blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

De onderwijzer als troetelkind

door Fred de Haas

De officiële voorlichtingsambtenaar van de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen en de minister-president van de Nederlandse Antillen deed op 7 mei een bericht uitgaan onder het hoofd ‘Maneho multilingual a karga promé fruta: 87% di alumno a skohe prueba Ulandes’.
In het bericht stond dat 2042 leerlingen van de 2349 voor het Nederlands hadden gekozen om een rekentoets af te leggen, tegen 300 leerlingen die voor het Papiaments hadden gekozen.

Het bericht gaat verder met de conclusie dat het dus een wijs politiek besluit was geweest van de dienstdoende minister om in 2006 de keus voor de taal van instructie in het onderwijs over te laten aan de directie van de scholen. Met deze bewering geeft het Antilliaanse departement van Onderwijs zichzelf een pluim voor het feit dat het de verantwoordelijkheid voor zo’n belangrijke zaak als de keuze van de taal van instructie heeft ontlopen door de directies van de scholen met deze keuze te belasten: het departement is kennelijk dolblij dat de meeste leerlingen voor het Nederlands hebben gekozen om de rekentoets af te leggen en komt tot de fantastische conclusie dat acht jaar ‘les’ dus voldoende zou zijn om het Nederlands te leren beheersen en dat de deskundigen die menen dat acht jaar daarvoor niet lang genoeg is het kennelijk niet bij het rechte eind hebben gehad.

Deze conclusie is echter op zijn zachts gezegd voorbarig. Het maken van een rekentoets is namelijk iets anders dan het schrijven van een goed opstel in het Nederlands of het houden van een goede spreekbeurt. Maar het is kennelijk belangrijker om het gewone volk ervan te overtuigen dat de gevoerde politiek succesvol is en dat er op de ingeslagen weg kan worden voortgegaan.

Het is zonder meer interessant om dit soort officiële persberichten en kennisgevingen te lezen.
Een ander bericht van de voorlichtingsdienst maakt gewag van het feit dat de ‘Edukashon permanente’ van onderwijzers per 17 april 2010 bij wet verplicht is gesteld. Uitstekend. Dat is hard nodig, gezien de gebrekkige kennis van veel onderwijzers. Er zijn er bijna 1000 in het funderend onderwijs waar dus iets voor moet worden georganiseerd. Gelukkig hoeft de regering dit niet te doen want wie schetst mijn verbazing als ik lees dat de directies van de afzonderlijke scholen opnieuw verantwoordelijk worden gemaakt voor de bijscholing en elk jaar een bijscholingsprogramma in de aanbieding moeten hebben! Nergens staat waar ze die programma’s vandaan moeten halen. Van de UNA? Daar hoor ik nooit wat van. Uit Amerika? Uit Nederland? Van de vrije markt soms? En wat moeten de Papiamentstalige scholen voor programma’s aanbieden? Je zou toch verwachten dat een beetje regering een speerpuntenprogramma opstelt. Zo moeilijk is dat niet. Onderwijzers worden geacht vlekkeloos hun moedertaal te spreken en te schrijven. Werk aan de winkel dus! Onderwijzers zouden onderwijstalen als Nederlands en Engels op near-native niveau moeten beheersen. Heel veel werk aan de winkel! Onderwijzers zouden bijgeschoold moeten worden in de didactiek en de inhoud van het geschiedenisonderwijs. Heel belangrijk. En what about de didactiek van het rekenonderwijs waar het zo aan schort?

De onderwijzers kunnen – bij wijze van wortel die hun wordt voorgehouden – een salarisverhoging tegemoet zien als ze een groot aantal punten halen. Er zijn in totaal 450 punten te halen over een periode van vijf jaar. Maar… er is ook een stok achter de deur: ze kunnen ook bij een te laag aantal punten worden gediskwalificeerd. Lees maar: “Direktiva di skol ta responsabel pa kontenido di e programa di formashon. Tur aña direktiva di skol ta ofresé un programa di kurso. Na Yanüari di kada aña direktiva di skol ta stipulá e programa di kapasitashon. Na yüni di kada aña maestro di skol ta inskribí pa un òf mas di e kursonan ofresé. E kantidat di punto ku e maestro risibí huntu ku otro aspekto ta konta tambe pa oumentu di salario segun e areglo di salario vigente. Den kaso ku un maestro no alkansá e kantidat di punto den un periodo di sinku aña, e por pèrdè su kalifikashon.”

Mijn verbazing stijgt als ik lees dat alle onderwijzers van het funderend onderwijs die in 2010 een bijscholingscursus hebben gevolgd of in het onderwijs werkzaam zijn, een diploma hebben gekregen. Lekker makkelijk. Maar pas op: “Esaki no ta nifiká ku e maestro no tin mester sigui kurso nunka mas. Ku e lei aki di edukashon permanente tur maestro di skol di fundeshi lo tin ku sigui kapasitá su mes kontinuamente.” Dat is voor degenen die nog niet hebben begrepen waar het om gaat.

Is het Antilliaanse departement van Onderwijs buiten zinnen of deugt de voorlichting niet?

Marron of bosneger?

door Harmen Boerboom

“De korjaal vaart ons over de soela’s naar Drietbabbetje. Een dorp midden in het gebied van de Marrons.” Ik spreek een jaar of tien geleden een tekst in voor een radioreportage uit het Surinaamse binnenland. Als ik klaar ben, vraagt de bootsman: “Meester, waarom noemen jullie in Nederland ons Marrons?” Ik ben in Suriname opgegroeid en de benamingen in dit multiculturele en vooral multi-etnische land werden vroeger met zorg gekozen.

De tenen zijn lang en al snel wordt iets in Suriname opgevat als belediging. En Hindoestaan is in de jaren ’60 van de vorige eeuw geen Koelie, een Creool geen Blakaman en een Boslandcreool noem je geen bosneger en al helemaal geen Djoeka. En ik, blond jongetje van amper 7 ben Harmen, en als het om mijn kleur gaat het liefste ‘Nederlander’. Bakra vind ik niet fijn , Boertje en Boeroe ook niet en Meester is helemaal uit den boze. Met mijn nickname ‘Boerie’, kan ik op school uiteindelijk goed leven, maar die is nu eenmaal zo gekozen omdat ik Boerboom heet.

Sinds de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw zijn de etnische gevoeligheden in Suriname aanzienlijk minder dan vroeger. Een moderne creool noemt zichzelf nu zonder gène Blakaman, Koelie-poku is intussen een veelgebruikte benaming voor Hindoestaanse muziek. En de Aucaanse Boslandcreolen (Ndyuka of gewoon Djoeka) kennen dat woord inmiddels niet meer als scheldwoord maar hebben er een Geuzenbetekenis aan gegeven. Ooit, na flink wat flessen Parbo in het binnenland, hebben mijn Aucaanse vrienden en ik voor de ontwikkeling van het gebied zelfs een luchtvaartmaatschappij bedacht die zou gaan opereren onder de naam “Djoeka Airways.”

Boeroe
En ik zelf: ik vind het al lang niet erg meer om Bakra genoemd te worden. Meester neem ik op de koop toe. En wanneer ze hier denken dat ik een Boeroe ben, dan ben ik helemaal trots. De ‘enige echte’ witte Surinamers.

Wanneer ik voor het eerst het woord Marron hoor weet ik niet meer. Marroon ken ik wel, uit het Engels. Volgens Wikipedia komt het woord van het Haïtiaanse Mawon, maar mijn etymologie van de koude grond zegt mij dat het gewoon zoiets als ‘Bruintje’ betekent. Marron is zowel in het Spaans als in het Frans (behalve de benaming van kastanje) immers de benaming van de kleur bruin. Het woord ‘Maronnage’ (het weglopen van slaven) moet daar een afgeleide van zijn. Het moet in Nederland geweest zijn dat ik het begrip Marron voor het eerst als etnische aanduiding gebruikt zie. In Suriname wordt het woord in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw niet gebruikt.

Boslandcreolen
Als ik als verslaggever na jarenlang verblijf in Nederland naar Suriname terugkom, twijfel ik over de benaming van de zwarte binnenlandbewoner. In Nederland heeft men het dan steeds vaker over Marrons in plaats van Boslandcreolen. Dus het lijkt mij, hoe lastig ik het ook vind, beter om de nieuwe benaming ook maar in Suriname te gebruiken. “Meester, waarom noemen jullie ons zo? Vorig jaar waren hier onderzoekers van een Nederlandse universiteit en die hadden het ook altijd over Marrons.” Het voelt als een opluchting dat de boslandcreolen hetzelfde gevoel hebben als ik bij het woord Marron. Politiek (en ongetwijfeld historisch) correct, maar vervreemdend voor de mensen zelf.

De discussie over het gebruik van het woord Marron heb ik al een tijdje niet meer gevoerd. En ook in Suriname hoor je het woord steeds vaker. Tijdens een bijeenkomst met Boslandcreolen leg ik mijn dilemma weer eens voor. Marron? Het is minachtend. Vroeger gebruikte men het woord als naam voor weggelopen vee, weet iemand aan tafel. “Jullie hebben dat woord in Nederland bedacht. Jullie en vooral ook onze eigen mensen die daar gestudeerd hebben. Wij zijn Djoeka’s”, zegt een Aucaanse kennis vol trots. “Noh mang, wij zijn Saramaccaners, geen Djoeka’s!”, klinkt het vanaf een andere stoel. “Ok, boslandcreool dan?” Iedereen knikt tevreden. “Zelfs de politie noemt ons zo in de opsporingsberichten.”

Inheemsen
De A-Combinatie wordt in een aantal kiesdistricten uitgesloten. De A-C, een bundeling van boslandcreoolse partijen. Ik doe verslag vanuit Paramaribo en de wijk Sunny Point. “Nee, het zijn marrons en marronpartijen,”verbetert mijn eindredacteur in Hilversum. “Vanaf nu gebruiken we dat woord. En indianen zijn ‘inheemsen’.” Ook zo’n woord.

De discussie via de mail brandt los. Ik wil niet wereldvreemd overkomen, en kondig aan het woord Marron vooralsnog niet te gaan gebruiken. Tenzij we de Bakra’s in onze uitzendingen Kaukasiërs gaan noemen.

[column, overgenomen van de site van Radio Nederland Wereldomroep]

Papiamentu en Sranantongo eisen nieuwe status

door Quito Nicolaas

Op 14 april jl. werd een motie (kamerstuk 32213-38)in de Tweede kamer aangenomen om zowel de Nederlandse – alsook de Papiamentse en Engelse taal als officiële talen in het Koninkrijk te erkennen. Ik kan me die jubelende stemming voor de geest halen bij het aanvaarden van zo’n motie. Het is bijna een halve eeuw geleden dat Papiamento eindelijk als een dominante taal kon worden beschouwd. Aan het begin van de twintigste eeuw zagen we dat het Spaans en later het Nederlands in afwisselende periodes als de dominante taal op de eilanden gold. In die periode zagen we zowel op Aruba als op Curacao dat behalve kranten ook tijdschriften in het Spaans verschenen. Het is daarna altijd een strijd geweest tussen het dominante Nederlands en de niet-dominante taal Papiamento. Echter vanaf eindjaren zestig werd het Nederlands stapsgewijs door het Papiamento ingehaald en sinds de jaren ’70 vervangen door de laatste. Op de Bovenwindse eilanden is de voertaal altijd het Engels geweest.

Wat de motie betreft zijn de parlementaire handelingen nog niet voorhanden, zodat naar de beweegreden(en) van de indieners van de motie en de beraadslagingen hieromtrent gekeken kunnen worden. Wat wel valt op te merken over deze motie is dat het in principe alleen geldt voor de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen.
Immers er wordt van Papiamentu en de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen gesproken. Is Aruba hierbij opnieuw uitgesloten of dient aan de strekking van de motie een ruime interpretatie gegeven te worden? Het Papiamento dat op Aruba wordt gesproken is op een etymologische basis gestoeld, terwijl dat van Bonaire en Curacao op een fonologische basis steunt. In dat opzicht is de fonologische variant een afgeleide van datgene op Aruba wordt gehanteerd. Wellicht hebben de indieners van de motie er niet bij stil gestaan en daarbij zijn ontgaan dat men over drie erkende talen binnen het Koninkrijk heeft.

De inhoud van de motie is in zeer algemene termen verwoord, zodat de wetgevers van die landen ruim baan wordt geboden om met afzonderlijke, meer specifiek gerichte regelingen te komen. In principe is het een goede zaak, daar Nederland nu eindelijk duidelijkheid verschaft betreffende de toekomst van deze Caribische eilanden. In politiek opzicht zou dit betekenen dat de eerste steen is gelegd om op termijn het gehele Koninkrijk te vervangen door een Gemenebest-relatie met de zes eilanden, inclusief Aruba. De eindeloze discussie of het Papiamento(u) wel of niet als instructietaal in het middelbaar onderwijs wordt gehanteerd of als eindexamenvak zijn definitief voorbij. Voor schoolbesturen en tegenstanders van invoering van het Papiamento dit ten spijt. En wat betekent de uitwerking van deze regeling hier in Nederland? Projecten als onderwijs in eigen taal en cultuur zijn sinds 2001 afgebouwd. In elk geval betekent dat o.a. info-folders vanuit de lokale overheid, in de toekomst naast het Arabisch, Engels of Spaans ook in het Papiameno(u)moet verschijnen.

Met de verdergaande integratie van Nederland in het grotere Europa, is er voldoende reden geweest om het Nederlands in de grondwet op te nemen. Ook naar de eventuele geopolitieke bedreigingen voor de eilandstaten, is dit een bescherming van de eigen identiteit. Door de officiële talen in de Grondwet te incorporeren ontstaat voor zowel Nederland als de BES-eilanden een grondwettelijke norm, waarvan niet afgeweken kan worden. Alleen moet dit nog in het Statuut van het Koninkrijk voor Aruba, Bonaire, Curacao en St. Maarten verankerd worden. Als minderheidstaal moest het Papiamento(u) en het Engels voor de BES-eilanden; Bonaire, Saba en St. Eustatius beschermd worden. Een grote toename van het personenverkeer vanuit Nederland naar de eilanden, vergt om deze bescherming in het Statuut en de Grondwet. Dit om te voorkomen dat de taalsituatie op Aruba en de Antillen zodanig verandert en het Papiamento opnieuw verdrongen wordt tot een niet-dominante taal. In het verleden werd het idee van een taalunie geopperd, wellicht een alternatief voor de toekomst indien toch blijkt dat de landen uit elkaar gaan of de regeling weinig soelaas biedt.

Na dit pleidooi moet ik nog hierop wijzen dat de motie in feite de Koninkrijksregering verzoekt om te bevorderen dat in het Statuut voor het Koninkrijk de erkenning van de Nederlandse, de Papiamentse- en de Engelse taal zal worden geregeld. Het is een verzoek het Papiaments en het Engels naast het Nederlands en het Fries in de grondwet op te nemen, om eveneens die twee talen in het Statuut te incorporeren. De drie Benedenwindse eilanden: Aruba, Bonaire en Curacao en St. Maarten moeten de koppen bij elkaar steken en – met respect voor de positie van Aruba – gezamenlijk optreden. Moet de nieuwe regering die na de verkiezingen in juni zal aantreden of Aruba en de overige eilanden het initiatief nemen? Eerder hecht ik meer waarde dat door instelling van een Koninkrijkswerkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van Aruba, Curacao, St. Maarten, de BES-eilanden en Nederland verdere invulling hieraan moet worden gegeven. Bestaande Papiamento-organisaties moeten actief betrokken worden en als procesbewaker optreden. In elk geval zijn de Tweede Kamerleden Leerdam en van Gent en de heren Sulvaran en Atacho gehouden om te waken dat de motie wordt uitgevoerd.

Nu gaan er in Suriname ook stemmen op om de Nederlandse taal te vervangen door hetzij het Spaans of het Engels. Elk land en volk dat zichzelf respecteert moet de eigen creoolse taal herwaarderen, niet nu maar al in het verleden. Echter je moet je afvragen of een dergelijk idee gesteund wordt door de Surinaamse gemeenschap. Wellicht dat de huidige generatie er anders over denkt, maar dan zou je een herleving van het Sranantongo in de Surinaamse literatuur moeten stimuleren. Uiteraard verwelkom ik het Sranantongo in het parlement en de rechtszaal, maar dan moet het een voltooid historisch groeiproces zijn. Indien van het Nederlands als officiële taal wordt afgestapt, impliceert deze keuze ook dat het Spaanse of Engelse rechtssysteem en handelsregisterwetgeving wordt geïntroduceerd. In Suriname evenals in Indonesië diende het Nederlands destijds als een bindmiddel tussen de verschillende taalgroepen.

Sranantongo in het Surinaams parlement: ja of nee?

Het is een terugkerende discussie: het gebruik van Sranantongo toestaan in het parlement, en landelijk het Nederlands vervangen door het Engels om aansluiting op de regio te vergroten.

Sinds jaar en dag is het Nederlands de officiële taal in Suriname, daarom is het vrij logisch dat debatten in het Surinaamse parlement ook in het Nederlands worden gevoerd. Nederlands is ook de voertaal in het onderwijs en alle andere officiële instanties, op straat is het naast het Sranantongo de bindtaal in het meertalige land.

Juist die meertaligheid is voor Hermanus Schalwijk, NDP’er uit Brokopondo, reden om in een artikel in De Ware Tijd te pleiten voor het invoeren van het Sranantongo als discussietaal in het parlement, voor politici die de Nederlandse taal niet goed machtig zijn.

Deze discussie over het taalgebruik in het parlement wordt niet voor het eerst gevoerd, ik kan me herinneren dat deze kwestie na de Onafhankelijkheid ook al op de agenda stond, ik weet echter niet meer precies wanneer. De conclusie was dat men zich in een officiële instantie als het parlement moest houden aan de officiële taal van het land.

Discussie in De Ware Tijd
De uitspraak van Schalwijk is voor dagblad De Ware Tijd reden geweest hierover op 21 april een discussie te starten Stelling op de nieuwe weblog van de krant, met als stelling:

“Het is absoluut belangrijk dat een lid van de assemblee zich goed kan uitdrukken in het Nederlands. Aan de andere kant vind ik wel dat we rekening moeten houden met de Surinaamse realiteit. Niet iedereen in Suriname is het Nederlands machtig. Sterker nog, in dit land worden tientallen talen gesproken. Naast het Nederlands spreken veel mensen Javaans, Hindostaans, etc. Echter, bijna iedereen spreekt en begrijpt het Sranan. Ik vind dus dat het echt mogelijk zou moeten zijn om Sranan in de assemblee te spreken.”

Waarom deze Stelling? “…een breedvoerige discussie over een goede beheersing van onze voertaal, het Nederlands, in het hoogste college van staat, (laat) nochtans op zich wachten. Maar daar hoeft de Ware Tijd natuurlijk niet op te wachten. Want waar ligt dit aan, maar vooral: wat is de oplossing? Is dat het onderwijs, de cultuur, of het feit dat er zoveel talen door elkaar worden gesproken?”

Taalunie
In een reactie op het artikel in de krant noteert De Ware Tijd uit de mond van Helen Chang, coördinatrice van Taalunieprojecten in Suriname, dat zij niet wenst te reageren op deze kwestie van de taal in het parlement. De krant brengt daarom een eerdere reactie in herinnering: Op 17 februari legde ze, naar aanleiding van een polemiek over een werkbezoek van de Taalunie aan Suriname, wel deze verklaring af in de Ware Tijd: “De Taalunie doet niet aan politiek, wij wensen enkel mensen te ondersteunen die Nederlands praten. Dat is onze kerntaak. Zolang men in Suriname Nederlands praat, zal de Taalunie hulp aanbieden. Wil men hier Engels praten, dan moeten ze het maar veranderen. Dat is voor mij ook goed. We kunnen echter niet zomaar de samenwerking tussen Suriname en de Taalunie stopzetten, want we zijn nu eenmaal in 2003 die associatie aangegaan. Als sommigen dan toch zo ontevreden zijn over de Taalunie, waarom hebben ze bij onze toetreding niet gereageerd?”

Om op de Stelling te reageren, kun je hier klikken. Hieronder volgt het artikel waarin Schalwijk wordt geciteerd.

Artikel in De Ware Tijd

Nederlands versus ‘taal van het volk’
Tekst: Rosita Leeflang en Pieter Van Maele

20/04/2010

Volksvertegenwoordigende kandidaten die niet of nauwelijks uit hun woorden komen of tijdens een interview het Nederlands de nek omdraaien. Een fenomeen waarmee één de spot drijft en waaraan een ander zich bij elk woord mateloos stoort. Toch laat een breedvoerige discussie over een goede beheersing van onze voertaal, het Nederlands, in het hoogste college van staat, nochtans op zich wachten. Parlementariërs zelf denken er het ‘hunne’ van.

Wie Otmar Rodgers zegt, weet dat er correct Nederlands wordt gesproken in het parlement. Uiteraard kan dit te maken hebben met zijn achtergrond als onderwijzer. Hij is van mening dat de kwestie over de taal in De Nationale Assemblee in een ander perspectief moet worden geplaatst. “Ik denk dat misschien onbewust speelt dat het Nederlands in opgelegd”, zegt Rodgers. Maar het zit bij hem nog dieper. De parlementariër stelt dat we met z’n allen zullen moeten proberen om de gap op te vullen. Een kwestie die zijn oorsprong vindt in de grondwet.

“De grondwet schrijft een residentieplicht voor. Dan is het niet eerlijk om mensen slechts op grond van hun taalgebruik te beoordelen. Natuurlijk wil men dat de leden van de volksvertegenwoordiging zich vlot uitdrukken in het Nederlands, omdat die nog de voertaal is, helaas. De correcte uitdrukking in het Nederlands mag niet de enige beoordelingsgrond zijn.” De NF fractieleider erkent dat er zeker het een en ander schort als wordt gekeken naar de beoordelingsnormen. “Maar ik spreek geen veroordeling uit. Het moet ons juist leren te zoeken naar iets dat ons verder zal brengen.”

‘Ik vind dat het echt mogelijk moet zijn om Sranan in de assemblee te spreken’

Taal van de achterban
“Het is absoluut belangrijk dat een lid van de assemblee zich goed kan uitdrukken in het Nederlands”, versterkt Hermanus Schalwijk, NDP’er uit Brokopondo, het standpunt van zijn collega. “Aan de andere kant vind ik wel dat we rekening moeten houden met de Surinaamse realiteit. Niet iedereen in Suriname is het Nederlands machtig. Sterker nog, in dit land worden tientallen talen gesproken. Naast het Nederlands spreken veel mensen Javaans, Hindostaans, etc. Echter, bijna iedereen spreekt en begrijpt het Sranan. Ik vind dus dat het echt mogelijk zou moeten zijn om Sranan in de assemblee te spreken”, zegt Schalwijk, die er van overtuigd is dat het gebruik van het Sranan alle burgers veel dichter bij de politiek zal brengen.

“Sommige collega’s van me gebruiken in het parlement diep Nederlands. Zelf heb ik absoluut geen moeite om dat te begrijpen, maar je kan je voorstellen dat dat voor bijvoorbeeld iemand die ongeschoold is, wel moeilijk kan zijn. Ik vind dat we meer voor het volk moeten spreken, niet enkel voor de hoogopgeleiden. Daarom benader ik mijn achterban altijd in hun eigen taal, ik vind dat véél prettiger”, gaat Schalwijk verder. Ook Ronny Tamsiran, die vanuit de kieskring Commewijne voor Pertjajah Luhur volksvertegenwoordiger is, vindt dat het taalgebruik in het parlement vaak beter kan. “Er vallen veel te veel hoge woorden en ambtenarentaal. Wat hebben we daaraan als de bevolking daar weinig van snapt? Bovendien is een groot deel van mijn achterban natuurlijk van javaanse afkomst. Die hebben soms minder oor voor het politieke werk, gewoonweg omdat ze niet altijd begrijpen wat er gezegd wordt.”

‘Zelfs Javaans of Hindostaans moet kunnen’

Vertaling
Schalwijk en Tamsiran delen dezelfde mening. “Als parlementariër is het belangrijk dat je boodschap duidelijk overkomt bij de bevolking. In de assemblee spreken we Nederlands, dus een goede beheersing van onze taal is echt wel belangrijk. Daarnaast moeten we er ernstig over nadenken over het gebruik van andere talen, zoals het Sranan, toe te laten tijdens vergaderingen van DNA”, vindt Tamsiran. Hij gaat echter nog een heel eind verder dan zijn NDP-collega. “Zelfs Javaans of Hindostaans moet voor mij kunnen. Dat gebeurt nu soms eigenlijk al, dat er eens enkele woorden of een hele zin Hindostaans valt. Dan zorgen we gewoon voor een vertaling, zodat we niemand uitsluiten en iedereen het kan begrijpen”, beweert Tamsiran.

‘Met het Engels komen wij veel, veel verder dan het Nederlands’

Engels
Eigenlijk zouden we ook andersom kunnen denken. Zo zouden niet de politici de taal van de straat kunnen aannemen, maar zou het Surinaams onderwijs in de districten geïntensifieerd kunnen worden, zodat echt élke Surinamer vlot Nederlands leert spreken. Dat is tenslotte nog steeds de officiële taal van ons land. Als het van deze drie politici afhangt, komt daar echter ooit verandering in. “Ik vind het verschrikkelijk jammer dat ik één van mijn idealen als parlementariër niet heb kunnen realiseren.” Rodgers doelt op het invoeren van het Engels als tweede taal, formeel geaccepteerd en breed gedragen. De taal heeft hem aan het denken gezet, ook na discussies met anderen die het misschien zelfs beter weten waarom het Nederlands vervangen moet worden door het Engels. Dat standpunt heeft hij al in de begin jaren 70 geformuleerd. Rodgers noemt in dit verband de naam van de toenmalige minister van Onderwijs Ronald Venetiaan, die een wezenlijke bijdrage heeft geleverd bij de totstandkoming van die gedachte. Een keuze die drie dingen met zich zou kunnen meebrengen. Het volk maakt een bewuste keus, het wordt een bewuste keus in vrijheid en die keus wordt gemaakt met het verstand. “Met het Engels komen wij veel, veel verder dan het Nederlands”, benadrukt de parlementariër.

“Om echt aan te kunnen sluiten bij onze Caribische en Latijns-Amerikaanse buren, zou Suriname er beter voor kiezen om af te stappen van het Nederlands en te kiezen voor het Engels of het Spaans. Dat zal een proces van lange adem zijn, maar het is zeker niet onmogelijk. Bovenal denk ik niet dat het veranderen van taal het niveau van het parlement naar beneden zal halen”, besluit Tamsiran. Alsof het partijgenoten zijn, sluit Schalwijk zich weer bij zijn collega aan. “Het Nederlands hebben we door ons koloniaal verleden overgeërfd, maar we moeten ervan durven afstappen. Dat is op de Nederlandse Antillen al min of meer gebeurd. De Engelse, of eventueel zelfs de Spaanse taal invoeren, daar sta ik voor de volledige honderd procent achter. Mocht de volgende regering zich daarvoor inzetten, dan zou ik me daar volledig voor inzetten”, besluit Schalwijk.

Rodgers is ervan overtuigd dat wanneer voor het Engels wordt gekozen, het geen taal is van de kolonisator en het ons niet wordt opgelegd. De parlementariër gelooft dat wij in staat zullen zijn ons internationaal beter uit te drukken. Hij blijft realistisch, want Rodgers erkent net als Tamsiran dat dit proces tijd gaat vergen. “Maar we moeten ermee beginnen. Kijk niet tegen het werk op. Zeg ook nooit het werk is teveel, want het is nooit teveel. Het is pas teveel als je er niets aan doet.”

Nederlandse taalunie reageert
Helen Chang, coördinatrice van de taalunieprojecten in Suriname, wenste niet te reageren op de kwestie van de taal in het parlement. Op 17 februari legde ze, naar aanleiding van een polemiek over een werkbezoek van de Taalunie aan Suriname, wel deze verklaring af in de Ware Tijd:
“De Taalunie doet niet aan politiek, wij wensen enkel mensen te ondersteunen die Nederlands praten. Dat is onze kerntaak. Zolang men in Suriname Nederlands praat, zal de Taalunie hulp aanbieden. Wil men hier Engels praten, dan moeten ze het maar veranderen. Dat is voor mij ook goed. We kunnen echter niet zomaar de samenwerking tussen Suriname en de Taalunie stopzetten, want we zijn nu eenmaal in 2003 die associatie aangegaan. Als sommigen dan toch zo ontevreden zijn over de Taalunie, waarom hebben ze bij onze toetreding niet gereageerd?”.-.

Bron: DWT, 20 april 2010

Historia, literatura y idioma di un pais


Texto: Quito Nicolaas

Cada decada conoce su propio desaroyo, proceso y desafionan. Den e siguiente decada nos lo mester dedica mas atencion na fortifica e pilarnan di nos cultura. Un manera pa haci esaki ta pa concentra riba nos historia y literatura. Esaki aparte cu ta keda stimula nos arte, folklore, baile, canto & musica y teatro. Esei kier men cu mester tur sosten y coperacion di esnan den enseñansa.Ta bai cu ta planta e symbolonan di un Nacion cu ni un biento fuerte por bent’e abou.

Na final di aña 2009 nos por a señala e ciere di tres galeria na Aruba. Luna pasa por a experencia e ciere di e prome libreria, esta Libreria Mariska. Esaki riba su mes ta un señal cu mester tene cuenta cu ne. E prome reaccion ta cu e ciere ta un consequencia di e crisis-financiero. Esaki por ta un di e motibonan cu en berdad tin menos interes pa e obranan di nos autornan y artistanan. Falta di interes pa algo, por ehempel literatura ta bin dor di falta di dynamismo riba tereno di literatura. Si nada no ta sosede of tin mucho poco actividad riba tereno literario, esaki a lo largo lo muri. Den esei e artistanan – poetanan – escritor of musico/cantante mester bira mas pro-activo. No solamente un artista tin e tarea di contribui cu su obranan na nos Cultura. Pero e mester bira activo tambe den yuda organisa actividadnan. Ta di aplaudi di mira con autornan manera Desiree Corea, Liliana Braamskamp-Erasmus y Olga Zaandam ta hopi activo riba nan tereno. Un otro manera por ta den yuda cu e trabounan di un organisacion, esta den un directiva. Como artista bo ta keda un entrepeneur cu mester produci, mercadea bo producto, pr bo actividadnan y bende e productonan.

Enseñansa
Si na skol nos alumnonan ta siña algo di Segunda Guera Mundial y otro acontesimentonan mundial, no tin nada malo. Otro ta si ainda nos muchanan ta ser educa encuanto e.o. De slag bij Waterloo, Willem van Oranje, Renaissance y De Verlichting. Pa esnan cu ta bai sigui studia historia, kisas esaki ta util.Si mester mantene historia di Hulanda den e curriculo, anto ta miho pa limita esaki. Na su lugar mester dedica mas atencion na e historia di e region Latino-Americano/Caribense. Pero primera-mente e loke cu mas ta haci falta ta nos propio historia di Aruba. Material pa duna les tin suficiente cu por uza, ta un decision mester tuma pa duna nos enseñansa un otro cara. Si pa cierto gruponan di edad na scol secundario no tin material, anto por traha riba esaki. Den nos literatura nos conoce diferente obranan manera Perseverancia (M. Christiaans), Lago Heights (Y. Naar), Un siglo di recuerdo (R. de Veer) y e serie Edicion Educativo di Cas Editorial Charuba cu por ser uza pa conta algo di nos historia oral.

Un otro aspecto ta e enseñansa encuanto literatura Arubiano. Antes den añanan ´70 tabata uza stencilnan como material pa e alumno cera conoci cu e autornan local. Algo masha importante mes pa e alumno por identifica su mes cu e autornan di propio suela. Awendia tin mas material disponibel cu por ser uza, caminda cu e alumno por haya un bista di literatura local, literatura regional y literatura mundial. Pues ora e hoben caba su skol secundario e ta bon equipa y ta carga conocemento di e cultura y historia di su pais, su region y di Europa of otro part´i mundo. Importante pa e hoben ta fuerte para den su sapato, pasobra e sa di unda e ta bin y ki rumbo e ta bai. Bon prepara pa sigui studia den Caribe/America-Latina, Merca of Europa. Hecho ta si cu mester opta pa un orientacion cultural cu ta dirigi riba nos region y un orientacion politico cu ta dirigi riba Europa.

Prensa
Anualmente tin diferente buki ta keda publica riba mercado. E unico cu nos ta haya pa lesa ta un anuncio cu e buki a sali of relato di e anochi di presentacion di e buki. E lector cu ke sa mas di e contenido di e buki, ta keda den scuridad. Opinion di otronan cu ta lesa un buki na un otro manera ta masha importante den esaki. Mester introduci un systema di balota un buki, pa bon of malo cu esaki a ser skirbi. Den pasado por a mira bukinan ta ser edita, sin menciona p.e. e aña cu esaki a keda publica. Awendia ainda bo ta wak tin biaha cu no ta tuma e parti di lay-out na pecho.
Den esei lo ta bon pa skirbi un reseña di e buki tambe. Asina e lectornan por lesa un comentario di e buki. E autor tambe por siña aprecia e remarkenan cu tin riba su obra. E critica cu bo ta scucha semper ta cu e obranan cu ta keda publica no ta di un nivel halto.

E ilusion nos no mester tin tampoco, pasobra ta awor numa nos literatura tin un cien aña ta existi. Ta bay cu alo largo nos lo yega un punto si, caminda cu nos por bisa cu e nivel ta satisfactorio. Di e forma aki ta engrandece nos literatura, caminda cu e obranan ta haya un cobertura mas amplio. Antes tabata opina cu no tin interes p’e tipo di articulonan asina den corant. Mas bien mester a recuri na Ñapa di Amigo. Den esei nos ta lubida cu e promedio di e nivel di educacion di nos pueblo a subi. Acerca ta bin cu mayoria di e populacion ta lesa un corant na papiamento. Pues esnan cu un nivel di estudio avansa tambe ta lesa nan matutino na papiamento. Literatura ta algo cu mester keda transmiti via di radio, corant y television. Te ainda ta na radio Kelkboom so ta existi e programa di Dushi Awacero musical riba diasabra merdia, den cual ta combersa cu e autor. Cada un di e medionan tin nan funcion den stimula literatura, unda cu por ehempel e corant por corta e articulo y warda esaki den un archivo pa historia.

Television
En general e programacion di nos plantanan televisora di Tele-Aruba y ATV-15 a bai hopi dilanti. Esaki debi na e competencia fuerte y e profesionalismo cu gradualmente a keda introduci. Pa añas largo nos conoce e programa Un rato cu Dika cu sa trata e tema di literatura den su programa. Acerca nos tin e programa di Nos mainta, caminda cu a trata e buki di Savaneta cu tei pa sali. Loke cu ta haci falta ta un programa na television, den cual ta trata Literatura di Aruba. Den un programa asina cu un duracion di mei ora, por bai mas den profundo encuanto por ehempel e tema. y estilo di skirbi. Por combersa cu autornan, lector riba caya, linguista, literator, recencista, libreria, studiantenan y maestronan. Asina por tira un bista rib´e e proceso di skirbimento. Aruba conoce un shen autornan cu ta y no ta na bida mas, cu ta hacie interesante pa papia riba esnan cu a skirbi na inicio di siglo 20. Por hasta parti e programa cu un seccion di buki pa mucha, unda e mucha mes por bin na palabra pa conta algo di e buki cu el a lesa. Na Aruba tin suficiente autor cu por yena un programa mensual asina. E librerianan lo no keda sin sponsor un progama.

Librerianan
Nos ta custuma cu bo ta drenta un libreria cumpra un postcard, revista of un buki. Awendia bo ta mira mas y mas cu librerianan ta reserva un huki, unda bo por sinta lesa y blader den un buki. Un libreria por hunga un papel importante den stimula literatura Arubiano. Libreria Van Dorp, estableci na Aruba desde 1967 y cu su 19 filiaalnan di De Wit & Van Dorp te ainda ta e unico libreria cu ta organisa encuentronan cu nos autornan. Gobierno tambe por tin un rol pa cu stimula lesamento y literatura. Por reduci e BBO riba prijsnan di buki y revistanan, asina cu e prijs den libreria tambe ta bira mas barata. Si den añanan 80 un famia na Aruba tabata saca un promedio di $150 pa cumpra buki/revistanan pa aña, ultimamente esaki no tabata e caso mas. Manera indica e librerianan ta cambiando nan interior pa por acomoda e cliente. Si antes un libreria tabata un luga pa hobennan sconde p’e awacero, awendia e mester bira un luga caminda escritornan, poetanan, lectornan, maestronan, studiantenan, artistanan y recensista/columnista ta topa otro. Topa otro pa papia riba desaroyonan y literatura.

Festival di literatura
Na Aruba nos ta conoci cu e anual Luna di Cultura, na unda ta tene yen di actividad riba tereno literario. Banda di esei tin e actividad di Winternachten/Crusa Laman, unda ta cera conoci cu autornan di otro paisnan. Sinembargo na Aruba mes no conoce un festival di literatura. Un festival como podio pa e autornan local lansa nan obranan nobo y deleita e publico cu nan poemanan. Esaki ta un manera tambe pa stimula e produccion local. Si den e Aña Cultural nos por a wak casi binti buki a keda publica, den e aña despues nos por a mira e cantidad aki cai atrobe. Tin suficiente organisacion pa carga e trabounan, sinembargo mester fiha bon e rumbo y maneho cu tei hiba.

Taalonderwijs Curaçao: You Do Best……!

door Hitzig Bazur[Manera semper, tradukshon na Papiamentu ta abou]Ter intro: Kijk eens op youtube onder hopi boyz!

Anderhalf week geleden was er een discussie tussen minister Leeflang en De Haas uit Nederland, die op een gegeven ogenblik en met verontschuldiging aan de participanten, toch behoorlijk kinderachtig was. Met name van de minister verwacht ik veel meer terughoudendheid: Minister alsjeblief, laat U zich niet zo snel verleiden tot oeverloze discussies. Uw partner in beleid is het parlement, daarna de bevolking via officiële persberichten. Oeverloze discussies: Des volks!

Overigens was de grondslag van het meningsverschil ook behoorlijk zwak. Het ging om het feit, dat Helmin Wiels bij zijn eventuele gelegenheid tot spraak met de Tweede Kamer, zich niet van het Nederlands zou bedienen, maar van het Papiamentu. Ik kan me niet indenken, dat Nederland, een van de Top 10 rijkste en meest geavanceerde landen ter wereld, de technische outillage niet zou hebben, opdat Wiels zich rustig in het Papiamentu kan richten, terwijl de parlementariërs hem op hetzelfde moment in correcte Nederlandse vertaling aanhoren en BVN, Eén Vandaag, Nova hem daarna letterlijk citeren, met Nederlandse ondertiteling. De discussie op deze grondslag was dus geheel en al onnodig.

Maar er is wel een interessant punt bij het meningsverschil. Namelijk de vraag, in hoeverre een niet autochtone Nederlander die zich ook niet in dit Europese onderdeel van het Koninkrijk bevindt, de mogelijkheid heeft om zich de taal feilloos eigen te maken. Ervan uitgaande natuurlijk, dat de autochtone Nederlander aldaar in het eigen taalgebied, wel een feilloze beheersing van de eigen taal ontwikkelt, hetgeen in de praktijk natuurlijk niet altijd zo is.

Laten wij dan vervallen in de leus, die de titel van deze mening gedeeltelijk aangeeft. You do best staat er, maar het moet natuurlijk zijn you do best, what you do most. Het is een krasse uitspraak van de beroemde Amerikaanse dominee Jesse Jackson, die bekend staat om zijn onverwachte, simpel in taalkundige opbouw, maar toch diepgaande uitspraken op wat op het eerste gezicht een complexe vraagstelling leek. Naast deze uitspraak, you do best, kunnen wij een andere wijsheid aanhalen die met name de sportbeoefenaar kent: No pain, no gain! Op het gebied van de instructie betekenen deze uitspraken, dat de student zich repetitieve en grote moeite moet getroosten, om een vakgebied te leren beheersen. Of het nu voetbal, de 100m gooi of de beheersing van de Nederlandse taal betreft, beide uitspraken gaan onverdund op. Wat houdt dit op bijvoorbeeld taalgebied in, dus het schrift en de spraak. Om de taal goed te leren spreken en schrijven moet de student haar dus veelvuldig lezen, spreken en schrijven. Hij zal er niet aan ontkomen. Helaas staat de Curaçaoënaar bekend om het feit, dat hij niet graag leest. Om welke taal dan ook beter te leren beheersen, zal dit gedrag, voorzover overeenkomende met de werkelijkheid, omgedraaid dienen te worden. Ik voorzie school in de middag en meer leeslesuren als een snelle oplossing van dit probleem, reeds in de eerste twee/ drie jaren van het lager onderwijs. Als het lezen in deze eerste jaren op aantrekkelijke wijze wordt afgedwongen, dan heeft men het kind voor de rest van zijn leven als innige lezer gewonnen en vloeien er alleen maar voordelen voor hem hieruit.

Dan de spraak. Velen nemen het de fraters kwalijk, dat men indertijd Nederlandse spraak op de scholen afdwong. Als je echter op dit beleid mediteert, dan zal je de vooruitziendheid van de fraters meteen onderkennen. Zij waren er hoogstwaarschijnlijk niet op uit om het Papiamentu uit te bannen. Maar zij voorzagen wel, dat het Curaçaose kind thuis, zo goed als geen Nederlands zou gaan spreken en dus deze zeer noodzakelijke oefening voor taalbeheersing zou ontberen. Dan maar op school en het is zeer waarschijnlijk, dat hun beleid hierop afgestemd werd. Dat betekent voor het hedendaagse onderwijs hetzelfde. You do best what you do most en alleen door de taal feitelijk te spreken, zal het in die richting geleid worden, dat de spraak verbetert. Als er al geen vaardigheid op autochtoon Nederlands niveau wordt verkregen, dan zal het toch zeker zo zijn, dat het gemak waarmee men de taal hanteert enorm zal verbeteren. En daarmee dan meteen ook de angst om haar te gebruiken. Geldt overigens niet alleen voor het Nederlands, maar voor alle talen, inclusief het Papiamentu, die wat woordenschat en spraakgemak betreft bij grote groepen Yui Korsou erbarmelijk is.

Awor e tradukshon na Papiamentu

Enseñansa di Idioma: You Do Best….!

Introdukshon: Tira un bista riba youtube na hopi boyz

Un siman pasá tabatin diskushon entre minister Leeflang i De Haas di Hulanda, ku na un dado momento i ku despensa na e partisipantenan, a parse mi bastante infantil. Mi ta verwacht mas moderashon di espesialmente e minister: Minister por fabor, no laga nan tentá bo asina lihé pa diskushonnan. Bo partner den manego ta parlamento, despues pueblo via komunikadonan ofisial den prensa. Diskushonnan sin fin: Di pueblo!

Por sierto ku e base di e diskushon tambe tabata basta swak. Ela bai pa e hecho, ku Helmin Wiels den su eventual enkuentro ku Tweede Kamer, lo no kier huza Hulandes, sino Papiamentu. Mi no por imaginá mi mes, ku Hulanda, un di e Top 10 paisnan di mas riku i avansá na mundu, lo no tin e ekipo tekniko na su disposihon pa Wiels por papia Papiamentu trankil numa mientras ku e parlementarionan ta skuché na e mes momento den un tradukshon Hulandes korekto i BVN, Eén Vandaag, Nova despues lo por sité literalmente, ku subtitulo na Hulandes. Pues, e diskushon aki tabata kompletamente inesesario.

Pero den e diskushon, a bin un punto interesante si: E pregunta, te kon leu un Hulandes no autogtono, ku ademas no ta biba den e parti Europeo aki di Reino, por tin e oportunidad pa siña e idioma di un forma infalible. Asumiendo naturalmente, ku e Hulandes autogtono, ku ademas si ta den e teritorio original di e idioma, lo tin un dominio infalible di su propio idoma. Algu ku den praktika naturalmente no semper ta e kaso.

Laga nos trese dilanti e ora ei e lema ku ta parsialmente den e titulo di nos artikulo. You do best tin pará, pero e mester ta naturalmente you do best, what you do most. Ta un di e dichonan fuerte di e famoso pastor Merikano Jesse Jackson, ku ta konosí pa su deklarashonnan inesperá, simpel den konstrukshon verbal, pero di hopi profundidad, riba loke originalmente a parse un pregunta hopi kompliká.

Banda di e deklarashon aki, you do best, nos por pone un otro, ku ta konosí serka espesialmente deportistanan: No pain, no gain! Riba e tereno di instrukshon esaki ta nifiká, ku e studiante mester hasi hopi esfuerso repetitivo pa e siña dominá un tarea. Sea ku ta futbol, kore100m of dominio di idioma Hulandes, tur dos deklarashon ta aplikabel den tur nan forsa. Kiko esaki ta nifiká riba tereno di siña idioma, esta skritura i papia. Pa e siña papia i skibi e idioma bon, e studiante mester pues lese, skibié i papié hopi. Lo e no skapa di esei. Lamentablemente di e Yui Korsou ta konosí ku nos no gusta lesa. Pues ta di komprendé e ora ei, ku pa nos siña dominá no importa kua idioma, nos lo mester boltu e tradishon ei, te asina leu ku e ta kuadra ku e realidad. Ami ta premirá skol den atardi ku mas ora pa lesamentu komo un solushon lihé, ya den e di dos / tres aña di skol básiko. Si nos obligá e mucha di un forma atraktivo pa e lesa, nos lo gané pa e restu di su bida komo un lesado ferviente i for di esei lo sali solamente benefisionan.

Awor e papiá. Hopi ta tuma fraternan na malu, ku den e tempunan ayá, nan a obligá papiamentu di Hulandes na skol. Pero ora bo meditá riba e manego aki sinembargo, lo bo por rekonosé nan vishon mesora. Muy probablemente nan no tabatin komo intenshon pa eliminá Papiamentu. Pero nan a premirá si, ku e mucha Yui Korsou lo no a bai papia ningun Hulandes na kas i ku pues einan, nan lo no a haña praktika. Anto laga nan papia na skol anto i ta hopi probabel, ku nan manego a wordu basá riba e punto di bista aki. Meskos ta konta pa edukashon di awendia. You do best what you do most i solamente door di papia e idioma, e papiamentu di e idioma lo megorá. E ora ei i te hasta si e studiante no haña e habilidad di un Hulandes autogtono, tog lo ta asina ku e fasilidad ku kual e ta manegá e idioma lo megorá substansialmente. I ku esei lo kita tambe e miedu pa huzé! Por sierto ku esei no ta konta solamente pa Hulandes, sino pa tur idioma, inklusive Papiamentu, kual pa loke ta e pos di palabra i fasilidad di papia, ta laga hopi di desea serka masha hopi Yui Korsou.

Papiamentu in Nederlandse grondwet?

Tweede Kamerlid Jan Schinkelshoek (CDA) vindt dat het Papiaments en het Engels in de Grondwet moeten worden opgenomen. Hij vindt het een gemiste kans dat het Nederlandse kabinet deze maand besloot dat er in de Grondwet wel een bepaling komt over de Friese taal, maar niet over de op de BES-eilanden gesproken talen. Ook op de Antillen is hier met verontwaardiging op gereageerd.

Het kabinet wil de positie van het Nederlands waarborgen, nu er in Nederland steeds meer talen worden gesproken. Schinkelshoek opperde vorig jaar al dat ook de positie van het Papiaments en het Engels in de Grondwet geregeld moet worden: “Als je de positie van het Nederlands regelt, moet je ook iets regelen voor de minderheidstalen.” Dat laatste gebeurt wel voor het Fries, maar niet voor het Papiaments en Engels: “Dat zijn straks officiële talen die in delen van Nederland gesproken worden.” Want Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn na de staatkundige vernieuwing onderdeel van Nederland. Raad van State Schinkelshoek vindt het vreemd dat de regering niet aan de BES-eilanden gedacht heeft.

Over de reactie van de Antilliaanse minister Omayra Leeflang, om desnoods een rechtszaak aan te spannen, moet het CDA-Kamerlid een beetje lachen. Hij richt zijn hoop op de Raad van State, ‘een wijs college’, om de regering op de omissie in het voorstel te wijzen. “Het moet in elk geval onderdeel van het debat in de Tweede Kamer worden.” Voor Curaçao, Sint Maarten en Aruba geldt de Nederlandse Grondwet niet en die kunnen dus hun eigen taalbeleid voeren. Maar voor de BES-eilanden is na de ontmanteling van de Antillen Den Haag verantwoordelijk. “De regering moet met hele goede argumenten komen om te rechtvaardigen waarom je Saba, Sint Eustatius en Bonaire niet geeft wat Friesland wel krijgt.”

1500 jaar Nederlands online

U kunt nu de Nederlandse woordenschat van vijftien eeuwen gratis raadplegen. Na het Woordenboek der Nederlandsche Taal staan nu ook het Oudnederlands, Vroegmiddelnederlands en Middelnederlandsch Woordenboek (ca. 500 t/m 16e eeuw) op internet.

Wie de woordenboeken wil raadplegen, kan hier klikken.

Het taalprobleem van De Nationale Assemblée

door Hein Eersel

Er was in De Nationale Assemblée kritiek op het Nederlands in de te behandelen stukken. Er werd op taalfouten gewezen. Van regeringszijde werd als verontschuldiging onder meer aangedragen dat een Belg de stukken zou hebben geredigeerd. Wat is er aan de hand in de Nationale Assemblée?Een lid van dat Hoge College besteedde veel tijd aan het onderstrepen van de taalfouten. Waar haalt dat lid de regels en normen vandaan om een stukje Nederlandse taal fout te noemen? We nemen aan dat hij het Groene Boekje (met de officiële spelling van het Nederlands), de dikke Van Dale (= woordenboek) en een of andere grammatica van het Europese Nederlands op zijn bureau heeft liggen. Daarin vindt hij regels, normen en aanbevelingen voor wat men correct gebruik van dat Nederlands noemt. Ons assembleelid is zich misschien niet ervan bewust dat die regels en normen door mensen zijn opgesteld, die gezag over het correcte taalgebruik menen te hebben: taalautoriteiten. En zo een taalautoriteit is de Nederlandse Taalunie, maar haar gezag wordt zelfs in Nederland niet door iedereen geaccepteerd. Zo hebben bijvoorbeeld De Volkskrant en het Genootschap Onze Taal het Groene Boekje verworpen en samen met anderen het alternatieve Witte Boekje uitgegeven. En dat betreft alleen de spelling van het Nederlands.Maar taalgebruik omvat heel veel meer dan de spelling van een taal.De (juiste) woordkeus, de woordvorm, de zinsbouw en de betekenistoepassing behoren er ook toe. En dan letten we niet op de verklanking van de taal (uitspraak van de klanken en intonatie). Ik geloof niet dat de leden van De Nationale Assemblee het Nederlands in klank willen laten horen zoals hun collega’s in de Nederlandse Tweede Kamer dat doen. We noemen die uitspraak de ‘aardappeluitspraak’. In Suriname wordt die uitspraak uit een Surinaamse mond niet eens echt op prijs gesteld. Daar gaat de discussie dan ook niet over.

De Nationale Assemblee heeft het dus alleen over het schriftelijk gebruik van het Nederlands en ze heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door de Nederlandse taalautoriteiten die ze kent: de Taalunie met haar Groene Boekje, de dikke Van Dale en een of ander Europees-Nederlands grammaticaboek.   Suriname heeft (nog) geen taalautoriteit. Maar dat betekent niet dat De Nationale Assemblee klakkeloos de normen van de Nederlandse taalautoriteiten kan en mag toepassen op de eigen stukken. Het Nederlands wordt in Suriname gebruikt om een andere totaliteit van het leven onder woorden te brengen: een totaal andere natuur (weersomstandigheden, planten, dieren) dan de Nederlandse, een heel andere cultuur, andere sociale verhoudingen, een andere bestuurlijke indeling enzovoort. Duizenden woorden die niet voorkomen in het Europese Nederlands, worden daarvoor gebruikt en sommige woorden die op Europees-Nederlandse woorden lijken, hebben soms een geheel andere betekenis. Het Surinaams Nederlands wordt buitendien ook nog beïnvloed door andere talen. Het Europees Nederlands wordt traditioneel sterk beïnvloed door de omringende talen: Frans, Engels en Duits. Daarbij komt voor zeker wat de technologie betreft het Amerikaans Engels erbij. Het Surinaams Nederlands wordt in de eerste plaats beïnvloed door de eigen nationale talen: het Sarnami, het Sranan, het Surinaams-Javaans enz. Het Amerikaans en het Caraïbisch Engels spelen ook een rol in de veranderingen die het Surinaams Nederlands ondergaat. Kortom: het Surinaams Nederlands is in vele opzichten anders dan het Europese. Dit alles is taalkundig heel normaal. Overal komen dergelijke veranderingsprocessen voor.

We merkten al op dat de Surinaams-Nederlandse uitspraak anders is dan de Europees-Nederlandse, maar ook grammaticale verschillen kunnen aangewezen worden naast de woorden die het Europees Nederlands niet kent, en verder eigen uitdrukkingen en zegswijzen. Neem alleen al de woorden als: grondhuur, ressort, district, granman, kapitein, basya, volksvergadering en de vele andere termen en begrippen uit de bestuurlijke sfeer. In het Europees Nederlands komen die woorden niet voor. Hun spelling is dus ook niet in het Groene Boekje geregeld en hun specifieke betekenissen staan niet in de dikke Van Dale vermeld. Neem het gebruik van de lidwoorden en verwijswoorden. In officiële stukken komen we tegen: de Raad van Ministers heeft in haar vergadering…..Daar is niets fout mee, als in Suriname het gebruik van dergelijke voornaamwoorden zo beregeld is. We hebben de gewoonte om bij aardrijkskundige woorden als Suriname haar te gebruiken. Laten we dat vastleggen. Naar woorden waarmee we niet-levende dingen benoemen, verwijzen we met het: die broek, waar heb je het gekocht? Dat gebruik wordt gestandaardiseerd. Het heeft daarom weinig zin om bij dergelijke woorden het woordgeslacht manlijk/vrouwelijk te vermelden in een woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Ook voor het gebruik van de lidwoorden schijnt het Surinaams-Nederlands andere regels te volgen. Dan heeft het Surinaams Nederlands nog eigen formules om respect en beleefdheid uit te drukken. Er moet nog heel veel worden onderzocht. Maar één ding staat al vast: het Surinaams Nederlands kan niet als een soort aanhangsel van het Europees Nederlands beschouwd worden, het is een taalsysteem op zichzelf, waarin, zoals opgemerkt, het totale leven van de Surinamers tot uitdrukking wordt gebracht. Het spreekt vanzelf dat het daarom apart beregeld moet worden voor wat het correcte gebruik betreft. Daarvoor is wat men noemt standaardisatie nodig. Wat de Taalunie in Suriname doet door de taaltips in de krant en het verspreiden van boekjes over goede ambtenarentaal, is onjuist. Het vervreemdt de sprekers van het Surinaams Nederlands van de hantering van één van hun eigen talen en vergroot daardoor de taalonzekerheid. De normen van de Taalunie worden immers niet afgeleid van de taal zoals die in de Surinaamse straten, op de Surinaamse schoolerven en in de Surinaamse kantoren klinkt, maar zijn afgeleid van wat acceptabel taalgebruik mag heten aan de Noordzee. Zolang het Surinaams Nederlands nog niet officieel genormeerd (gestandaardiseerd) is, doet de Nationale Assemblee er goed aan mensen uit de eigen taalgemeenschap, die de Surinaamse taalsituatie van binnenuit kennen, in te huren om over het correcte taalgebruik in haar stukken te waken. Deze correctors kunnen natuurlijk waar het kan de normen gebruiken die te vinden zijn in bijvoorbeeld het Groene Boekje of het Witte Boekje, want het Surinaams Nederlands blijft hoe dan ook sterk verwant aan het Europees Nederlands, maar ze moeten vooral gebruik maken van bronnen als het Surinaams-Nederlands woordenboek van Dr. Renata de Bies. Daarboven moeten ze zelf creatief in onderling overleg beslissingen durven nemen over wat correct taalgebruik is. Zij treden dus eigenlijk voor De Nationale Assemblee voorlopig op als taalautoriteit tot de Surinaamse Taalautoriteit er is (in boekvorm of anderszins). De verantwoordelijkheid voor onze talen moet immers in Suriname bij Surinamers berusten.

Waarvoor echter gewaarschuwd moet worden is dat de gewenste beregeling niet een keurslijf wordt, zeker niet tegen de achtergrond van onze veeltaligheid. Te strakke regulering remt het spontane taalgebruik. Een ruime variatie moet worden toegelaten, zolang de verstaanbaarheid en de duidelijkheid van de bedoeling, de communicatie, niet in het gedrang komen. Het gaat om communicatie, ook in De Nationale Assemblee, en daarbij is taal een hulpmiddel en geen doel.Is hiermee een oplossing gevonden voor het taalprobleem van De Nationale Assemblee? Gedeeltelijk, en dan alleen nog voor het Surinaams Nederlands. Maar er is, wat taal betreft, nog meer aan de hand in dit Hoge College. Zijn leden zijn democratisch gekozen, maar het democratisch recht om niet naar taal gediscrimineerd te worden, wordt hun onthouden. Ze mogen alleen meepraten met een voor sommigen vreemde, opgedrongen mond: de taal overgenomen van de voormalige koloniale overheerser. Het gevolg is dat voor hen de Assemblee geen parlement is, een plaats waar parler, praten, het middel is om wat gewenst is voor land en volk te bereiken. Integendeel, ze zwijgen daar. Maar dit is een andere discussie, die bijvoorbeeld in een door De Nationale Assemblee bijeen te roepen nationaal congres over onze veeltaligheid en de democratie gevoerd moet worden. Het voorwerk zou in deze krant kunnen plaatsvinden.

[Ingezonden naar de Ware Tijd, 14/01/2010]

Zie ook de bijdrage van Rolf van der Marck, klik hier

Etniciteit en taal

De Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam organiseert de bijeenkomst NU! over Etniciteit en taal op donderdag 4 februari om 20.00 uur in SPUI25.

lees verder…

Hulde Hein Eersel!

door Rolf van der Marck

De oude vos Hein Eersel (van wie hierbij een jeugdfoto) laat het er niet bij zitten, en terecht. In een ingezonden stuk in de Ware Tijd van vandaag 14 januari neemt hij stelling in wat hij noemt “het taalprobleem van de Nationale Assemblée”.

Hein Eersel. Foto © Michiel van Kempen

Telkens als ik in de Surinaamse kranten de taaltips zie van de Nederlandse Taalunie raak ik geïrriteerd, net als Hein Eersel naar ik aanneem. Eersel zegt hierover: “Wat de Taalunie in Suriname doet door de taaltips in de krant en het verspreiden van boekjes over goede ambtenarentaal, is onjuist. Het vervreemdt de sprekers van het Surinaams Nederlands van de hantering van één van hun eigen talen en vergroot daardoor de taalonzekerheid.”

Eersel heeft dit stuk geschreven naar aanleiding van de recente behandeling van een aantal douanewetten in De Nationale Assemblée (DNA), waarbij grote consternatie ontstond over het enorme aantal taalfouten in de concept-tekst. Hier wreekt zich dus de onwetendheid van de gemiddelde parlementariër, die een aantal jaren geleden de Nederlandse Taalunie voet aan wal heeft verleend, en het ontbreken van een eigen Surinaamse taalautoriteit. De kritiek van Eersel richt zich erop dat men bij die ‘spelfouten’ is uitgegaan van het Nederlands, en niet van het Surinaams-Nederlands.

Eersel stelt: “Suriname heeft (nog) geen taalautoriteit. Maar dat betekent niet dat De Nationale Assemblée klakkeloos de normen van de Nederlandse taalautoriteiten kan en mag toepassen op de eigen stukken. Het Nederlands wordt in Suriname gebruikt om een andere totaliteit van het leven onder woorden te brengen: een totaal andere natuur (weersomstandigheden, planten, dieren) dan de Nederlandse, een heel andere cultuur, andere sociale verhoudingen, een andere bestuurlijke indeling enzovoort. Duizenden woorden die niet voorkomen in het Europese Nederlands worden daarvoor gebruikt, en sommige woorden die op Europees-Nederlandse woorden lijken hebben soms een geheel andere betekenis.”

In zijn pleidooi voor het gebruik van het Surinaams-Nederlands stelt Eersel: “Maar één ding staat al vast: het Surinaams-Nederlands kan niet als een soort aanhangsel van het Europees Nederlands beschouwd worden, het is een taalsysteem op zichzelf, waarin, zoals opgemerkt, het totale leven van de Surinamers tot uitdrukking wordt gebracht. Het spreekt vanzelf dat het daarom apart beregeld moet worden voor wat het correcte gebruik betreft.”

Eersel adviseert de DNA: “Zolang het Surinaams-Nederlands nog niet officieel genormeerd (gestandaardiseerd) is, doet de Nationale Assemblée er goed aan mensen uit de eigen taalgemeenschap, die de Surinaamse taalsituatie van binnenuit kennen, in te huren om over het correcte taalgebruik in haar stukken te waken. Deze correctors kunnen natuurlijk waar het kan de normen gebruiken die te vinden zijn in bijvoorbeeld het Groene Boekje of het Witte Boekje, want het Surinaams-Nederlands blijft hoe dan ook sterk verwant aan het Europees Nederlands, maar ze moeten vooral gebruik maken van bronnen als het Surinaams-Nederlands woordenboek van Dr. Renata de Bies. Daarboven moeten ze zelf creatief in onderling overleg beslissingen durven nemen over wat correct taalgebruik is. Zij treden dus eigenlijk voor De Nationale Assemblee voorlopig op als taalautoriteit tot de Surinaamse Taalautoriteit er is (in boekvorm of anderszins). De verantwoordelijkheid voor onze talen moet immers in Suriname bij Surinamers berusten.”

Ironisch genoeg is Renata de Bies, auteur van genoemd Woordenboek van de Surinaamse Bijdrage aan het Nederlands, als onderdeel van de Surinaamse branche van de Nederlandse Taalunie mede verantwoordelijk voor genoemde taaltips in de kranten en de brochure goede ambtenarentaal.

[Dit stuk is gelijktijdig gepubliceerd op http://www.surinamestemt.com/]
De tekst van Hein Eersel is hier te vinden.

Nigger of N?

In de Verenigde Staten is deining ontstaan over ‘te politiek-correcte censuur’ bij de heruitgave van een boek van de beroemde Pools-Engelse schrijver Joseph Conrad (1857-1924). De obscure Nederlandse evangelische uitgeverij WordBridge Publishing publiceert Conrads in 1897 verschenen The Nigger of the Narcissus nu onder de titel The N-word of the Narcissus. De roman vertelt over de belevenissen van een zwarte West-Indische man op het Britse zeeschip de Narcissus, dat met muiterij krijgt te kampen. Telkens het woord ‘nigger’ (‘nikker’) in het verhaal voorkomt, heeft de uitgever de term vervangen door ‘N-word’.

[Lees hier verder]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter