Marron of bosneger?
door Harmen Boerboom
“De korjaal vaart ons over de soela’s naar Drietbabbetje. Een dorp midden in het gebied van de Marrons.” Ik spreek een jaar of tien geleden een tekst in voor een radioreportage uit het Surinaamse binnenland. Als ik klaar ben, vraagt de bootsman: “Meester, waarom noemen jullie in Nederland ons Marrons?” Ik ben in Suriname opgegroeid en de benamingen in dit multiculturele en vooral multi-etnische land werden vroeger met zorg gekozen.
De tenen zijn lang en al snel wordt iets in Suriname opgevat als belediging. En Hindoestaan is in de jaren ’60 van de vorige eeuw geen Koelie, een Creool geen Blakaman en een Boslandcreool noem je geen bosneger en al helemaal geen Djoeka. En ik, blond jongetje van amper 7 ben Harmen, en als het om mijn kleur gaat het liefste ‘Nederlander’. Bakra vind ik niet fijn , Boertje en Boeroe ook niet en Meester is helemaal uit den boze. Met mijn nickname ‘Boerie’, kan ik op school uiteindelijk goed leven, maar die is nu eenmaal zo gekozen omdat ik Boerboom heet.
Sinds de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw zijn de etnische gevoeligheden in Suriname aanzienlijk minder dan vroeger. Een moderne creool noemt zichzelf nu zonder gène Blakaman, Koelie-poku is intussen een veelgebruikte benaming voor Hindoestaanse muziek. En de Aucaanse Boslandcreolen (Ndyuka of gewoon Djoeka) kennen dat woord inmiddels niet meer als scheldwoord maar hebben er een Geuzenbetekenis aan gegeven. Ooit, na flink wat flessen Parbo in het binnenland, hebben mijn Aucaanse vrienden en ik voor de ontwikkeling van het gebied zelfs een luchtvaartmaatschappij bedacht die zou gaan opereren onder de naam “Djoeka Airways.”
Boeroe
En ik zelf: ik vind het al lang niet erg meer om Bakra genoemd te worden. Meester neem ik op de koop toe. En wanneer ze hier denken dat ik een Boeroe ben, dan ben ik helemaal trots. De ‘enige echte’ witte Surinamers.
Wanneer ik voor het eerst het woord Marron hoor weet ik niet meer. Marroon ken ik wel, uit het Engels. Volgens Wikipedia komt het woord van het Haïtiaanse Mawon, maar mijn etymologie van de koude grond zegt mij dat het gewoon zoiets als ‘Bruintje’ betekent. Marron is zowel in het Spaans als in het Frans (behalve de benaming van kastanje) immers de benaming van de kleur bruin. Het woord ‘Maronnage’ (het weglopen van slaven) moet daar een afgeleide van zijn. Het moet in Nederland geweest zijn dat ik het begrip Marron voor het eerst als etnische aanduiding gebruikt zie. In Suriname wordt het woord in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw niet gebruikt.
Boslandcreolen
Als ik als verslaggever na jarenlang verblijf in Nederland naar Suriname terugkom, twijfel ik over de benaming van de zwarte binnenlandbewoner. In Nederland heeft men het dan steeds vaker over Marrons in plaats van Boslandcreolen. Dus het lijkt mij, hoe lastig ik het ook vind, beter om de nieuwe benaming ook maar in Suriname te gebruiken. “Meester, waarom noemen jullie ons zo? Vorig jaar waren hier onderzoekers van een Nederlandse universiteit en die hadden het ook altijd over Marrons.” Het voelt als een opluchting dat de boslandcreolen hetzelfde gevoel hebben als ik bij het woord Marron. Politiek (en ongetwijfeld historisch) correct, maar vervreemdend voor de mensen zelf.
De discussie over het gebruik van het woord Marron heb ik al een tijdje niet meer gevoerd. En ook in Suriname hoor je het woord steeds vaker. Tijdens een bijeenkomst met Boslandcreolen leg ik mijn dilemma weer eens voor. Marron? Het is minachtend. Vroeger gebruikte men het woord als naam voor weggelopen vee, weet iemand aan tafel. “Jullie hebben dat woord in Nederland bedacht. Jullie en vooral ook onze eigen mensen die daar gestudeerd hebben. Wij zijn Djoeka’s”, zegt een Aucaanse kennis vol trots. “Noh mang, wij zijn Saramaccaners, geen Djoeka’s!”, klinkt het vanaf een andere stoel. “Ok, boslandcreool dan?” Iedereen knikt tevreden. “Zelfs de politie noemt ons zo in de opsporingsberichten.”
Inheemsen
De A-Combinatie wordt in een aantal kiesdistricten uitgesloten. De A-C, een bundeling van boslandcreoolse partijen. Ik doe verslag vanuit Paramaribo en de wijk Sunny Point. “Nee, het zijn marrons en marronpartijen,”verbetert mijn eindredacteur in Hilversum. “Vanaf nu gebruiken we dat woord. En indianen zijn ‘inheemsen’.” Ook zo’n woord.
De discussie via de mail brandt los. Ik wil niet wereldvreemd overkomen, en kondig aan het woord Marron vooralsnog niet te gaan gebruiken. Tenzij we de Bakra’s in onze uitzendingen Kaukasiërs gaan noemen.
[column, overgenomen van de site van Radio Nederland Wereldomroep]
#Harmen
Interessant en informatief stukje. Ik heb het met plezier gelezen. Dank daarvoor!
Gerrit
ps: op mijn bescheiden blogje valt ook wat Surinaamse muziek te bewonderen, zoals de Seketi. Inderdaad, van Boslandcreolen. Aloha Fawaka en oant sjen!
zie hier: https://lolaradio.blogspot.com/
[bewerking redactie AGB]
ps: ik heb een link van je stukje op m’n blog gezet, als je dat goed vindt.
https://lolaradio.blogspot.com/2019/11/danku-seketi-groep-marron-music-surinam.html
WIj kregen vroeger op de lagere school in Suriname (eind jaren 70, begin 80) bij geschiedenis onder meer uitgelegd dat bosnegers / boslandcreolen gevluchte slaven, dus nu vrije “marrons” waren. Dat woord marron werd toen al uitgelegd.