blog | werkgroep caraïbische letteren

Fikkie in de Caraïben (2)

door Fred de Haas


Eenzaam maar niet alleen

Het waren niet alleen de kinderen van de ABC eilanden die niet begrepen wat er met hen aan de hand was. Dezelfde problemen werden, bijvoorbeeld, ondervonden door de kinderen in de Frans-Caribische gebieden die in 1947 departementen van Frankrijk zouden worden. Van huis uit spraken die kinderen Krèyol (Frans Creools), maar op school kregen zij les in het Frans, dat voor hen praktisch een vreemde taal was. Alleen de allerbeste leerlingen begrepen de taal van de schoolboeken, haalden het eindexamen en konden in Frankrijk gaan studeren. Pas in 1984 was het wettelijk mogelijk om wat plaats in te ruimen voor onderwijs in het Creools, maar het bleef een keuzevak en het ‘normale’, door Frankrijk gedicteerde onderwijs mocht er in geen geval door worden ‘verstoord’. De meeste ouders gaven bovendien de voorkeur aan Engels boven het Creools als vreemde taal. Immers, net als het Nederlands op de ‘Nederlandse Antillen’ bood het Engels, net als het officiële Frans, een weg die naar een beter leven zou leiden.

Op het Franse eiland Guadeloupe ging het al niet veel anders. Je vond daar, net als op Curaçao, óók mensen die zich inspanden voor onderwijs in de moedertaal en die in dit streven door ‘hogerhand’ danig werden gefrustreerd. In 1957 werd Gérard Lauriette (foto links) door de Franse regering op non-actief gesteld en voor niet goed wijs verklaard omdat hij ernaar streefde het Creools officieel erkend te krijgen door het onderwijssysteem. Lauriette begon later zijn eigen school, dertig jaar vóór Frank Martinus op Curaçao.

In 1992 stelde het Europees Handvest de erkenning van minderheidstalen en regionale talen verplicht. ‘Regionale talen en culturen’ werd een ‘vak’ op de middelbare school en kon ook deel uitmaken van het eindexamen. Docenten konden officieel examen doen in het Creools. De resultaten van de leerkrachten waren bedroevend. Zij beschikten niet over voldoende creools vocabulaire en vercreoliseerden naar hartenlust dan maar bestaande Franse woorden.

Na de sociale onlusten van 2009 in de Caribische departementen (de ‘Franse’ eilanden verkeren op dit moment in een diepe sociale en geestelijke crisis, ook het Franse deel van Sint-Maarten) werd Frankrijk ineens wakker en begreep men dat er nodig iets moest worden gedaan aan de sociale, economische en taalkundige behoeften van de lokale Caribische bevolking. Overal in de Franse Départements en Collectivités (in het Caribische gebied waren dit Guyane, Martinique, St. Martin en Guadeloupe) werden er onder deskundige leiding workshops gehouden waar de deelnemers (specialisten en niet-specialisten) de balans op konden maken van wat er mis was en wat er moest worden gedaan om de situatie te verbeteren. Tal van plannen werden in de steigers gezet en verschenen, verpakt in de bekende, gezwollen Franse bewoordingen, in allerlei rapporten. De voorgestelde hervormingen waren voor een eiland als Martinique echter veel minder vergaand dan, bijvoorbeeld, de hervormingen die de Curaçaose regering – te snel en te onnadenkend – had doorgevoerd. In een officiële circulaire d.d. 24 juni 2010 van de Directeur van de Departementale diensten voor het Nationale Onderwijs stond dat volgens de (Franse) Wet op het Onderwijs ‘les kan worden gegeven in de regionale talen en culturen tijdens de hele schoolopleiding volgens modaliteiten die gemeenschappelijk zijn vastgesteld tussen de (Franse) Staat en de territoriale gemeenschappen waar die talen worden gebruikt’. Fraaie taal, maar de praktijk was dat het onderwijs in het Creools facultatief was en er per week voor de Creoolse taal of een andere (vreemde) taal maar drie lesuren beschikbaar waren. Creools werd geen taal van instructie. Het werd een ‘vak’. Het ‘normale’ onderwijs werd er niet door ‘verstoord’.

We moeten hierbij wel bedenken dat Martinique, net als de andere Frans-Caribische gebieden – bij Frankrijk horen en dat de Franse regering als een terriër het Frans als officiële onderwijstaal bewaakt en bevoordeelt. Voor Curaçao en Aruba is deze situatie anders. Nederland kan zich nauwelijks meer met het Onderwijs daar bemoeien. Beleid voeren en verantwoordelijkheid nemen voor dat beleid is daar de taak van de autonome regering. Voor de BES-eilanden gelden andere spelregels.

[Voor vervolg, klik hier]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter