blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

De Surinaamse taalproblematiek (2)

door mr dr W.R.W. Donner

Volmaaktheid
De schepping (inclusief de mens) is verre van volmaakt. Daarom heeft de Schepper sommige mensen uitgerust met hersenen om Zijn werk te voltooien. De Heer heeft de Boeings en wolkenkrabbers en computers en juridische systemen niet zelf geschapen maar hun schepping overgelaten aan denkers en geleerden die daartoe met de nodige hersenen werden uitgerust.
Geleerden zitten zich de gehele dag in laboratoria of studeerkamers bezig te houden met de ontraadseling van de schepping of met de oorzaken van maatschappelijke en andere trubbels (zoals ziekte). Het resultaat van hun denken of hun arbeid wordt door middel van geschriften overgedragen aan de overige mensheid.

Trubbels
Ook Suriname heeft zijn deel van menselijke trubbels. Elke week een andere staking, constant stijgende prijzen, verkeersdoden bij de vleet, parlementariërs die zich misdragen etc. Het verschil met andere landen is echter, dat de Surinaamse wetenschappers, die zich zouden moeten uitlaten over deze zaken, verklaringen daarvoor zouden moeten geven en oplossingen zouden moeten aandragen, zich gedeisd houden uit vrees bedolven te worden onder het braaksel van de lieden die dit ons land met alle geweld willen brengen op het niveau van Haïti. Vooral in de wetenschap doen de woorden van wijlen Jagernath Lachman namelijk opgeld: mooie woorden zijn niet altijd waar en ware woorden zijn niet altijd mooi. Dit bleek mij eens te meer toen ik op de vraag, hoe het zou komen dat sommige parlementariërs, die toch worden geacht tot de hoogsten in den lande te behoren, zich publiekelijk plegen te misdragen, opperde, dat dit waarschijnlijk een kwestie van afkomst was en de wind van voren kreeg en ik zelfs figuurlijk uitgekleed en maatschappelijk gelyncht werd.

Diep water
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik mij niets behoef aan te trekken van koskosi of slagen onder de gordel van lieden die bij gebrek aan opvoeding of ontwikkeling hun toevlucht plegen te nemen tot scheldpartijen in plaats van rationele tegenargumenten. Daarom ben ik voornemens mij, met dit essay, weer in diep water te begeven met een hot item. Ik zal mij namelijk bezighouden met de volgende vraag: wordt het niet langzamerhand tijd dat men zich in Suriname serieus gaat bezighouden met de positie van het Nederlands binnen het Surinaamse staatsbestel? Zoals een wetenschapper betaamt, zullen mijn beschouwingen niet ontleend worden aan de emotie maar aan de ervaring. (Ik heb geleerd nooit te praten over dingen waar ik geen verstand van heb). Ik zal het vraagstuk binnen een breed kader plaatsen en begin dan met de volgende algemene vraagstelling Hoe komt het dat de Engelsen, de Fransen, de Spanjolen en de Portugezen kans hebben gezien hun taal door de meest primitieve volkeren aanvaard te krijgen en zelfs als hun eigendom te beschouwen hetgeen de Nederlanders, misschien met uitzondering van Suriname, nergens is gelukt? Kijk maar, bijna alle voormalige koloniën hebben de taal van hun moederland het Engels, het Frans, het Spaans of het Portugees aanvaard. Die koloniën die van zichzelf al een hoogontwikkelde taal hadden, zoals India, zijn na de onafhankelijkheid gewoon doorgegaan met de taal van het voormalige moederland.

Engels
Hoewel het Hindi de officiële taal is van India, wordt in het Indiase parlement toch gewoon Engels gesproken en geen mens die dat vreemd vindt. In artikel 348 van de Indiase grondwet wordt zelfs gezegd the authoritative texts of all Bills to be introduced or amendments thereto to be moved in either House of Parliament or in the House or either House of the Legislature of a State, of all Acts passed by Parliament or the Legislature of a State and of all Ordinances promulgated by the President or the Governor of a State, and of all orders, rules, regulations and bye-laws issued under this Constitution or under any law made by Parliament or the Legislature of a State, shall be in the English language.
Duidelijker kon het niet gezegd zijn. In schril contrast daarmee zegt artikel 36 van de Indonesische grondwet kort en bondig.The national language of Indonesia shall be the Bahasa Indonesia or the Indonesian language. Na de onafhankelijkheid van dit land werd het Nederlands op alle instellingen van onderwijs afgeschaft. De Bahasa Indonesia – in wezen een kunstmatige taal – werd tot officiële taal verheven en het Engels werd overal ingevoerd.

Namibië
Namibia is a case in point. Dit land was van 1885 tot 1915 een Duitse kolonie. De officiële taal was toen het Duits. In 1915 (tijdens de eerste wereldoorlog) kwam het in Zuid Afrikaanse handen als mandaatgebied. Dat duurde tot 1990. Toen kwam het land vrij. Het eerste wat de Namibiërs deden was de afschaffing van het Nederlands. Lid 1 van artikel 3 van de grondwet zegt kort en bondig. The official language of Namibia shall be English. Let wel. Het land heeft nooit iets te maken gehad met het Engels of met Engeland.

[vervolg, klik hier]

Overtaligheid

In samenwerking met nY, tijdschrift voor literatuur, kritiek & amusement organiseert literair Theater Perdu op 20 mei a.s. een avond over overtaligheid, met o.a. Maria van Daalen, Bas Geerts, Xavier Roelens, Bernke Klein Zandvoort en Samuel Vriezen.

‘Het schrijven en ervaren van lyriek is een intense psychosomatische ervaring, die misschien alleen in de moedertaal ten volle kan plaatsvinden’, zo schrijft classicus en vertaler Piet Schrijvers. Hij verwoordt daarmee een traditionele poëtische opvatting, die tegenwoordig echter steeds meer onder druk staat. Dichters maken gebruik van een vreemde taal om de mogelijkheden van de eigen taal uit te breiden. Ze schrijven meertalige poëzie, vertalen hun eigen werk of dichten in een andere taal. Wat levert dit op?

Naar aanleiding van het jongste nummer van het Vlaamse literaire tijdschrift nY over meertaligheid, vroeg de redactie van Perdu een aantal vooraanstaande Nederlandstalige dichters om in een andere taal te gaan werken. Vanavond zullen ze die gedichten voordragen en ingaan op de vraag welke nieuwe inzichten het dichten in een andere taal heeft opgeleverd.

Deur open 20:00 uur, aanvang programma 20:30 uur.
Reserveren kan via het webformulier op de site van Perdu.

Nieuwe taalwet zal officiële taal vastleggen

door Claudine Saaki

Paramaribo – Het Directoraat Cultuur heeft gisteren de discussie geopend over de invoering van een taalwet. De pers werd hierbij uitgesloten, maar mocht uiteindelijk de inleiding wel bijwonen. Na een inleiding van de linguïst, dr. Hein Eersel, de voorzitter van de adviescommissie ‘Instelling taalraad en invoering taalwet voor Suriname’, volgden er consultaties van organisaties en personen die zich bezighouden met de verschillende talen die gesproken worden in Suriname.

Verder werd er samen met aanwezige organisaties gebrainstormd over wat naar hun mening in de taalwet opgenomen zou kunnen worden. Er wordt vaak beweerd dat het Nederlands de officiële taal van Suriname is, maar volgens Eersel staat dat nergens vastgelegd. De nieuwe taalwet moet duidelijk inzicht geven in welke taal opgenomen moet worden als officiële taal.

Hierbij haalde de inleider de landen India, Afrika en het eiland Curaçao als voorbeeld aan. In die landen zijn er meer dan drie verschillende talen vastgesteld als officiële taal. Vaak vraagt men zich af of naast het Nederlands ook het Engels een officiële taal zou kunnen, of moeten worden. Ook dit zal aan de orde komen bij de consultaties.

Volgens de inleider speelt de houding van de mens ten opzichte van zijn eigen taal ook een belangrijke rol. “Sommigen beschouwen hun eigen taal als minderwaardig. Daarnaast zijn er anderen die meer waarde hechten aan hun eigen taal”, benadrukt Eersel. Op dit gebied moet er volgens hem verandering komen. De consultaties zullen worden afgesloten met een algemene taalconferentie op zaterdag 18 juni.

[uit de Ware Tijd, 11/05/2011]

De Surinaamse taalproblematiek (1)

door mr dr W.R.W. Donner

Ter verantwoording
“Wat en hoe denken onze mensen over hun eigen talen? Wat willen de sprekers van onze nationale talen geregeld hebben in een taalwet? Wat denken ze over één of meer officiële talen? Wat denken onze mensen over onderwijs in de eigen talen? Hoe denkt men over het Engels in Suriname, over het Nederlands dat de Surinamers praten? Wat wil men met het Sranan, het Surinaams-Javaans, het Sarnami, het Aukaans, het Saramakaans, de overige Marrontalen, de talen van de Inheemsen? Kortom, wat willen we in onze Surinaamse meertaligheid regelen en vastleggen.”
Ziedaar de tekst van een brief van de minister van Onderwijs aan alle stakeholders. De minister stelt een taalwet in het vooruitzicht. Aangezien deze wet brede delen van de samenleving raakt, heeft het Directoraat Cultuur in het kader van de voorbereiding hiervan, gemeend consultaties met organisaties en personen te houden die zich bezig houden met Surinaamse talen.

 

Kroetoe
Naar alle verwachting zal bij de oordeelsvorming de “kroetoe-methode” worden gehanteerd. Voor degenen die niet vertrouwd zijn met deze methode, volgt hieronder een korte toelichting. De kroetoe-methode zoals de naam suggereert, danken wij aan onze boslandbewoners. Kroetoe betekent ook ruziemaken. Misschien gebruikten zij hun volksraadplegingen om met elkaar te bekvechten vandaar dat ze de bijeenkomsten ook met de term kroetoe gingen aanduiden.. Wij gebruiken de term om onze superkennis te etaleren. Zij werd gepopulariseerd door een televisierubriek getiteld Kroetoe. Daarin gaat het zo: Een inleider stelt de volgende vraag: het verkeer in ons land is een janboel. Wat moet hieraan gedaan worden? Een aantal jongelui dat zit te popelen van ongeduld om zijn zegje te doen, staat op en begint met de openingsformule: Ik denk enz.…, en geeft zijn of haar mening meestal onder applaus prijs. Fris van de lever. Onopgesmukt, zonder veel poespas of onnodig tijdverlies. Confucius zei het lang terug vraag het aan de jeugd. Die heeft alle antwoorden al. En als we mogen afgaan op de woorden van deze wijze man, zullen in de kroetoe-uitzendingen behoorlijk veel wijze dingen worden gezegd over hoe ons land bestuurd moet worden. Ook in ons parlement en niet te vergeten in het jeugdparlement wordt deze methode met vrucht toegepast.

Preadviezen
Ik moet bekennen dat ik deze methode nergens anders ben tegengekomen. In de wereld waarin ik de afgelopen vijftig jaren heb mogen verkeren, gaat men als volgt te werk. Men wijst iemand, bij voorkeur een deskundige aan om een preadvies uit te brengen over een moeilijke kwestie. De preadviseur onderzoekt de lengte, de breedte en de diepte van de kwestie. Hoe zit het in andere landen; wat denken geleerden ervan; hoe zou die opgelost kunnen worden. Vervolgens wordt daarover gedelibereerd. Uit de choc des opinions komt men tot een eindoordeel. Allemaal tijdverlies zoals de volgende mop laat zien.

Mop
Een Chinese delegatie bezoekt de ontwerpers van de Kanaaltunnel. Hun wordt uitgelegd hoeveel jaren er nodig waren om uit te rekenen hoe, vanuit twee vertrekpunten, exact uit te komen. De Chinezen zijn zwaar onder de indruk, maar zeggen zij, in China doen wij het anders. We werken ook met twee ploegen, maar ze beginnen tegelijkertijd zonder berekeningen. Een vanaf de noordzijde de andere ploeg vanaf de zuidzijde. Als ze precies op elkaar stuiten is het meegenomen. Zoniet hebben wij twee tunnels.

Preadviseur
Op gevaar af voor arrogante klootzak en betweter te worden uitgemaakt zal ik als preadviseur optreden in de talenkwestie. In mijn Proeve van een grondwet voor Suriname, die ik in 1987 vanuit Costa Rica naar de Surinaamse autoriteiten stuurde, hield ik me al bezig met de Surinaamse taalsituatie. Tijdens een bezoek aan Suriname legde ik aan de toenmalige minister van Onderwijs Sankatsing een plan voor om het Engels stapsgewijs te verheffen tot eerste taal van Suriname. Een paar jaar terug maakte ik mijn mening over de Surinaamse taalproblematiek kenbaar in een serie essays, die in de dagbladen werden opgenomen. Ik wil de essays thans reproduceren voor degenen die wellicht belangstelling voor de kwestie zouden kunnen hebben. Het betoog wordt voorafgegaan door een beschouwing over het thema wetenschap om mezelf te rechtvaardigen vis á vis de aanhangers van de kroetoe-methode. Nogmaals de kroetoe-methode verliest weinig tijd met lange studies over zaken, maar perst stante pede antwoorden op vragen uit de hersenen. Wetenschappers waartoe ik mezelf reken, gaan painstakingly te werk door af te gaan op de mening van andere wetenschappers, door na te gaan hoe men elders over een zaak denkt etc.

[vervolg klik hier]

Veertig Jaar Studie Nederlands in Indonesië

In het congresboek Veertig Jaar Studie Nederlands in Indonesië zijn in twee talen (Nederlands en Indonesisch) 31 voordrachten opgenomen die op het gelijknamige congres van april 2010 werden gehouden. De Nederlandse Taalunie bevordert het onderwijs van het Nederlands in Indonesië. Ze verstrekt steun aan de afdeling Nederlands van de Universitas Indonesia. In april 2010 vierde deze afdeling haar 40 jarig bestaan met een internationaal congres. Het congresboek kwam in april 2011 uit.

Het onderdeel Multiculturele Samenleving telt negen artikelen, auteurs:

Nikolaos van Dam;
Arie Gelderblom;
Olf Praamstra;
Ida Mursidah;
Eva Catarina;
Herman Giesbers;
Wim van Zyl;
Steward van Wyk;
Jugiarie Soegiarto.

Het onderdeel Ontwikkelingen in het NVT-Onderwijs bevat tien bijdragen:

Lieve De Wachter;
Triaswarin;
Zahroh Nuriah;
Sugeng Riyanto;
Ingrid Degraeve;
Yanna Parengkuan;
Lilie Suratminto;
Andrea Djarwo;
Munif Yusuf;
Indira Ismail.

Het onderdeel Indische Cultuur telt eveneens tien artikelen:

Christina Suprihatin;
Pamela Pattynama;
Achmad Sunjayadi;
Adrienne Zuiderweg;
Widjajanti Dharmowijono;
Kees Snoek;
Wilma Scheffers;
Margriet Moka-Lappia;
Hans Groot;
Kees Groeneboer.

In een vierde onderdeel zijn ten slotte twee bijdragen betreffende de Koloniale Geschiedenis opgenomen van Yuda Tangkilisan en Krisprantono.

Achmad Sunjayadi, Christina Suprihatin & Kees Groeneboer (red.), Veertig Jaar Studie Nederlands in Indonesië. Depok: Fakultas Ilmu Pengetahuan Budaya Universitas Indonesia, 2011, 641 blz. (ISBN: 978-602-9054-06-4).
Voor meer informatie: keesgroeneboer@erastaal.or.id.

Fikkie in de Caraïben (5)

door Fred de Haas

Respect voor minderheidstalen
Omdat taal onlosmakelijk is verbonden met identiteit is het ook vanzelfsprekend dat men respect heeft voor minderheidstalen. Dat is een absolute voorwaarde voor goed samenleven. In dit verband is het wijs om te beseffen dat het Nederlands op Curaçao, Aruba en Bonaire (gezien de huidige politieke status van Bonaire laten we dit eiland in dit artikel verder buiten beschouwing) de taal van een minderheid is. Het aantal native speakers Spaans (ook een minderheidstaal op Curaçao) is op Curaçao zelfs tweemaal zo hoog als het aantal native speakers Nederlands. Aangezien het omvangrijke minderheden betreft is het niet meer dan logisch dat er voorzieningen getroffen blijven worden die het mogelijk maken dat deze minderheden ook onderwijs krijgen in hun eigen taal. Tenminste, zolang dat nodig is en het binnen de praktische (financiële) mogelijkheden past. Als er privé scholen worden opgericht voor die minderheden, dan kan men daar m.i. redelijkerwijs niets op tegen hebben zolang de kosten voor dat privé onderwijs niet ten laste van de overheid komen. Maar voorlopig is het nog niet zover en moeten er eerst andere problemen worden opgelost.

Regering en Schoolbesturen: Curaçao
Volgens de UNESCO is het niet de taak van een schoolbestuur, maar het privilege en de taak van een regering om te bepalen welke taal de taal van instructie is in het openbaar onderwijs. Als de moedertaal – het Papiaments – taal van instructie is dan zijn de volgende overwegingen van belang:

– Het is de taak van een regering ervoor zorg te dragen dat docenten kunnen beschikken over adequaat lesmateriaal in het Papiaments. Je kan geen hervormingen introduceren en tegen leerkrachten zeggen ‘Kijk maar hoe je die hervormingen doorvoert op je school’. Het Kolegio Erasmo is indertijd het bekende slachtoffer geworden van het gebrek aan visie van de toen verantwoordelijke politici en van de verregaande veronachtzaming van deze taak door de regering.
– Docenten kunnen en mogen niet extra worden belast met het ontwikkelen van teveel ontbrekend lesmateriaal. Dat is specialistisch werk. Leerkrachten kunnen die extra druk niet aan. N.B. Het was onverantwoord om een Papiamentstalige school als Kolegio Sarto in Soto maar te laten aanmodderen. Het schoolhoofd hoopte het gebrek aan Papiamentstalige schoolboeken met de acht andere Papiamentstalige scholen op te kunnen lossen (zie op Internet: NRC,11 augustus 2008, artikel ‘Curaçao schakelt terug op het Nederlands’; nrc.nl – nieuwsthema’s – antillen).
– Het is de taak van de regering om er zorg voor te dragen dat er zeer goede opleidingen zijn voor het lesgeven in en over de moedertaal. Opleidingen moeten worden afgesloten met een volwaardig examen. De focus moet gericht zijn op analytisch en synthetisch denken in de moedertaal.
– Leerkrachten hebben het recht en de plicht om zich te laten bijscholen en nascholen.

Onderwijs in gevaar?
Niet zolang geleden viel mijn oog op een ingezonden stuk dat op 26 en 27 januari 2011 in de Nederlandstalige Curaçaose kranten verscheen. De titel van het stuk luidde: ‘Onderwijs in gevaar’ en het was geschreven door de vorige minister van Onderwijs (nog van de Nederlandse Antillen), mevrouw O.V.E. Leeflang (foto rechts) (ik herinner me haar ook als performer in de opnieuw bewerkte tumba ‘Brisa Positivo- Papiamentu’ waarin zij op onovertroffen ritmische manier ‘papia….papia Papiamentu’ zong).
Mevrouw Leeflang reageerde hierin – bezield van twijfels – op een ‘aan haar toegestuurd document’ dat 118 actiepunten bevatte over het voorgenomen beleid van de huidige regering. Zij beschouwt in haar ingezonden bericht sommige van die actiepunten als ‘een serieuze bedreiging voor de democratische rechtsstaat’ en ‘een gevaar voor het Onderwijs’.

Ik heb enkele van de door haar vermelde actiepunten betreffende het onderwijs in en over de moedertaal en in de vreemde talen op Curaçao eens nader bekeken. Het betreft de volgende punten uit het document (het commentaar van Mevrouw Leeflang staat tussen haakjes, achter het woord ‘Lees:’).

1.Instellen van een raad voor de bescherming van de populaire Afro-Curaçaose cultuur (lees: instelling van discriminatie en etnische verdeeldheid.)
2. Oprichten van een cultureel-educatief televisiestation om de meerderheidscultuur van Curaçao te bevorderen (lees: met belastinggeld van de multiculturele gemeenschap).
3. Onderwijs nationaliseren; afschaffing van privé-onderwijs (lees: tegen de vrijheid van onderwijs).
4. De instructietaal van het onderwijs is Papiaments (lees: nu bij wet Papiaments, Nederlands en Engels en schoolbesturen zijn vrij om één van de drie talen of een combinatie te gebruiken als instructietaal).
5. Spaans en Engels worden vaktalen op school (lees: Nederlands wordt helemaal afgeschaft).
6. Voor specialisatie en professionalisering moeten de beste studenten studeren in de regio in landen zoals Cuba, Venezuela, Trinidad en Colombia (geen commentaar van de ex-minister).
7. Leerkrachten voor het voortgezet en hoger onderwijs moeten uit de regio worden gehaald en de komst van specialisten uit Nederland moet worden stopgezet (lees: een Curaçaos reisverbod voor Nederlandse specialisten op komst?)

Algemeen commentaar van de ex-minister: “Een troost is het feit dat het gehele onderwijs en daarbij ook het meertalig beleid in wetgeving is vastgelegd tijdens het kabinet de Jongh-Elhage”.

Eerlijk gezegd vond ik het commentaar van Mevrouw Leeflang nogal pessimistisch. Mijn eerste reactie op de in het document genoemde actiepunten was eerder positief. Zij voldoen namelijk globaal aan de principes zoals deze zijn uiteengezet door de UNESCO (waar Curaçao al sinds jaar en dag lid van is) en die door vele landen worden erkend:

Principe 1: UNESCO is voorstander van instructie in de moedertaal als een middel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren door voort te bouwen op de kennis en ervaring van leerlingen en leerkrachten.
Principe 2: UNESCO is voorstander van tweetalig en/of meertalig onderwijs op alle nivo’s als middel om sociale gelijkheid (voor mannen en vrouwen) te promoten en als een van de voornaamste elementen van samenlevingen waar meerdere talen worden gesproken.
Principe 3: UNESCO is voorstander van taal als wezenlijk onderdeel van interculturele opvoeding om begrip aan te moedigen tussen verschillende bevolkingsgroepen en om respect te waarborgen voor fundamentele rechten.

Onder het eerste principe voegt UNESCO er nog aan toe dat onderwijs in de moedertaal zo lang mogelijk op de scholen moet worden voortgezet. Als er binnen een gemeenschap meerdere talen worden gesproken dan moet er naar worden gestreefd om die groepen onderwijs te geven in hun moedertaal en te helpen met het leren van de officiële taal van instructie. Ook dient er te worden gezorgd voor een goede productie en distributie van lesmateriaal (N.B. dat was op Curaçao dus absoluut niet het geval! FdH). Leerkrachten moeten een degelijke opleiding hebben genoten, in staat zijn om in hun moedertaal les te geven en op de hoogte zijn van de leefcultuur van hun volk (N.B. van de eerste twee vereisten was geen sprake! FdH).

Ik kan me in het licht van bovenstaande ook niet voorstellen dat het Nederlands, zoals de ex-minister suggereert, zomaar verdwijnt. Er zullen ongetwijfeld door de regering adequate voorzieningen worden getroffen om het Nederlands sprekende deel van de bevolking van onderwijs in de moedertaal te voorzien. Voor zolang dat nodig is. Men zou zich ook kunnen voorstellen dat het onderwijs op een gegeven ogenblik in het Engels wordt gegeven.

UNESCO is er ook voorstander van (principe 2) dat men al gauw begint met het – in oplopende intensiteit – aanleren van een tweede en derde taal zonder dat de moedertaal hierdoor in het nauw komt. Als men de tweede taal tot taal van instructie wil maken, dan kan dat pas als de leerlingen met deze tweede taal voldoende vertrouwd zijn.

Dat het Caribisch gebied in het aan de ex-minister toegestuurde document wordt gezien als een belangrijke bron van het verwerven en uitwisselen van kennis is zonder meer voor de hand liggend. Ik zou me, bijvoorbeeld, heel goed kunnen voorstellen dat er leerkrachten uit Jamaica, Colombia, Puerto Rico of andere Engels- en Spaanstalige landen worden geworven die op Curaçao lesgeven in hun moedertaal (Engels, Spaans). Deze docenten zouden dan vanzelfsprekend de juiste bevoegdheid moeten hebben, in staat zijn over de grenzen van hun eigen (moeder)taalgebied heen te kijken, een Curaçaose inburgeringscursus moeten volgen en bereid zijn om Papiaments te leren.

UNESCO legt er nog eens de nadruk op (principe 3) dat het leerplan erin moet voorzien dat de cultuur, de geschiedenis, de taal en de identiteit van minderheden de nodige aandacht krijgen. Natuurlijk binnen realistische en praktische grenzen.

Wat het algemene commentaar van de ex-minister betreft: het feit dat het hele onderwijs door de vorige regering in wetgeving is vastgelegd is geen wet van Meden en Perzen. Wetten kunnen net zo democratisch worden veranderd als ze worden ingevoerd.

Fikkie in de Caraïben (4)

door Fred de Haas

UNESCO, 1951
Terwijl men in het Caribisch gebied anno 2011 nog volop bezig is met de discussie over toepassing en effect van moedertaal en vreemde talen in het onderwijs, stemt het wellicht bescheiden te bedenken dat er in opdracht van UNESCO zich al in 1951 een groep experts heeft gebogen over het gebruik van de moedertaal als instructietaal in het onderwijs (Tik in op Google: Meeting of experts on the use of vernacular languages, Paris, UNESCO House, 15 November to 5 December 1951). Het zou echter nog tientallen jaren duren voordat ‘men’ zover was dat de verstandige adviezen van de UNESCO in praktijk zouden worden gebracht.

Een van de verstandige stellingen van de taalspecialisten was dat een goede instructie in de moedertaal de beheersing van een tweede taal bevordert, ja zelfs dat de moedertaal als de beste brug kon worden beschouwd naar het leren beheersen van een tweede taal. Er zou wel een juiste balans gevonden moeten worden tussen het gebruik van de moedertaal en het leren van een tweede taal. Ook zouden docenten moeten worden voorzien van handboeken en onderwijsgidsen om hun moeilijke taak goed te kunnen volbrengen! Aan visie ontbrak het de deskundigen niet!

De UNESCO specialisten hielden zelfs rekening met verzet vanuit het volk tegen hun vernieuwende ideeën. Zij gaven dan ook de raad om een goede voorlichting te verzorgen en daar niet mee op te houden voordat de mensen de zin van de nieuwe hervormingen goed hadden begrepen en beredeneerd konden steunen. Zonder steun van de meerderheid van de bevolking zouden hervormingen immers gedoemd zijn te mislukken.

Kinderen die, aldus UNESCO, een door weinigen in de wereld gesproken moedertaal hadden (b.v. Papiaments, FdH) moesten zo eenvoudig mogelijk via de moedertaal en een vreemde taal de moderne wereld worden binnengeloodst, met behoud van de waarden van hun eigen cultuur. We schrijven dan 1951!

Ook diende het onderwijs ervoor te zorgen dat leerlingen die een tweede taal leerden en naar het Hoger Onderwijs gingen bij het verlaten van de middelbare school niet meer dan één of twee jaar achter zouden liggen op de studenten die de tweede taal als moedertaal spraken. Ook zou er naar één standaardspelling moeten worden gestreefd als er binnen één land verschillende talen of varianten van talen werden gesproken (N.B. van varianten is nauwelijks sprake op de ABC-eilanden).

UNESCO, 2003
De bovengenoemde standpunten uit 1951 hebben nog dezelfde geldigheid als die in 2003, het jaar waarin UNESCO haar rapport publiceert over Education in a multilingual world. Ook in dit rapport ligt weer de nadruk op de noodzaak kinderen via het onderwijs een taal te leren die hen toegang geeft tot de grote wereld.

Wat voor de ABC-eilanden in dit verband een genoegen moet zijn om te horen is de stelling dat ‘multilingualism is more a way of life than a problem to be solved’, veeltaligheid is meer een manier van leven dan een probleem dat moet worden opgelost. Overigens, als een taal wordt gekozen als onderwijstaal heeft dat voor die taal positieve gevolgen: het verleent een bepaalde macht en prestige. Status en ‘zichtbaarheid’ hebben een grote symbolische waarde.

UNESCO hield ook rekening met de praktische moeilijkheden die het onderwijs in de moedertaal met zich kan meebrengen. Men moest relevante vragen dan ook niet uit de weg gaan: beschikt de taal over voldoende adequaat vocabulaire voor alle onderwijsdoeleinden? Zijn er voldoende bevoegde leerkrachten? Is er veel weerstand tegen de moedertaal als instructietaal van de kant van leerlingen, ouders, leerkrachten?

Nadrukkelijk wordt in het rapport gesteld dat taal niet alleen een communicatiemiddel is maar ook een kenmerk en wezenlijk onderdeel van de identiteit van mensen. Deze opvatting wordt ook uitgedragen in de zeer lezenswaardige monografie van de Curaçaose Joceline Clemencia (foto rechts) (Language is more than language in the development of Curaçao, 1999) Hoewel de monografie op onderdelen verouderd is en door de hervormingen van de laatste jaren gedeeltelijk is ingehaald bevat het uiterst interessante, nog steeds geldende stellingen. De monografie is ook op Internet te vinden en u kunt de ‘stronteigenwijze’ (haar eigen woorden) Joceline ook horen op You Tube (Joceline Clemencia – Skol Nobo te Curaçao, youtube) of http://www.youtube.com/watch?v=vb9cdfCH7GU).

Ook Marta Dijkhoff, een Curaçaose wetenschapper, heeft zeer behartenswaardige dingen over o.a. taal en onderwijs op de ABC-eilanden gezegd (http://www.myspace.com/video/vid/101106555) en geschreven (zie b.v. haar artikel over het onderwijs op Bonaire, Aruba en Curaçao in Creole Language Library volume 36, p. 237-272, John Benjamins Publishing Company, 2010, Amsterdam/Philadelphia). Een derde wetenschapper is de Curaçaose Goretti Narain die veel over onderwijs heeft gepubliceerd (zie Google).

[wordt vervolgd]

Fikkie in de Caraïben (3)

door Fred de Haas

Kaapverdië
Ook buiten het Caribisch gebied zijn parallellen te vinden met de situatie op de ABC eilanden, bijvoorbeeld in Kaapverdië, dat eeuwenlang dienst deed als slavendépôt voor de Portugese slavenhandelaren. Ook de Kaapverdianen hebben hun Afro-Portugese taal (die veel verwantschap heeft met het Papiaments) eeuwenlang horen verguizen. Zo was er een Portugese ‘wetenschapper’, een zekere Joaquim Lopes de Lima, die in 1844 het volgende op te merken had over de Kaapverdische, van Afrikaanse talen en het Portugees afgeleide taal, het Kriolu:

‘Gíria ridícula, composto monstruoso de antigo português e das linguas da Guiné que aquele povo tanto preza e os mesmos brancos se comprazem a imitar […] sem regras algumas de gramática; língua…que carece de tres letras – scilicet não se acha nela F, nem L, nem R, coisa digna de espanto porque assim não tem Fé, nem Lei, nem Rei e, desta maneira vivem sem justiça e desordenadamente’

(transculturele vertaling: een monsterlijk mengsel van Oud-Portugees en van West- Afrikaanse talen waar dat volk dol op is en dat met graagte wordt overgenomen door de Blanken […] , een taal zonder grammaticaregels, een taal die drie letters mist, te weten de G, de W en de K, iets om je dood te schrikken omdat die mensen dus geen Geloof, geen Wet en geen Koning hebben en op die manier er maar op los leven’).

Niet te geloven. De beledigende karakteriseringen van het Papiaments door bepaalde Hollanders in de 19e eeuw vallen er bijna door in het niet.

Ook in Kaapverdië, waar Portugees voor de meesten ook een vreemde taal is, is men volop bezig te strijden voor de moedertaal. Er zijn ongeveer een miljoen Kaapverdianen van wie ongeveer de helft buiten Kaapverdië woont (census 2010). Men is er in Kaapverdië in geslaagd een spelling te ontwerpen (de zgn. ALUPEC) die de negen varianten van het Kaapverdische Kriolu dekt. Natuurlijk kent die spelling ook tegenstanders en vinden sommige eilanden dat hun eigenheid erdoor wordt miskend.

In dit verband zij het mij vergund nog eens op te merken dat het nog steeds jammer is dat er niet één spelling is voor het Papiaments op de Benedenwindse eilanden. Twee spellingen voor ± 300.000 mensen die dezelfde taal spreken! En dan te bedenken dat van deze ± 300.000 ruim één derde deel (138.000 , waarvan 57.000 al tweede generatie) in Nederland woont, een minderheid vergeleken met het Turkse (totaal 384.000), Marokkaanse (totaal 349.000) en Surinaamse deel (totaal 342.000) van de bevolking in Nederland (afgerond, CBS, 2010).
Het aantal varianten in het Papiaments op de drie eilanden is zeer klein. Al deze varianten kunnen – of het woordenboek nu geschreven is op fonologische of etymologische basis – door één spelling worden gedekt. Die varianten staan overigens ook in de woordenboeken van Van Putte en Joubert. Joubert vermeldt alleen niet op welk eiland een bepaalde variant wordt gebruikt.
Hoewel Curaçaoënaars en Arubanen erg sportief zijn, zijn ze niet in staat om over hun eigen schaduw heen te springen en één spelling te creëren!

[Klik hier voor vervolg, deel 4]

Fikkie in de Caraïben (2)

door Fred de Haas


Eenzaam maar niet alleen

Het waren niet alleen de kinderen van de ABC eilanden die niet begrepen wat er met hen aan de hand was. Dezelfde problemen werden, bijvoorbeeld, ondervonden door de kinderen in de Frans-Caribische gebieden die in 1947 departementen van Frankrijk zouden worden. Van huis uit spraken die kinderen Krèyol (Frans Creools), maar op school kregen zij les in het Frans, dat voor hen praktisch een vreemde taal was. Alleen de allerbeste leerlingen begrepen de taal van de schoolboeken, haalden het eindexamen en konden in Frankrijk gaan studeren. Pas in 1984 was het wettelijk mogelijk om wat plaats in te ruimen voor onderwijs in het Creools, maar het bleef een keuzevak en het ‘normale’, door Frankrijk gedicteerde onderwijs mocht er in geen geval door worden ‘verstoord’. De meeste ouders gaven bovendien de voorkeur aan Engels boven het Creools als vreemde taal. Immers, net als het Nederlands op de ‘Nederlandse Antillen’ bood het Engels, net als het officiële Frans, een weg die naar een beter leven zou leiden.

Op het Franse eiland Guadeloupe ging het al niet veel anders. Je vond daar, net als op Curaçao, óók mensen die zich inspanden voor onderwijs in de moedertaal en die in dit streven door ‘hogerhand’ danig werden gefrustreerd. In 1957 werd Gérard Lauriette (foto links) door de Franse regering op non-actief gesteld en voor niet goed wijs verklaard omdat hij ernaar streefde het Creools officieel erkend te krijgen door het onderwijssysteem. Lauriette begon later zijn eigen school, dertig jaar vóór Frank Martinus op Curaçao.

In 1992 stelde het Europees Handvest de erkenning van minderheidstalen en regionale talen verplicht. ‘Regionale talen en culturen’ werd een ‘vak’ op de middelbare school en kon ook deel uitmaken van het eindexamen. Docenten konden officieel examen doen in het Creools. De resultaten van de leerkrachten waren bedroevend. Zij beschikten niet over voldoende creools vocabulaire en vercreoliseerden naar hartenlust dan maar bestaande Franse woorden.

Na de sociale onlusten van 2009 in de Caribische departementen (de ‘Franse’ eilanden verkeren op dit moment in een diepe sociale en geestelijke crisis, ook het Franse deel van Sint-Maarten) werd Frankrijk ineens wakker en begreep men dat er nodig iets moest worden gedaan aan de sociale, economische en taalkundige behoeften van de lokale Caribische bevolking. Overal in de Franse Départements en Collectivités (in het Caribische gebied waren dit Guyane, Martinique, St. Martin en Guadeloupe) werden er onder deskundige leiding workshops gehouden waar de deelnemers (specialisten en niet-specialisten) de balans op konden maken van wat er mis was en wat er moest worden gedaan om de situatie te verbeteren. Tal van plannen werden in de steigers gezet en verschenen, verpakt in de bekende, gezwollen Franse bewoordingen, in allerlei rapporten. De voorgestelde hervormingen waren voor een eiland als Martinique echter veel minder vergaand dan, bijvoorbeeld, de hervormingen die de Curaçaose regering – te snel en te onnadenkend – had doorgevoerd. In een officiële circulaire d.d. 24 juni 2010 van de Directeur van de Departementale diensten voor het Nationale Onderwijs stond dat volgens de (Franse) Wet op het Onderwijs ‘les kan worden gegeven in de regionale talen en culturen tijdens de hele schoolopleiding volgens modaliteiten die gemeenschappelijk zijn vastgesteld tussen de (Franse) Staat en de territoriale gemeenschappen waar die talen worden gebruikt’. Fraaie taal, maar de praktijk was dat het onderwijs in het Creools facultatief was en er per week voor de Creoolse taal of een andere (vreemde) taal maar drie lesuren beschikbaar waren. Creools werd geen taal van instructie. Het werd een ‘vak’. Het ‘normale’ onderwijs werd er niet door ‘verstoord’.

We moeten hierbij wel bedenken dat Martinique, net als de andere Frans-Caribische gebieden – bij Frankrijk horen en dat de Franse regering als een terriër het Frans als officiële onderwijstaal bewaakt en bevoordeelt. Voor Curaçao en Aruba is deze situatie anders. Nederland kan zich nauwelijks meer met het Onderwijs daar bemoeien. Beleid voeren en verantwoordelijkheid nemen voor dat beleid is daar de taak van de autonome regering. Voor de BES-eilanden gelden andere spelregels.

[Voor vervolg, klik hier]

Converseren in het Caraibs

Nowilia Tawjoeram-Sabajo stond met haar stand op de beide Surinaamse kinderboekenfestivals die al achter de rug zijn en zal ook in Paramaribo aanwezig zijn. Ze is, samen met Bernadette Awatjale, de auteur van het boek: Converseren in het Caraibs dat in maart 2009 uitkwam. Een mooi initiatief vooral ook in verband met het groeiende toerisme. In dit verband is het goed dat de instructie in het boek niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels geschreven is. Wie de taal gaat leren uit het boek, kan voor de uitspraak gebruik maken van de twee cd’s die zijn toegevoegd.

Nowilia Tawjoeram was in haar stand bezig de kinderen van hogere klassen warm te maken voor het leren van deze Surinaams-inheemse taal. Ze gebruikte daarvoor de meest voor de hand liggende onderwerpen, zoals groeten, jezelf voorstellen, je familieleden en uiteraard de getallen. De kinderen hadden na het half uur in Nowilia’s mooi aangeklede stand het gevoel dat ze veel geleerd hadden. ‘Als we elkaars talen een beetje spreken’, bevordert dat de eenheid in onze samenleving’, zegt ze zelf.

Bestellen: info@nowilia.com

Peter Stuyvesant protesteert

Willemstad – Met de Curaçaose vlag in zijn hand en een ‘schandbord’ om zijn nek vraagt Peter Stuyvesant zelf aandacht voor zijn omstreden naamsverandering. ‘Mi tambe ta Yu di Kòrsou’ oftewel ‘Ik ben ook een kind van Curaçao’ staat op het bord geschreven. Een serieuze boodschap met een knipoog gebracht door een actiegroep die zich ‘PSC for Democracy’ noemt en die middels deze actie aandacht vraagt voor het ‘ondemocratische proces van naamswijziging waarmee het Peter Stuyvesant College omringd is geweest.

Rector Jo Hansen heeft er geen moeite mee dat het standbeeld zelf voor even een statement is. ,,In het weekend is het geplaatst. Door wie weet ik niet. Maar dit hoort ook bij onze school. Leerlingen mogen zich uiten en dit is toch wel een hele ludieke manier om je ongenoegen te uiten. Dat past wel bij de leerling van het Peter Stuyvesant College.”

Nog even mag het standbeeld zelf protesteren en dan zal rector Hansen de opdracht geven Peter Stuyvesant te verlichten van de last om zijn nek.

[uit Antilliaans Dagblad, 12 april 2011]

Congress World Languages and World Literatures

FILLM (Fédération Internationale des Langues et Littératures Modernes / International Federation for Modern Languages and Literatures)
Halden – Norway Østfold University College. 5-8 October 2011

In our present age of globalization some languages thrive to the point of spanning the globe as the contemporary lingua francas of diplomacy, science, and trade. This has most obviously been the case with English over the last 50 years. In an earlier age a similar role was fulfilled by French, and, for science, German. Other languages have played or still play similar roles within geographically more limited, but still very large, areas. Such is most conspicuously the case with Latin in pre-modern Europe, and with Spanish, Portuguese, and Russian in the respective former colonial empires. But it also applies to Chinese and Malay in South East Asia, Turkic in parts of Central Asia, and Arabic and Persian in the Arabian peninsula, much of North Africa, and Persia, Afghanistan and India respectively. Some of these seem to be on the rise again, particularly Chinese, Spanish and Turkic, albeit for different reasons.

Yet, linguists tell us, other languages are dying out on an almost daily basis. As with languages so with literatures. Some literatures have an almost universal dissemination, others are very much restricted to their local communities, whether these be national, regional, or even sub-regional. For writers it makes a huge difference whether they write, or are early and widely translated into, a major language, and especially again in our present age, English, or not. Writers in some languages achieve almost universal recognition, regardless of the perceived or “real” quality of their writing, while other writers, using a “minor’ language, may never receive any recognition beyond their immediate linguistic environment. Some literatures in toto remain ‘invisible’ to the world, whereas from others every work can be accessed, downloaded, or purchased almost anywhere on the globe. . Concurrently, we witness enormous changes in language and literature teaching and research across the globe. Some languages are taught everywhere, and increasingly so. Others disappear from curricula where even a few years ago they held pride of place. The same thing applies to literature. Some become world languages and world literatures, others literally seem to fall off the face of the world. In the world’s various macro-regions we see sometimes very different, yet decisive shifts, in the number and kind of languages and literatures taught and researched, and we often also see decisive shifts between language and literature teaching and research. It is this complex of practices and changes therein, and the various rationales and reasons, the theoretical and practical choices underlying them, that will be the subject of our Conference.

Paper proposals are invited under the following sub-headings:
– English as a World Language – Historical World Languages – Emergent World Languages – “Minor” Languages: Their Role and Status – The Current Status of Academic Language Teaching Around the World – The Current Status of Academic Research in Language and Linguistics Around the World – Translation: Its Practice, Theory, and Role in Language and Literature Studies – World Literature Today/Tomorrow – “Major” and “Minor” Literatures – The Current Status of the Academic Teaching of Literature Around the World – The Current Status of Academic Research in Literature Around the World – Language, Literature, and the Humanities .

Confirmed Keynote Speakers: Prof. Sylvie André (University of French Polynesia) Prof. Östen Dahl (Stockholm University) Prof. David Damrosch (Harvard University) Dr. Nicholas Ostler (Chairman of the Society for Endangered Languages and author of Empires of the Word) Dr. Adama Samassékou, President of CIPSH (UNESCO), Former Executive Secretary of the African Union African Academy of Languages (AU-ACALAN), President of MAAYA – the World Network for Linguistic Diversity, Former Minister of Education of Mali Prof. Baisheng Zhao (Peking University) .
Organizers: Prof. Theo D’Haen (Katholieke Universiteit Leuven), President, Fédération Internationale des Langues et Littératures Modernes Prof. Stein Haugom Olsen (Østfold University College), Dean, Faculty of Business, Languages, and Social Sciences .

Paper proposals (title and an abstract of not more than 300 words) should be sent to: sho@hiof.no
Deadline: 1 April 2011.
Website FILLM: http://www.fillm.ulg.ac.be/
Please also consult the conference website! http://www2.sf.hiof.no/index.php?ID=19257

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter