hard zweven door de lucht, blijven hangen bij de met prachtig geborduurde en geappliqueerde pangi aan de wand bij de foto van Gaanman Gazon met gouden kroon. Hij is niet meer, na 107 jaren. Een rijk gevuld leven met ook tegenslagen, de binnenlandse oorlog, de massamoorden bij Moi Wana, de wijze, waardige beslissingen die hij vaak moest nemen.

Anekdotes over de zware regeringsdelegatie die onder aanvoering van premier Johan Adolf Pengel, door de Marrons “Pen Pen” genaamd, de heer Gazon kwam installeren tot Gaanman. Volslagen ongepast en respectloos. Immers, de Marrons beëdigen altijd eerst zelf hun leider na een langdurend ritueel van opvolging in hun eigen tradities. Pas dan brengen zij hun Gaanman naar de stad om hem door de regering te laten erkennen. De regeringsdelegatie moest dus na een beleefd verzoek onverrichterzake te vertrekken…..

Dat geeft aan hoe weinig de stadscreool zich, zelfs nu nog, op de hoogte stelt van de traditionele normen en waarden in het binnenland.

De afgevaardigde van de Surinaamse Ambassade, spreekt met respect over de grote diplomaat die voor hem summa cum laude is geslaagd in zijn missie.

Het meest indringend is het betoog van edekabiten André Pakosie, die de Gaanman als persoonlijke vriend regelmatig bezocht en meermalen in zijn woning in Utrecht ontving. In 2000 vroeg Pakosie mij de Gaanman voor te stellen aan burgemeester Annie Brouwer. Ik was toen lid van de gemeenteraad en kon dit snel realiseren, na een paar telefoontjes en een opgestuurd C.V. We zaten in vol ornaat in de ontvangkamer van de burgemeester, die zich zichtbaar onder de indruk liet informeren over zijn onderdanen, zijn plannen en de ontwikkelingen in het binnenland. Deed de regering van ons eigen land het maar op deze wijze dacht ik treurig.

De dvd over het leven van de grootste, oudste, langstzittende Gaanman geeft ons inzicht in zijn bijzondere leven. Zo was hij. Zo is hij opgegroeid om te worden wie hij was. De gekroonde koning van de Marrons.

Vandaag wordt de Gaanman met veel respect herdacht. De oude tradities herleven. De onderdanen en vrienden lachen vrolijk, zingen, dansen, slaan de apinti, drinken uit de kalebas.
Geen tijd voor tranen meer. Gaanman Gazon Matodja leeft altijd voort in onze harten.

cat 17 december 2011

Herdenkingsbijeenkomst Sokoton Gazon Matodja

Op donderdag 1 december 2011, is de zeer gerespecteerde leider van de Okanisi Marrongemeenschap in Suriname Gaanman Sokoton Gazon Matodja heengegaan. Hij heeft de reis naar de voorouders aanvaard. De raden van Marron traditionele gezagdragers in Nederland:
* Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi Marrons;
* Raad van Kabiten en Basiya van de Pamaka Marrons; en
* Collectief van Saramakaanse Gezagdragers,
nodigen u hierbij uit voor het bijwonen van de traditionele Sidonbookodé (herdenkingsbijeenkomst) ter nagedachtenis van deze markante persoonlijkheid.

Programma

19:30 – 20:00 uur Ontvangst
20:00 – 20:05 uur Welkomstwoord door Kabiten Erna Aviankoi
20:05 – 20:20 uur Ceremoniële opening met de Apinti door
basiya André Mosis
20:20 – 20:30 uur Towéwataa-ceremonie (plengoffer), door: Kelepisi Theo Adang, basiya Marius Nengdisi, basiya Frans Weewee, basiya Johannes Papotto
20:30 – 20:35 uur Toespraak kabiten Cornelis Sanna van de Pamaka
20:35 – 20:40 uur Toespraak vertegenwoordiger Surinaamse Ambassade
20:40 – 20:45 uur Toespraak hedikabiteni Mutu Poeketie van de Saamaka
20:45 – 21:00 uur Een in memoriam van gaanman Gazon Matodja, door kabiten André R.M. Pakosie van de Okanisi
21:00 – 21:20 uur Videodocumentaire over gaanman Gazon Matodja
(onder voorbehoud)
21:20 – 21:30 uur Ceremoniële afsluiting officieel gedeelte met de Apinti door basiya André Mosis
21:30 – 22:00 uur Pauze
22:00 – 00:30 uur Gelegenheid voor o.a. Anainsi-verhalen en Marron traditionele zang en dans die bij een Sidonbookodé horen
00:30 – einde

Datum: Zaterdag 17 december 2011
Tijd: 20:00 uur
Adres: Trefcentrum Oase, Cartesiusweg 11, 3534 BH Utrecht
Namens de raden van Marron traditionele gezagdragers in Nederland, Kabiten André R.M. Pakosie der Okanisi Marrons in Nederland

Dood Gaanman Gazon Matodja, het einde van een tijdperk

door Kabiten André R.M. Pakosie

Gaanman Gazon Matodja is niet meer. Op donderdag 1 december 2011 heeft deze markante persoonlijkheid de reis naar de voorouders aanvaard. Gazon Matodja werd rond 1904 geboren in zijn vadersdorp Moitaki aan de Tapanahoni rivier in het binnenland van Suriname. Hij behoorde tot de Baakabee, een tak van de Otoo-lo. Zijn moeder heette ma Asafii (Otoo-lo) en zijn vader da Sadepai (Misidyan-lo). Zijn vader gaf hem bij zijn geboorte de naam Sokoton en zijn moeder de naam Gazon. De Otoo-lo is de matrigroep waaruit de gaanman van de Okanisi, vanaf 1767 voortkomt. Vanwege de matrilineaire ordening die de Surinaamse en Frans-Guyanese Marronsamenlevingen kennen in hun maatschappelijke bestel, wordt de afstamming van een persoon via de moederlijn gerekend, en vindt de erfopvolging ook langs de lijn van de moeder plaats. Op grond hiervan werd Gazon Sokoton Matodja, na de dood in 1964 van zijn oom gaanman Akontu Velanti, aangewezen als opvolger. In 1966 werd da Gazon Matodja in het dorp Puketi door het Okanisi volk beëdigd tot hun gaanman. Gazon Matodja werd hiermee de 14e gaanman van de Okanisi gerekend vanaf 1759. In de tijd dat da Gazon geboren werd, 1904, was er lang nog geen geboorteregistratie mogelijkheden bij de Marrons. Dit is iets van heel latere jaren. Da Gazon had dus geen geboorteakte en dus was niet exact bekend op welke uur, dag, maand en jaar hij werd geboren. Daarom moest er in 1966, bij zijn erkenning als gaanman door het gouvernement, een aanvulling plaatsvinden van het geboorteregister van het district Marowijne, waar da Gazon geboren is en woonde. Zijn leeftijd werd op grond van een schatting vastgesteld. Er werd bij de Burgerlijke Stand vastgesteld dat Gazon Matodja geboren is in het Binnenland op 20 april 1920. Hiermee is zijn leeftijd maar liefst 16 jaar te laag geschat. Hij zou dus op 91-jarige leeftijd zijn heengegaan, maar in werkelijkheid is hij op 107-jarige leeftijd van ons gescheiden.
Gaanman Gazon Matodja stond tot aan zijn dood bekend om zijn verfijnde diplomatie, zijn wijsheid, welbespraaktheid, vooruitstrevendheid en heldere geest. Hij was een gezaghebbende persoonlijkheid en gaat de geschiedenis in als de langstzittende gaanman van de (Okanisi) Marrons.
Als tienjarige jongen ging Gazon voor het eerst in 1914 met zijn vader Sadépai mee naar Albina om bagasi (vracht) te vervoeren van Albina en Saint Laurent naar het binnenland van Frans-Guyana. Op 31 juli 1916 kwam de pas door de Okanisi aangestelde gaanman Papa Amakiti met een grote delegatie aan in Albina, op doorreis naar Paramaribo voor zijn erkenning door het gouvernement als gaanman. Tijdens verschillende interviews die ik gehouden heb met gaanman Gazon Matodja voor het schrijven van het boek: “Gazon Matodja, Surinaams stamhoofd aan het einde van een tijdperk”, vertelde de gaanman, die toen als jonge met zijn vader op Albina was onder meer het volgende: “Ik heb da Amakiti voor het eerst ontmoet toen hij als gaanman in Albina aankwam op weg naar Paramaribo voor de erkenning door het gouvernement. Ik ging hem samen met mijn vader verwelkomen”. Da Gazon kon dus nooit geboren zijn in 1920 om in 1916 met zijn vader op Albina te staan om de nieuwe gaanman Amakiti te verwelkomen.
Later, toen da Gazon zelf oud genoeg was om voor zijn eigen levensonderhoud te zorgen en de vrachtvaart niet meer winstgevend was, werkte hij zoals vele andere Okanisi in die tijd in de houtkap en als losse arbeider bij onder andere (wegen)bouwprojecten van de overheid in het kustgebied van Suriname. Zo heeft hij als arbeider meegewerkt aan de aanleg van de weg van Albina naar Mongo.
In 1936 werd zijn oom, Pai Amatodja, door het Okanisi volk aangewezen als de opvolger van gaanman Amakiti. Gaanman Amatodja vroeg zijn jongere neef Gazon om hem bij te staan. Da Gazon had toen weliswaar nog geen stem in openbare vergaderingen, maar gaf binnenskamers wel adviezen aan de gaanman. Zo begon stilzwijgend de traditionele vorming van da Gazon tot toekomstige gaanman van de Okanisi. Hijzelf besefte dat toen echter nog niet. Da Gazon verliet zijn geboortedorp Moitaki en vestigde zich definitief opDiitabiki, de residentie van de gaanman van de Okanisi. Hij vertegenwoordigde zijn oom op vele bijeenkomsten, waarbij de gaanman door zijn topadviseurs en kabiten vertegenwoordigd moest worden. Hij zat ook in de delegatie die da Pai Amatodya in 1937 begeleidde naar Paramaribo om door de gouverneur erkend te worden als gaanman.
Krachtens de Okanisi traditie had da Amatodya eerst in het dorp Puketi traditioneel ingewijd moeten worden, alvorens de gouverneur in Paramaribo hem mocht erkennen. Dit gebeurde niet en het feit dat gaanman Amatodya slechts tien jaar als gaanman regeerde en toen stierf, werd toegeschreven aan deze fout. Daardoor ontbeerde gaanman Pai Amatodya volgens ingewijden daardoor de steun van de goden en de voorouders.

In juni 1947 overleed gaanman Amatodya op Diitabiki. Tijdens zijn leven wees hij da Gazon aan als zijn opvolger. Da Gazon vond zichzelf echter te jong voor het ambt van gaanman en vroeg zijn oom da Akontu Velanti het gaanmanschap op zich te nemen. Op 15 april 1950 werd da Akontu Velanti in Puketi geïnstalleerd tot gaanman van de Okanisi.
Op 16 april 1964 overleed gaanman Akontu Velanti.
In augustus 1965 terwijl de Okanisi bezig waren met de voorbereiding van de bookodé (officiële beëindiging van de rouwperiode) voor gaanman Akontu Velanti, arriveerde de toenmalige minister-president Johan Adolf Pengel met een delegatie van ongeveer honderd mensen op Diitabiki. Aanvankelijk dacht men dat hij was gekomen om de bookodé van gaanman Akontu Velanti bij te wonen, maar al snel bleek dat hij de kandidaat-gaanman, Gazon Matodja, wilde installeren als gaanman. Gazon weigerde, hij wilde namelijk niet dezelfde fout maken als zijn oom da Pai Amatodya toentertijd. Gesteund door de meerderheid van de Ndyuka gezagdragers bleef hij vasthouden aan zijn traditie. Pengel en zijn delegatie keerden geïrriteerd en onverrichter zake terug naar Paramaribo. Pengel vatte het op als een persoonlijke belediging en het voorval veroorzaakte tot aan Pengels dood, een spanning tussen hem en gaanman Gazon.

Nadat alle ceremoniën van de bookodé voor Akontu Velanti waren afgerond, werd da Gazon Matodja in een openbare vergadering in 1965 officieel voorgedragen voor het ambt van gaanman. In 1966 werd hij in Puketi geïnstalleerd tot de 14e gaanman van de Okanisi, gerekend vanaf de formatie van deze samenleving aan het eind van de tweede helft van de 18e eeuw. De installatie van een Okanisi gaanman ging gepaard met tal van rituelen en ceremoniën, waarbij de persoon voor het leven werd beëdigd. Na de installatie in Puketi werd de nieuwe gaanman vervolgens naar zijn residentie op Diitabiki gebracht waar ook de nodige rituelen plaatsvonden. Daarna bezocht de nieuwe gaanman nog twee andere heilige plaatsen van de Okanisi, de dorpen Gaanboli en Tabiki. Pas toen dat was gebeurd, was de nieuwe gaanman klaar om naar Paramaribo af te reizen voor de erkenning door de landsregering. In juli 1966 brachten de Okanisi hiervoor gaanman Gazon met een uitgebreide delegatie naar Paramaribo.

Regeerperiode gaanman Gazon Matodja

De regeerperiode van da Gazon is een van strijd en beproevingen, waarbij hij steeds heeft moeten kiezen tussen handhaving van de oude tradities of meegaan met de veranderingen van zijn tijd. Een moeilijke periode voor gaanman Gazon Matodja was de Bouterse-Brunswijkoorlog (1986-1992), waarvan zijn volk het slachtoffer werd. De persoonlijke vete tussen Ronnie Brunswijk, een Okanisi uit het Cottica-gebied, en Desire Delano Bouterse die leider was van het Surinaamse nationale leger, ontketende vergeldingsacties van het leger tegen de Marrons. Mensen werden massaal vermoord (o.a. in Moiwana en Atyoni), hun huizen in brand gestoken en veel Marrons moesten vluchten naar onder ander, Frans-Guyana, Nederland, USA en Canada. Gaanman Gazon kwam onder druk te staan. De Marrons in de vluchtelingenkampen (die hij driemaal bezocht) verwachtten van hem dat hij in het openbaar zou verklaren dat hij achter Ronnie Brunswijk stond. Het militair regime verwachtte van hem dat hij Ronnie Brunswijk de toegang tot het binnenland zou ontzeggen of hem zou uitleveren. De gaanman vond dat hij boven de partijen moest staan en geen mensen mocht aanzetten tot oorlog en moord. Dit standpunt huldigde hij tot aan zijn dood. In de binnenlandse oorlogsjaren reisde hij verschillende keren naar Frans-Guyana om met de Frans-Guyanese autoriteiten en de toenmalige gaanman Tolinga van de Aluku Marrons (de Marronsamenleving in Frans-Guyana) te praten over de vluchtelingen – voor het grootste deel Okanisi van het Cottica-gebied – die in de vluchtelingenkampen verbleven.
In 1987 en 1992 deed gaanman Gazon een oproep via Silvia de Groot en mijnpersoon waarin hij de wereld om aandacht vroeg voor de noodsituatie, die tijdens en na de oorlog in het binnenland was ontstaan. Hij deed een dringend beroep op Nederland om de humanitaire hulp niet stop te zetten. In 1992 leidde hij, op uitnodiging van het COOB (Comité Ondersteuning Ontwikkeling Binnenland, waarvan ik voorzitter was, Silvia de Groot secretaris en Kensly Vrede en Truus Koningsbloem leden), een delegatie van vier gaanman van de verschillende Marrongemeenschappen en een leider van de Inheemsen, naar Nederland om hulp te zoeken voor het binnenland.

Gaanman Gazon Matodja is de eerste gaanman van de Okanisi die buiten Suriname verschillende reizen maakte:
1970 Nederlandse Antillen
1970 Nederland
1970 Ghana, Togo, Dahomey en Nigeria
1977 Nederlandse Antillen
1977 Nederland
1977 Nigeria
1982 U.S.A. (uitgenodigd op voordracht van Prof. R.F. Thompson, door het Timothy Dwight * College, Yale University)
1992 U.S.A., Washington op uitnodiging van het Smithsonian Institution
1992 Nederland, als delegatieleider van de delegatie van Marronleiders, op uitnodiging van het C.O.O.B. (Comité Ondersteuning Ontwikkeling Binnenland)
1996 Nederland
2000 Nederland

In 1994 benoemde gaanman Gazon Matodja voor het eerst in de Surinaamse Marron geschiedenis, vrouwen tot het op een na hoogste bestuurlijke ambt: dat van kabiten. Tot dan toe was dit niet gebruikelijk. Vrouwen werden wel benoemd tot basiya (assistent van de kabiten). In 2000 benoemde gaanman Gazon Matodja tijdens een bezoek aan Nederland, ook als eerste gaanman, één kabiten en een aantal basiya als traditioneel gezag voor de Okanisi Marrons in Nederland. De kabiten en basiya zijn verenigd in de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland. Het doel van deze raad is om volgens de Marron traditie ondersteuning te bieden aan Marrons in Nederland in allerlei zaken, die (Marron)organisaties in Nederland gestructureerd volgens westers model, niet adequaat kunnen oplossen.

Gaanman Gazon Matodja is de meest onderscheiden gaanman in de hele geschiedenis van de Marrons. Voor zijn verdiensten ontving hij in de loop der jaren de volgende onderscheidingen:
1970 Ridder in de Orde van Oranje Nassau
1978 Officier in de Ere-Orde van de Palm
1982 Chubb Fellowship (dit is een gerenommeerde internationale onderscheiding die slechts aan staatslieden van wereldformaat wordt toegekend. Personen die vóór hem deze onderscheiding ook ontvingen zijn o.a. de ex-presidenten van Amerika Harry Truman, Jimmy Carter en Ronald Reagan en de vroegere minister van Defensie van Israël, Moshe Dayan).
1982 Het Ereburgerschap van de stad Croton-on-Hudson in de staat New York
1991 Officier in de Ere-Orde van de Gele Ster
2000 Gaanman Gazon Matodja Award
2000 Jagernath Lachmon Award
2000 Grootlint in de Ere-Orde van de Gele Ster

In 1996 riep het Marroninstituut Stichting Sabanapeti met toestemming van gaanman Gazon Matodja, de Gaanman Gazon Matodja Award in het leven. Een hoge Marrononderscheiding dat wordt toegekend aan personen en instellingen die zich op bijzondere wijze verdienstelijk maakten voor de (Surinaamse) samenleving en in het bijzonder de Marron samenlevingen. De Gaanman Gazon Matodja Award werd op 24 augustus nog persoonlijk door gaanman Gazon op Diitabiki uitgereikt aan een aantal personen, voor wie hij dat had aangevraagd bij stichting Sabanapeti. Het was zijn laatste daad. Een dag daarvoor, op 23 augustus, werd gaanman Gazon Matodja door zijn volk geëerd als hun koning, met een gouden kroon en een gouden staf. De gaanman wist dat zijn einde naderde. Wij hebben regelmatig elke donderdag in de twee weken telefonisch onderhoud met elkaar. De laatste tijd, vanaf augustus, vroeg hij mij uitdrukkelijk om niet meer om de twee weken, maar frequenter met hem te bellen, wat ik ook deed. Nu is hij er niet meer. Maar in de gedachten van menigeen zal hij blijven voortleven. Hoe het gaanmanschap na hem eruit zal zien, zal de geschiedenis ons leren.

Waka bun lespeki gaanman Gazon! Vaarwel gerespecteerde gaanman Gazon!

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter