blog | werkgroep caraïbische letteren

Erfgoed: verbonden door vuur

door Hilde Neus

Ellen Ombres recente roman Erfgoed is geen groots gebaar, maar een introspectieve oefening in gevoelens. De hoofdpersoon Lakshmi is een jonge vrouw van Surinaams-Hindostaanse afkomst.

Binnen het hindoeïsme is Lakshmi de partner van Vishnoe, god van bloei en instandhouding. Zij verbeeldt licht, rijkdom en geluk en is de moeder van het universum. Zoals Aphrodite (en Venus) is ze geboren uit de oceaan en weerspiegelt schoonheid en vruchtbaarheid. Dus als je die naam draagt, tors je heel wat met je mee. Gepassioneerdheid zou je verwachten. Maar de Lakshmi in de roman van Ombre schaamt zich juist voor haar emoties, heeft weinig sociale contacten en is onzeker over waar ze thuishoort, wat haar erfgoed is.
De jonge vrouw woont samen met haar moeder, Kalika, die als onontwikkelde vrouw vertrokken is uit Nickerie nadat ze ongehuwd een kind had gekregen van ‘Meester’. In Nederland bouwt ze met haar dochter een nieuw bestaan op, geplaagd door onzekerheid en discriminatie. Op een gegeven moment werkt ze in een verzorgingstehuis waar ze de bejaarde Jood Nathans ontmoet. Deze brengt hen in contact met cultuur, zoals de boeken in zijn bibliotheek die hij hun na zijn dood als erfgoed nalaat, waaronder die van Bordewijk. Maar ook de bezoekjes aan musea zoals het Mauritshuis waar ‘Het meisje met de parel’ van Johannes Vermeer hangt. Dit schilderij maakt grote indruk op de dan zesjarige Lakshmi, zij keert er steeds naar terug. Daar ontmoet ze, als ze 32 is en (ondanks haar meer dan gemiddelde belangstelling voor kunst) inmiddels psychotherapeut, de zoekende oudere Hollandse man, Hans. Die zet haar leven totaal op z’n kop, niet in de laatste plaats doordat ze zwanger raakt en van hem een dochter krijgt, Aisja. De relatie houdt geen stand omdat Hans steeds op zoek is naar nieuwe exotische uitdagingen. Jaren later, als Aisja 6 is, ontmoet ze hem weer in Suriname waar hij inmiddels woont, een nieuwe geliefde nagereisd.

Aanleiding voor de reis is dat Lakshmi op televisie het programma ‘Opsporing gezocht’ heeft gezien, waardoor ze eindelijk met haar moeder in gesprek raakt over haar verleden. De chronologie in de roman wordt steeds doorbroken middels flashbacks. Ze besluit dan in Suriname haar vader, ‘Meester’, te gaan zoeken, wat alleen maar tot verdere vervreemding en meer onthechting leidt. Toch blinkt Lakshmi uit in zelfbeheersing. Onder de oppervlakte brandt het echter. Alle uitdrukking van gevoel heeft met licht, vuur en hitte te maken, die als leidmotieven door het boek zijn geweven. Hans heeft vroeger shocktherapie ondergaan, en hij is als door de bliksem getroffen als hij Lakshmi ziet in het Mauritshuis. De jonge vrouw krijgt koortsaanvallen door haar verliefdheid. ‘Meester’ steekt in woede de cadeautjes in de fik als hij ontdekt dat Kalika naar Nederland is verhuisd met haar kind. En de crematie na het overlijden bij de hindoestanen.
‘Hij vertelde dat de pit van de nickerienoot werd gebrand, fijn gestampt en gemengd met hertengewei; het poeder werd aan baby’s gegeven als ze stuipen hadden, of geplaagd werden door koortsaanvallen. Koortsstuipen onder zuigelingen werd veroorzaakt door ograi, het boze oog.’
‘Is het iets van de Hindoestanen?’
‘Geen idee, het is een van die abracadabra’s van dit land. De mensen zijn bang voor hun eigen schaduw. Persoonlijk geloof ik in blauwsel, al was het maar dat je dat niet hoeft te slikken.’ (p. 207)

Ombre toont zich meester in het beschrijven van erfgoeddetails, het verweven van opgerakelde Surinaamse geschiedenis- en cultuurelementen en verhelderende beelden, metaforen en symboliek.

Met de introductie van de schilder Eckhout (Lakshmi krijgt het boek van Hans bij haar ontmaagding) denk ik even dat Ombre de kant op wil van Zadie Smith in haar roman On Beauty. Deze Engels-Jamaicaanse schrijfster (Orange prijs voor de beste vrouwelijke auteur uit het Gemenebest, 2006) tekent de menselijke relaties veel grootser dan Ombre, maar bevat heel wat vergelijkbare thematiek. Eckhout reisde in de gouden eeuw (zoals ook Frans Post) mee met Johan Maurits op diens veroveringstocht naar Brazilië. Hier legde hij flora en fauna, en ook de plaatselijke bevolking vast in prachtige schilderijen. Bladerend door de tentoonstellingscatalogus van het Mauritshuis (2004) begrijp ik waarom Ombre hem opbrengt, hij was een tijdgenoot van Johannes Vermeer. Tot 1995 heette diens schilderij ‘Het meisje met de tulband’, wat een grotere identificatiebron zou zijn geweest voor Lakshmi door middel van de visualisering van het oosterse aspect in de hoofdtooi. Ombre werkt dit niet uit, zoals Smith dat wel heeft gedaan. Twee zwarte professoren ruziën om wie het meest van hun studie-object Rembrandt weet, bij uitstek dé kunstenaar van de Gouden Eeuw. Hun vrouwen, die in tegenstelling tot de mannen goede vriendinnen zijn, houden zich echter meer bezig met het schilderij van Urzulie, zoals de moedergodin, de godin van de aarde, in Haïti wordt genoemd (vergelijkbaar met Mm’Aisa in Suriname). In On Beauty krijgt het Caraïbische schilderij een steeds belangrijkere rol, en verstaat de goede lezer dat de nieuwe cultuur van de Nieuwe Wereld het wint van de oude Europese cultuur. Dit is een prachtige manier om te laten zien hoe de troop van het kolonialisme vervangen wordt door die van het postkolonialisme. Smith drukt hier een enorm vertrouwen in het erfgoed van de Caraïben uit.

ellen-ombre
In de roman van Ombre blijft de oude cultuur met haar erfgoed richtsnoer. Schrijft zij daarmee de kolonie dan af? Nee, er blijft een opening. Aan het einde van de roman verzucht Lakshmi: ‘Opeens wilde ik dat de reis naar Suriname, met alle ervaringen die ik had opgedaan, nog moest beginnen. Zoals je er naar verlangt een bepaald boek weer in handen te hebben, ook al ken je de inhoud.’ Reden voor een vervolg, voor herinterpretatie; nu anders, met een andere familie, een andere uitkomst? De fantasie van een ander leven? Wetende dat het nooit compleet zal zijn en ook nooit volmaakt zal worden. Want dat ligt niet in het karakter van Lakshmi.

Ellen Ombre: Erfgoed, Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2014, 221 p.. ISBN 978 90 388 9932 9

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter