blog | werkgroep caraïbische letteren

Jit Narain – Dosti ke cáh/Wat vriendschap verlangt

kab phir, kandhá pe háth dharke, aklese apne men satke,
gattá gattá, merhi merhi, peti jhalási, per per
u dosti ke yád karke, yád men dohrái.

bacpan ke kai bát to bhul gaili, katne khiyál se bhi utar gail
bhul ná já ki bacpaná bit gail, chor ke yád dosti ke dhang ke,
kare men sapre kaise.

sáth men calo to bic se baisikil pás ho jáe,
atpat lage ki dehin, dehin se chuwáe,
bacáike hamlog calilá algiyáe.

baki apnese dosti pe kit ke dág phailal hai,
caddar puráná hai hiláke jhár de, bisai dostiye ke hai
to dág men larakpan ke rup hoi.

jaun dosti men larakpan ke lakchuwái tak bhi ná,
jaun cij men bacpaná ná
okre jar men karári aur punai men wádá pale hai.
omen apne men bhet kare khát jagáh khoje ke pare hai.

[Sarnami]

wanneer weer,
armen over elkaars schouders,
zonder de aanraking zelfs te beseffen,
sawa’s dammen plassen struiken bomen,
zal ik de herinnering aan die vriendschap
in mij voelen leven.

hoeveel van wat in de jeugd gebeurd is ben ik niet vergeten,
hoeveel is allengs niet uit mijn aandacht getreden,
vergeet niet dat de jeugd voorbij gegaan is,
achterlatend de herinnering aan de kunst om vriend te zijn,
om te worden lijkt die kunst nu onmogelijk.

lopen wij nu samen dan kan een fiets er tussen door,
als een schande voelt het aan wanneer het lichaam het lichaam raakt,
daarom lopen wij voorzichtig uit elkaar.

maar vanzelf breidden vlekken vuil zich over die vriendschap uit,
de deken is oud klop hem uit.

als het om de vriendschap gaat, zal in de vlekken de kinderlijkheid
terug te vinden zijn.

in vriendschap waarin geen schijn van kind zijn is,
in alles waaraan de jeugd ontbreekt,
gedijt in de wortels het afspreken, in de takken het belo¬ven,
om elkaar te raken is een keuze van een plek nodig.

[Uit: De Gids, jrg. 153, nr. 10/11, oktober/november 1990; vertaling: Jit Narain, Geert Koefoed & Effendi Ketwaru]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter