blog | werkgroep caraïbische letteren

Lord onder de loep: geschiedenis van binnenuit?

door Hilde Neus

Zelden gebeurt het dat er zo een prachtig boek over Suriname uitkomt als De Zwarte Lord van Rihana Jamaludin. Mooi uitgegeven, vanbuiten een prachtige harde kaft, vanbinnen een spannend verhaal met een aantal schitterende stijlmomenten. Deze dikke pil is voor leesfanaten een echte aanrader. Betekent dit dat er geen commentaar op het boek zou zijn? Ik zelf heb twee punten die voor mij in de beoordeling van deze roman een grote rol spelen.

Historiciteit
De eerste vraag is die naar de historiciteit van de roman. Naar aanleiding van De koningin van Paramaribo van Clark Accord, schreef John Leefmans in zijn artikel ‘De naakte koningin’: ‘In abstracto is de vraag: hoever mag de fantasie reiken in een stuk fictie dat niet pretendeert surrealistisch te zijn of een persiflage, maar integendeel stelt de kroniek van een historisch personage te zijn.’ Je kunt een figuur nemen die werkelijk heeft bestaan, of een imaginaire persoon in een historische werkelijkheid.

Schrijfster Rihana Jamaludin heeft voor het laatste gekozen en zichzelf een zware graadmeter opgelegd: achter in het boek geeft ze in ‘enkele historische notities’ uitleg over bepaalde geschiedkundige feiten die ze in haar roman heeft verwerkt. Daarnaast bedankt ze Patricia Gomez, historicus, voor het nalezen en adviseren. Twee zaken waaruit voor mij duidelijk is dat we deze roman als historisch product toch zeer serieus dienen te nemen. Dat doe ik dan ook, en gelegd naast de strenge lat van John Leefmans, blijkt dat – naast de vele juiste historische verwijzingen – het boek toch heel wat missers bevat.

Dit geldt voor de Surinaamse context, bijvoorbeeld het feit dat de vader van Regina vóór 1820 goudzoeker was (p. 24). Pas na de komst van gouverneur Van Sypensteyn (1873) leefde de zoektocht naar goud weer op. Tentboten waren niet volgeladen met vaten, vruchten en bundels riet (p. 83), maar vaak luxueus uitgevoerd (zoals de boten op de Vecht) en bedoeld om de planters te vervoeren. In de hoogste kringen werd niet slechts in het moederland gehuwd (p. 94), maar trouwde men ook wel ‘met de handschoen’ en kwam de bruid later naar Suriname. Het stenen bakhuis (p. 109) was bedoeld om brood te bakken en niet om regenwater op te vangen. Daarvoor waren er gemetselde regenbakken. De vredesverdragen met de marrons werden al in 1760 en 1772 gesloten, en niet onder Van Heekeren (p. 79). De Boni bleven voor onrust zorgen, maar velen waren naar La Guyane gevlucht. Een zilveren crucifix op de borst van een man met een overduidelijk joodse naam (De Meza) doet ook vreemd aan (p. 142). De grote branden van Paramaribo waren in 1821 en 1832. Bij de eerste gingen 460 panden verloren, en niet meer dan 1000 (p. 191). Er bestond nooit slavernij in Nederland, de opmerking van Regina dat die al tien jaar is afgeschaft, snijdt dus geen hout (p. 363). Thalia werd inderdaad al in 1835 opgericht, het is ook prachtig hoe Jamaludin dit in haar roman verwerkt. Maar het heeft zeker nog tot ver in de 20ste eeuw geduurd voordat gekleurde mensen er op het podium stonden. Zeker een gezelschap als ‘La Troupe’ met uitgesproken linkse ideeën zou niet zijn geprogrammeerd door het conservatieve Thaliabestuur.
Wat me echter het meest verbaasde in de roman is dat Regina, die het gehele boek door zich bijzonder druk maakt over haar reputatie, er geen enkel probleem mee heeft om als jonge blanke vrouw ongechaperonneerd alleen in een huis samen te wonen met een jonge zwarte man. Dit is in die tijd gewoonweg uitgesloten.

Naast feiten die in Suriname speelden heb ik ook gekeken naar aspecten uit de wereldgeschiedenis. Jamaludin zei tijdens de presentatie van het boek in Tori Oso dat ze veel over de negentiende eeuw heeft gelezen en informatie uit de bibliotheek en internet heeft gehaald. En dat heb ik dus ook gedaan: 1848 ingetypt. Het eerste wat dan opkomt is informatie over de roerige tijd in Europa, met alle revoluties van dien. En dat is ook precies hoe het boek begint. Als je de geschiedenis kent, is het alsof Jamaludin te veel uit dat ene jaar met het boek heeft willen verbinden, wat vaak krampachtig overkomt. Een voorbeeld hiervan is het communisme: in 1848 verscheen het Communistisch manifest van Karl Marx, dat pas na twee jaar in het Engels werd vertaald (p. 207, waar sprake is van ‘die doorgewinterde communist’). Gezien de afstanden duurde het lang voordat bepaalde berichtgeving de koloniën bereikte. Proudhon, Louis Blanc en Bakoenin als sociale hervormers lijken er dan ook nogal met de haren bijgesleept.
Zijn deze aanvullingen en vertekeningen – in zowel Surinaamse als globale context – geoorloofd in een historische roman? Als het de intentie van de auteur is om een serieus tijdsdocument neer te zetten, dan ben ik van mening dat het niet kan. Cynthia Mc Leod heeft jarenlang in het archief gezeten, en dat betaalt zich terug in haar romans over de slaventijd. Misschien zijn haar romans geen hoogtepunten van stijl, maar fouten tegen de historie zal de lezer er niet in vinden.

Van binnenuit
Een tweede belangrijke vraag kan over deze roman worden gesteld: waarom gebuikt de auteur, zelf een Surinaamse, het perspectief van een witte vrouw (behalve dat drupje zwart bloed) om haar verhaal te vertellen? Ook Cynthia Mc Leod koos aanvankelijk voor dit perspectief, uiteraard is het zo dat er uit de bronnen veel meer informatie over deze groep is vastgelegd dan over de slaven. Uit het succes van haar werk is wel gebleken hoezeer hier behoefte is aan werk over de Surinaamse geschiedenis, maar ook aan werk waar de Surinaamse lezer zich mee kan identificeren. Elisabeth Samson was wat dit betreft een schoolvoorbeeld. Deze identificatie begint al bij kinderboeken.

Als vrouw (toch verreweg de grootste groep lezers, zeker wanneer het romans als deze betreft) ben je geneigd het pad van het hoofdpersonage Regina te volgen. Als Surinamer echter zou je liever de rol van de Zwarte Lord zelf spelen. Maar ondanks de titel blijft hij in De Zwarte Lord toch een bijfiguur. Bij het herschrijven van de geschiedenis in een roman – zeker in een jonge natie als Suriname – is het perspectief van binnenuit belangrijk en zoekt de lezer naar een huid om in te kruipen, liefst van eigen kleur. Het is knap van Jamaludin dat ze op het einde van de roman toch een stuk herkenning opwekt: het leven van Regina neemt een andere draai, ze besluit in Suriname te blijven en te gaan samenwonen met haar geliefde, geeft les aan neger- en kleurlingkinderen en heeft kweekjes.Daar kunnen we onszelf wel in herkennen, toch?

[Uit:De Ware Tijd Literair, 6 februari 2010]

Voor de reactie van Rihana Jamaludin, zie het bericht hieronder.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter