blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Poëzie is een mysterie’

door Jerry Dewnarain

Iedereen weet wat film of muziek is. Maar wat poëzie is, dat is kennelijk moeilijk. Afgebroken regels met veel wit eromheen? Het hoeft niet per se te rijmen. Een bijzondere vorm van taalgebruik? Ook niet, er zijn ook dichters die heel gewone spreektaal schrijven zoals in de moderne Surinaamse poëzie.

Karin Lachmising dat doet. Veel mensen hebben het idee dat poëzie moet rijmen en over gevoel gaat, iets wat haaks staat op wat de meeste moderne Nederlandse dichters sinds het begin van de vorige eeuw beogen. Maar binnen de kring van mensen die ervoor hebben doorgeleerd kan zelfs moeilijk overeenstemming worden bereikt over wat poëzie nu precies is. Het onderstaande gedicht is van de bekende Nederlandse dichter Remco Campert (1929), lid van de vernieuwende dichtersgoep ‘De Vijftigers’. De bundel Het huis waarin ik woonde (1955) bevat het meest geciteerde gedicht van Campert. Het gedicht ‘Poëzie is een daad…’ is een verklaring van wat poëzie is en kan zijn:

Poëzie is een daad

van bevestiging. Ik bevestig

dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken

aan volgende week, aan een ander land,

aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt

mijn voeten, aarzelend soms,

over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar

genas zichzelf door o.a. te drinken

120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen

op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,

maar herneemt zich en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven

is een aanslag op de ouderdom.

Tenslotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal

nadat het laatste woord geklonken heeft.

De dood is een ontroering.

[Remco Campert in ‘Het huis waarin ik woonde’ (p. 29)]

In dit gedicht zit veel minder zelfkritiek dan in andere bundels van deze dichter. Het gaat niet over de moeilijkheden van het dichten, maar de mogelijkheden en de betekenis die poëzie kan hebben. De bundel sluit dan ook beter aan bij Camperts eerdere werken. De poëzie kan iets betekenen, ook al is het maar tijdelijk. Er komt geen overwinning op de dood, maar poëzie kan wel een gooi doen naar de eeuwigheid, precies zoals Shrinivási dat ook bedoelt in zijn vele gedichten.

Shrinivási: ‘Er is veel wonderlijks te zien’

De Surinaamse dichter Shrinivási (1926) woont al enige jaren op Curaçao. Na een langdurig ziekbed is de dichter weer goed opgeknapt. In een interview in januari 2014 vertelt Shrini diepgaand over zijn jeugd en zijn dichterschap. Volgens hem begint alles met verwondering: de eerste woordjes, grote liefde, de ontdekking van het nog ongekende of het ‘Andere’. Wie zich openstelt en onbevangen naar de wereld kijkt, verbaast zich: er is veel wonderlijks te zien, er is veel verrassends te beleven. Daarover gaat poëzie, vindt Shrinivási. Poëzie heeft de kracht om je onverwacht de verrassende andere kant van dingen te laten zien. Hij heeft de bewondering voor dat wat alledaags is, het gewone menselijke en het ‘Andere leven’, het leven ná dit leven, het transcendente.

Lotusblad

dat het water

raakt

en

niet raakt

van deze wereld

en

niet van deze wereld

[in Hecht en Sterk, 2009, p. 11]

 Shrini overstijgt zichzelf met dit gedicht of met het gedicht ‘Curaçao, 2009’:

Strakke wind

in de kroon van een kokospalm zijn takkenstelsel

achterwaarts gedrukt

door de passaat.

Shrinivási zegt dat hij zijn gedichten op eenzelfde manier maakt, vanaf het begin tot het einde en met dezelfde thema’s. Zijn gedichten beginnen als een verhaal over verlangen, over dromen, over een visioen en eenheid. Thema’s over pijn in het persoonlijk leven en de extase van het samenzijn (harmonie) treft de lezer ook aan. Maar al die dromen over eenheid en de verzoening tussen mensen komen niet altijd uit. Er is ook desillusie, woede, machteloosheid. De dichter heeft een ‘open’ oog voor alles wat hij nu meemaakt. Het zijn als het ware herinneringen in de maak, bijzondere kleine dingen die hij nu, hier en op Curaçao meemaakt. Hij is ontvankelijk voor het bijzondere, voor het ‘Andere’ in de dingen van deze wereld:

In banen zonlicht

door spleten in de plankenwand

draaien en dansen

stofdeeltjes

als in een vrolijk, opgewonden

ban ban pasa un rondo

[Hecht en Sterk, p. 25]

 Zij die de werken van Shrini kennen, weten dat hij ook beschouwelijk dicht: gedichten met vragen over het leven, de dood en het samenzijn.

Met dank aan Shrinivási voor zijn medewerking.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter