blog | werkgroep caraïbische letteren

Dertigduizend dagen (1)

door Joop Bonnemaijers

Aan de monding van de Surinamerivier zag je mangrovebos. De wortels van die bomen kwamen hoog boven het water uit. Het water van de rivier was niet helder, maar zandkleurig en dat was in zee waarin de rivier uitmondde, duidelijk te zien.

Het verschil tussen het smoezelige rivierwater en het blauwe van de zee. Verderop, in het midden van de Surinamerivier, lag een gekapseisd zeeschip. Een Duitse vrachtboot en hij stak half boven water uit. Het schip was tijdens de oorlog door de kapitein zelf tot zinken gebracht, omdat hij en zijn bemanning werden geïnterneerd.

We stoomden de rivier op en ons schip meerde aan op een plek aan de Waterkant. Daar werd ook markt gehouden met alle bedrijvigheid, die erbij hoorde. Roepende verkopers, lachende en vrolijke mensen, kotomissies, bosnegers, Javanen, creolen, Hindoestanen. Ofschoon er ook veel Chinezen in Paramaribo wonen, zag je ze daar niet. Die hadden vaak een eigen toko in de stad. In Paramaribo waren ook Libanezen maar die kwamen ook niet aan de Waterkant. Zij hadden in de stad textielwinkels. De oorspronkelijke bewoners, de Surinen, zijn Indianen. Het land is naar hen genoemd. Je vindt ze niet veel in Paramaribo. Zij verblijven in het bos waar ook de bosneger woont. Die laatste wordt Djoeka genoemd en dat wordt niet altijd even sympathiek bedoeld door de stedelingen. Maar over het algemeen kan deze smeltkroes van rassen goed met elkaar opschieten.

Wat nu in de wereld hoe langer hoe meer tot problemen leidt lijkt in Paramaribo ondenkbaar. Daar staan de moskee en de synagoge broederlijk naast elkaar. En om de hoek staat de kathedraal. Eigenlijk is er totaal geen reden voor die godsdiensten elkaar te haten. Ze hebben allemaal hun eigen dag. Dat is de vrijdag voor de moslims, de sabbat (zaterdag) voor de joden en de zondag voor de christenen. Ze lopen elkaar dus niet in de weg en dat heeft men in Paramaribo goed begrepen, zodat de drie gebedshuizen vredig bij elkaar zijn gevestigd.

Voor ons was het een hele ervaring, die eerste dagen in Suriname. Om te acclimatiseren werden we in het bosbivak Zanderij gelegerd. Dat ligt ongeveer vijftig kilometer verderop in het binnenland. Vlakbij is het vliegveld Zanderij. We gingen daar met de tropen kennis maken, op een manier zoals soldaten die ervaren. Al gauw moesten we wachtlopen. Je stond dan moederziel alleen en ook midden in de nacht in die voor jou vreemde en onbekende omgeving.

Uit ondervinding had de kampcommandant geleerd de nieuwelingen tijdens dat wachtlopen wel een geweer te geven, maar dan zonder munitie. Het was al eens voorgekomen dat een soldaat zijn geweer leegschoot op voorvallen in het donkere bos. Je kon daar niet veel schade aanrichten, maar stel je voor dat de wachtcommandant even komt kijken en een soldaat hem voor een vijand aanziet. Als die er al was. In de nacht was het in het oerwoud een herrie van jewelste. In de jungle liet een miljoenenleger van krekels en cicaden zich horen en soms viel er spontaan een boom om, als die al wegrottende aan het einde van zijn bestaan was gekomen.
De apen schrokken op van dat gekraak en de zware bons die dat veroorzaakten en schreeuwden uit alle macht. Daar sta je dan, gekomen uit dat rustige kikkerlandje alleen op een plek in een tropisch woud! Met allerlei onbekende geluiden en dingen om je heen. Er waren padden, die het pokkend geluid maakten, als dat van een oude motorfiets.

Je zag zwevende lichtjes van vuurvliegen en een verscheidenheid aan insecten vloog door de lucht en om je gezicht. Muskieten waren er in overvloed. Als je in het “plantonhuisje” zat, een open wachthuisje met een dak op palen en een gloeilamp aan het plafond, dan vlogen de kotkotties en vliegende torren tegen je hoofd. En ook reptielen zoals de anaconda, ratelslang of boa constrictor huisden in de jungle. Net als jaguars, poema en andere roofdieren. Het was echt wel even wennen daar in de rimboe van Suriname voor een stadse asfalt-tarzan uit Amsterdam. In de wc’s, die opgetrokken waren van hout en een soort riet, met een gat in de grond, trof je af en toe een tien centimeter grote vogelspin aan. En kijk ook uit als je je schoenen aantrekt. Die je onder je tampatje hebt gezet. Allerlei hagedissen lopen er rond en het lijkt wel of ze een voorkeur hebben voor je schoenen. Daar zitten ze vaak in. En ook torren en zo. Zeker een behaaglijk plekje voor ze.

Het weer in de tropen was ook iets waar je aan moest wennen. Feitelijk altijd warm, met uitzondering van de nachten. Als je op je tampatje lag onder je klamboe zonder een deken over je heen te gooien, dan kreeg je het ’s nachts koud. Waar men in andere tropische streken over moessons spreekt, heeft men het in Suriname over de kleine regentijd en de grote regentijd. De kleine duurt van half december tot de tweede helft van januari en de grote van de tweede helft van maart tot de eerste helft van augustus. Op de buien kan je haast de klok gelijk zetten. In Paramaribo hoor je op de golfplaten daken de regen aankomen. Het geruis komt dichter en dichter bij, totdat het bij je is en je je niet meer hoeft af te vragen, wat dat voor geluid was. Je wordt zowat verzwolgen door die stortbui. En wat dan zo apart is, dat die bui in die regentijd iedere middag een minuut of tien later komt. En ineens houdt het weer op en is het droog. De zon schijnt weer en het lijkt dan wel een sauna, met die warme vochtige damp.

[wordt vervolgd]

Uit: Joop Bonnemaijers, Dertigduizend dagen, isbn 9789491080654

1 comment to “Dertigduizend dagen (1)”

  • @ Joop Bonnemaijers

    Hou toch eens op met die baarlijke nonsens: “Wat nu in de wereld hoe langer hoe meer tot problemen leidt lijkt in Paramaribo ondenkbaar. Daar staan de moskee en de synagoge broederlijk naast elkaar. En om de hoek staat de kathedraal. Eigenlijk is er totaal geen reden voor die godsdiensten elkaar te haten. Ze hebben allemaal hun eigen dag. Dat is de vrijdag voor de moslims, de sabbat (zaterdag) voor de joden en de zondag voor de christenen. Ze lopen elkaar dus niet in de weg en dat heeft men in Paramaribo goed begrepen, zodat de drie gebedshuizen vredig bij elkaar zijn gevestigd.” Het meest versleten en onware cliché over Suriname. Het is alleen maar uiterlijke schijn Joop, make believe, de realiteit staat haaks op jouw sentimentele beeld!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter