blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

Saramaccaans voor beginners

door Tinde van Andel  

Het Saramaccaans is een stuk moeilijker dan het Aucaans of het Sranantongo. De Saramaccaners vluchtten veel eerder het bos in (sommigen al  voor 1700), en veel van hen waren slaven van uit Brazilië weggestuurde Joodse plantagehouders. Dus zit er behalve Engels, Nederlands, Indiaans en Afrikaans ook een hoop Portugees in.

lees verder…

Les Publico di Papiamento – un exito cu merece ripiticion

pa Quito NicolaasDiasabra dia 19 di october ultimo a tuma luga un les publico di Papiamento, organisa pa Fundacion Lanta Papiamento (FLP). E actividad aki tabata den cuadro di Aña di Papiamento y tabatin como meta specifico conscientisacion di nos pueblo di e balor di Papiamento y ampliacion y profundisacion di conocemento di cierto aspecto di Papiamento pa su propio desaroyo.FLP a organisa e dia aki cu sosten financiero di UNOCA y sosten logistico di Instituto Pedagogico Arubano (IPA). Departamento di Enseñansa a regala tur participante material balioso di Papiamento. Tabatin rifa tambe cu premio di Departamento di Enseñansa, Chalet Suisse y Romar Trading. …

See More

Them public di Papiamentu – a cu success deserves ripiticion Diasabra di day 19 october last to tuma luga a public les di Papiamento, organizes pa Foundation Lanta Papiamento (FLP). E activity aki tabata den box di Ana di Papiamento and tabatin goal belgiestraat specifico di us people tell and balor di Papiamento and enlargement and profundisacion di conocemento di certain aspect di Papiamento pa their own development.FLP organizes e day aki cu hold financial di UNOCA and support logistic di Instituto Pedagogico Arubano (IPA). Department tell gives teaching material participant tur balioso di Papiamento. Tabatin raffle tambe cu award di Department tell Enseñansa, Chalet Suisse and Romar Trading.

E say Papiamentu hard an ora and mey and tabata consisti tell an elementary introduction den grammar and spelling di Papiamento. Six docente di Papiamento di level bachelor, former student di IPA, tabata charge cu dunamento di e them. Form six group – di 10 participant each a – cu to gosa immensely di e aki educational opportunity. Nan to actively cu question and comment and nan show great satisfaction after di e them. Nan for a rest during a free lunch bon – courtesy di FLP – prepares The Old Cunucu House pa, pa after nan returns nan local na di les pa traha a test base di loke nan to has give them.

While e docentenan tabata reviewed and evaluated and test, e participantenan a UN a pakete di gift, courtesy di Department di Enseñansa, and nan to participates den e raffle cu tabatin. Nan to have opportunity tambe pa evaluates e event aki and dune nan recomendacionnan and express nan deseonan. After cu e result di test tabata met, tur e participantenan a UN certified nan di participation.
Hopi participant to express e wish pa has more opportunity to pa sigui di les Papiamento.

Fundación Lanta Papiamento consequent cu its principionan and appreciating and great welcome cu e prome public them to accomplished, the sigui organizes e type di lesnan aki – na e mesun level and na a level more halto – between your actividadnan benidero.

Javaanse taal vindt meer ingang

door Charles Chang
Paramaribo – In de studiezaal van de Indonesische ambassade werden de cursussen bahasa Indonesia en basa Jawa officieel afgerond. Dat betekende dat de dertig geslaagden maandag, onder het genot van een hapje en drankje, hun cijfers te horen kregen. Voor de Indonesische- en Javaanse taalcursussen slaagt iedereen die aan het examen meedoet. Dit is al jaren een feit, omdat de ‘slechte’ cursisten simpelweg niet verschijnen op de examendagen. Leginah Partowidjojo schrikt wanneer ze met een gemiddelde van 8,5 als beste slaagt voor niveau één bahasa Indonesia. Als alles naar wens verloopt, bezoekt zij volgend jaar Indonesië. “Ik wil het land zien waar mijn voorouders vandaan komen.” Partowidjojo heeft helaas geen familie kunnen opsporen via internet, maar Indonesische films en liedjes gaven haar reden genoeg om de taal te leren. De best geslaagde van niveau twee, Irene Ronoredjo, heeft ook dezelfde redenen, alleen heeft het haar meer moeite gekost. Ronoredjo woont niet in Paramaribo, maar op Voorburg, Commewijne. “Dat is 47 kilometer van Paramaribo en als het verkeer meevalt, doe ik het in een uur.” Haar overleden moeder is een Indonesische en daarom wil ze haar roots opzoeken. “Toen ze nog leefde, had ik haar nodig om de films en liedjes te verstaan, nu weet ik het uit mezelf.” Tijdens de vorige cursus was de leerkracht met de hoogste score geëindigd. “Als leerkracht moet je het voorbeeld geven, maar ik vind het bahasa ook een fantastische taal!”
Hoog Javaans
Bij de andere cursus, het basa Jawa, zwaait Roy Ong Sioe Khing met de eer. De eigenaar van restaurant Sarinah komt oorspronkelijk uit Indonesië, maar desondanks kent hij het Javaans niet helemaal. “Thuis werd Nederlands gesproken, want mijn vader kwam uit Bandung en mijn moeder uit Oost-Java. Het Ngoko Javaans heb ik dus een beetje van mijn moeder, verder heb ik het hier op het werk, onder de markt en door de muziek geleerd. Het Krama inggil of hoog Javaans heb ik op de cursus geleerd.” Ong heeft altijd de taal willen leren, maar heeft pas op pensioengerechtigde leeftijd tijd daarvoor. “Basa Jawa is een mooie klassieke taal met verschillende niveaus en dat maakt het uniek.”
Behalve mooi, is zoeken naar identiteit ook een reden om de eigen taal beter te spreken. “Ik was ‘afgedwaald’, zegt Johannes Kartowirjo. Van de vier overgebleven cursisten van het eerste niveau was hij de beste. “Wat ik sprak was een mix, nu kan ik me beter presenteren en corrigeer ik anderen die ervoor openstaan. Want er zijn ook ouderen die het Javaans slechter dan ik spreken.”
Cursusleider van zowel de Indonesische als Javaanse taal, Roesman Darmohoetomo, is ingenomen met het aantal van 41 inschrijvingen tijdens de Indo Fair. Maar de grootste uitdaging telkens, blijft het terugbrengen van het aantal uitvallers dat ongeveer een vijfde deel uitmaakt. Daarom belooft pak ‘Darmo’ een andere betalingsconditie te introduceren wanneer de cursussen in januari volgend jaar beginnen.
 [uit de Ware Tijd, 25/10/2013]

‘Unu taki Sranantongo bun, unu taki en na fasi’

door Jerry Dewnarain

 
Het Sranan is de eerste Surinaamse taal waarvan de spelling werd geregeld. In 1960 bracht een commissie een advies uit met voorlopige regels. Deze regels werden in hetzelfde jaar in resolutievorm door de regering overgenomen. Er was echter binnen deze commissie een verschil van mening tussen taalkundigen en onderwijskundigen over de spelling van de /u/-klank. De eerste groep wilde het u-teken gebruiken, terwijl de tweede groep de tekencombinatie /oe/ voorstelde. In 1984 en 1986 zijn door de toenmalige minister van onderwijs spellingcommissies ingesteld voor het Sranan, het Sarnámi, het Surinaams-Javaans en het Kali’na (het Karaïbs). In 1986 resulteerden de rapporten van de eerste drie commissies in spellingresoluties. Het was de bedoeling dat de spellingen van de verschillende talen op elkaar zouden worden afgestemd. Daarom waren in de spellingcommissies leden van de ene commissie opgenomen in een andere. Eddy van der Hilst heeft met de verschijning van zijn boek De spelling van het Sranan. Hoe en waarom zo (2008) mijns inziens duidelijk het gebruik van de /u/-klank beargumenteerd en taalkundig uitgelegd. Intussen raakt het gebruik hiervan steeds ook meer ingeburgerd. Het schrijven en het spreken van het Sranan laat echter nog veel te wensen over. In dit boek behandelt Van der Hilst dus de spelling van het Sranan en hij ontrafelt vele spellingkwesties van het Sranan. Een mooi voorbeeld zijn de regels voor het aaneenschrijven van samenstellingen. Door zijn eenvoudige en duidelijke uitleg ebt Van der Hilst de willekeur in de schrijfwijze van de samenstellingen weg. Regels hoeven niet meer uit het hoofd geleerd te worden, hoe iedere samenstelling geschreven moet worden en de gebruiker van het Sranan is zelfs niet afhankelijk van een Sranan ‘Groene Boekje’ (p. 89/90).
In augustus 2013, vijf jaar na verschijning van zijn spellingboek voor het Sranan, geeft deze Sranankenner een grammaticaboek uit van het Sranan: Taki Sranantongo bun. De grammatica van het Sranan deel 1. Volgens Van der Hilst heeft grammatica te maken met het wezen van de taal zelf. Het heeft te maken met hoe, in welke volgorde, de woorden aan elkaar geregen moeten worden en hoe zij uitgesproken dienen te worden om er een bepaalde betekenis aan te geven. Dus ook: welke volgorden en uitspraakwijzen verboden zijn of geen betekenis hebben. De zin ‘Mi na radyo wan nyun singi yere’ heeft geen betekenis, omdat de volgorde waarin de woorden aan elkaar geregen zijn, niet voldoet aan de door de Sranan grammatica voorgeschreven regels. De grammatica van het Sranan zegt immers dat de volgorde van een zin is: eerst de handelende persoon, dan wat er over de persoon meegedeeld wordt, dan wie of wat daar direct bij betrokken is en dan de bepaling van plaats ingeleid door het woordje ‘na’. Wordt deze volgorde gebruikt, dan ontstaat de zin: ‘Mi yere wan nyun singi na radyo.’ De volgorde voldoet nu aan de grammaticaregels van het Sranan en dus heeft de zin een betekenis. De grammatica is het geheel van regels van de taal zelf en dat zit in de hoofden van de moedertaalsprekers. Moedertaalsprekers passen deze regels automatisch toe. En omdat alle moedertaalsprekers dezelfde regels in hun hoofd hebben en gebruiken, kunnen ze elkaar verstaan.
De grammatica van het Sranan beregelt onder andere ook samentrekkingen. In het Sranan worden bij het spreken de woorden samengetrokken. Dit is geen kwestie van slordigheid of luiheid. In het Sranan hebben de samentrekkingen vaak een grammaticale functie, waardoor zij dus verplicht zijn. Over het algemeen geschiedt het samentrekken van twee opeenvolgende woorden door de eindklinker van het eerste woord en de beginmedeklinker van het tweede woord te laten wegvallen en de woorden zo tot een nieuw klankgeheel samen te voegen. De klinker van de zo ontstane nieuwe lettergreep wordt nu dubbeltoppig uitgesproken (p. 20/21). Dit is noodzakelijk om de hoorder aan te geven dat er iets is samengetrokken. Als door het wegvallen van de eindklinker een woord op een ‘n’ eindigt, betekent dit dat deze ‘n’ de beginklinker van die lettergreep is geweest en de klinker daarvoor een orale klinker is. Bijvoorbeeld: ‘A dagu ben wani beti mi’ wordt samentrokken als /A dagu ben wan bet mi/
Van der Hilst werkt in zijn benadering van de spelling en grammatica van het Sranantongo duidelijk van binnenuit. Het zou totaal verkeerd zijn om een andere taal als uitgangspunt te hanteren, zoals vaak de Nederlandse grammatica wordt aangehouden om het Sranan op te toetsen. Wie dat doet belandt zonder meer op een dwaalspoor! Zo worden de bepalingen van plaats aan het eind van de zin geplaatst, voorafgegaan door ‘na’: ‘?Anita e wasi den krosi gi yu na yu oso.’ We zien dat de bepaling van plaats ‘yu oso’ is en door ‘na’ wordt voorafgegaan (p. 63). In dezelfde zin zien we ook dat het vraagteken (askimarki) vóór de zin is geplaatst. Dit leesteken wordt slechts bij de vraagzin zonder vraagwoord gebruikt en het staat vóór de zin of het zinsdeel dat de vraagintonatie krijgt (p. 33).
Kortom, Taki Sranantongo bun. De grammatica van het Sranan deel 1 is een duidelijk boek voor hen die het Sranan willen leren. Maar het is ook voor de Sranan moedertaalsprekers en voor hen die deze taal als tweede taal bezigen en de achtergronden van bepaalde grammaticale constructies willen leren kennen, begrijpen of verbeteren!
Eddy van der Hilst: Taki Sranantongo bun. De grammatica van het Sranan deel 1. Paramaribo: Suriprint N.V, 2013. ISBN 978-99914-7-237-9

Talen leven in het leven, maar ook in de wetenschap?

door Els Moor

Na lange tijd ontvingen we weer een OSO en wel half oktober 2013 het nummer van mei 2013. Jaarlijks is het mei-nummer voor een groot deel gewijd aan het colloquium dat in november van het jaar ervoor gehouden werd door de stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS). In november 2012 was het thema ‘Taal Tori: Kultura den Boka’. Het uitgangspunt van het colloquium was dat taal levend is en dus verandert.

lees verder…

De nieuwe Van Donselaar

door Lila Gobardhan-Rambocus

Ruim drie maanden na het overlijden van Jan van Donselaar (12 april 2013) verscheen het Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876,uitgegeven door het Meertens Instituut te Amsterdam in samenwerking met de Nederlandse Taalunie in Den Haag. In dit woordenboek, niet het eerste van Van Donselaar, worden 2100 woorden onder de loep genomen. Zijn doel was het vastleggen van de voorgeschiedenis van het moderne Surinaams-Nederlands. Deze publicatie werd verzorgd door Nicoline van der Sijs, hoogleraar historische taalkunde, bekend van de vele (woorden)boeken over de geschiedenis van het Nederlands.

lees verder…

Chinezen: Taalbarrière grootste boosdoener

door Wytske van Tilburg

Paramaribo – Ter gelegenheid van 160 jaar Chinese vestiging in Suriname organiseerde de Suriname Chinese United Association (SCUA)een lezing in Royal Torarica. De belangrijkste boodschap: ‘Er is niets aan de hand met Chinezen in Suriname’. Maar de problemen die bij de Chinese immigratie ontstaan, worden ook niet ontkend.
De taalbarrière wordt als de belangrijkste boosdoener beschouwd. Volgens de sprekers maandagavond zijn er twee verschillende taalbarrières. De eerste omvat communicatieproblemen tussen westerlingen en Chinezen en de tweede behelst de diverse dialecten die eveneens zorgen voor problemen tussen de Chinezen onderling.
Begrip en geduld
Steven Tsang, voorzitter van SCUA, beschrijft de communicatieproblemen tussen de westerling en de Chinees. “De problemen zijn bij iedereen bekend. Het is niet dat de Chinezen niet willen leren, maar ze willen niet opvallen.” De SCUA wil de problemen rond Chinese immigratie actief aanpakken. Tsang pleit onder meer voor een Chinese immigratiecursus en wil samen met de regering de stroom van immigranten begeleiden. “Wij vragen Surinamers om begrip en geduld bij het oplossen van dit vraagstuk. Het is een kwestie van tijd. Wij willen helpen bij de opbouw van Suriname.”
Oude en nieuwe Chinezen
William Man a Hing, jurist en naamkundige, heeft het vooral over de taalbarrière tussen de oude en de nieuwe generatie Chinezen. Volgens Man a Hing is dit is een continu proces, omdat er altijd nieuwe Chinezen zullen blijven komen. “Door de verschillende dialecten verbrokkelt het contact tussen de kinderen en de ouders.” Zijn oplossing: ‘hard aan het werk gaan met z’n allen!’ “We moeten niet bang zijn voor de nieuwe generatie Chinezen, maar die juist verwelkomen.” Zowel de oude als nieuwe generatie Chinezen heeft elkaar nodig en kan elkaar maar beter ondersteunen.
Kunstenaar Paul Woei vindt dat er te veel misverstanden zijn rond de Chinezen en tussen de Chinezen onderling. Hij vertelt veel liever over de inbreng van de Chinees in de ontwikkeling van Suriname. Zijn enthousiasme blijkt uit de vele zijsprongen in z’n verhaal, af en toe is hij zelf even de rode draad kwijt. De meeste gasten hangen aan zijn lippen, anderen lijken hem niet meer te kunnen volgen. Wegens het strakke schema kan Woei zijn verhaal niet afmaken, maar na afloop is er nog gelegenheid om Woei zelf te spreken. De meningen over de lezing zijn verdeeld. Esther Lai-A-Fat hoopte meer te weten te komen over haar voorouders. Ook vind ze de lezing van Woei ‘een beetje warrig’. Stanley Tjin noemt beide lezingen juist ‘boeiend en geestig’.
Na de lezingen opent minister Ashwin Adhin van Onderwijs en Volksontwikkeling de fototentoonstelling over 160 jaar Chinese vestiging. De tentoonstelling, samengesteld door Woei, is vandaag nog voor het laatst te bezichtigen in Royal Torarica. Daarna verhuist de tentoonstelling naar het Nationaal Archief.
[uit de Ware Tijd, 16/10/2013]

Pleidooi voor samenwerking binnen taalgemeenschappen

door Jan Gajentaan      

Wie mijn artikelen regelmatig volgt, weet dat ik tamelijk sceptisch sta tegenover concepten als “regionale integratie” of “Zuid-Zuid samenwerking”. Ik denk dat dit nogal modieuze begrippen zijn waar velen achteraan lopen, zonder zich te realiseren wat precies de voor- of nadelen ervan zijn.  

lees verder…

Groot Papiaments Dictee

De winnaressen van het Groot Papiaments dictee 2013 van Simia Literario: Diana Damon (diktado papiamentu) en Natalie Wanga (dictado Papiamento) met de voorlezers Rita van der Heul (rechts; papiamentu) en Olga Orman (geheel links; Papiamento). De dictee-tekst is geschreven door Frida Winklaar Domacassé in het papiamentu. Mirto Laclé heeft de tekst in het Papiamento vertaald.

Drongo taalfestival

Zaterdag 28 september 2013: Drongo festival; alles over meertaligheid  

Met o.a. Gerda Havertong, Abdelkader Benali, Charlotte Dematons, Stemmen van Afrika, Game Changers, Merlijn Twaalfhoven  

lees verder…

Standaardisatie Saamaka Tongo kent vele aspecten

 door Audry Wajwakana
Paramaribo – Om te komen tot één spelling- en schrijfwijze voor de Saamaka Tongo dient er rekening gehouden te worden met de vele varianten en klanken van de taal. Dat gaven delen van het goed opgekomen publiek donderdagavond mee aan Stichting Saamaka Akademiya, bij de lezing ‘De media en Saamaka Tongo’. Het is precies een jaar geleden dat de stichting het proces heeft ingezet om de taal samen met het directoraat Cultuur te institutionaliseren.
Invloed
Inleider Kenneth Lazo schetste de huidige positie van de Saamaka Tongo in de media. Als radio- en televisiepresentator heeft hij waargenomen dat de taal het best aan bod komt bij de radio. “Dat komt door de overheid die voorlichtingsprogramma’s vertaalde. Ook ngo’s hebben meegewerkt door hun boodschap via dit medium te verspreiden”, zegt hij. De reikwijdte van de verschillende radiozenders vanuit Paramaribo en community radiozenders in de verschillende dorpen heeft hieraan ook meegeholpen. Bij de televisie gaat dat er ietwat anders aan toe, vanwege de beperkte reikwijdte en zendmasten die in het binnenland ontbreken.
De binnenlandbewoners hebben deze opgevangen middels video-opnames en gebruikgemaakt van dvd-spelers om beeldinformatie te krijgen. “Als we kijken naar de relatie tussen taal en cultuur, zien we dat veel Afrikaanse films in trek zijn bij marrons vanwege de cultuurovereenkomsten”, haalt Lazo aan. Hierdoor hebben ze interesse voor de inhoud van die films. “Jongeren in Paramaribo hebben daarop ingespeeld door de inhoud van de films te vertalen.” Dat is volgens de inleider ook een manier om te zien welke invloed de taal via het medium televisie heeft op mensen. “Een wereld gaat open voor die mensen”, zegt hij. Als bewoner uit Santigron heeft hij meerdere keren meegemaakt dat de mensen uren over de inhoud van een film kunnen discussiëren.
Bijdrage
Bij de discussieronde van de lezing is echter afgeweken van het thema ‘De media en Saamaka Tongo’. Vanwege de complexheid en moeilijkheidsgraad van de taal, riep Johan Roozer van het directoraat Cultuur andere organisaties en Saamaka-mensen op om hun bijdrage te leveren aan het proces.
“De taal is een stukje erfgoed, waarin heel wat geschiedenis verborgen is”, geeft hij de aanwezigen aan. Vanwege het emancipatieproces dat zich bij verschillende marrongroepen voltrekt, vindt hij dat er haast geboden is om de normering van de taal bij wet te laten vastleggen. “Mensen worden oud en het doorgeven van verhalen geschiedt op een traditionele manier die voor de niet-Saamaka onbegrijpelijk is.” Ondanks dat algemeen bekend is dat de letters ‘g’ en ‘r’ niet in de taal voorkomen, hebben de verschillende Saamaka-woorden vele uitspraakmogelijkheden. Los van die mogelijkheden hebben de verschillende Saamaka-dorpen ook andere intonaties..
[uit de Ware Tijd, 21/09/2013]

Creool, Marron, Afro-Surinamer

door Nikki Mulder
In Guyana is het gemakkelijk: iedereen met Afrikaanse roots is African/Black of gemengd. In Suriname is de volkstelling echter aanleiding voor behoorlijk wat discussies over zwart, zwarter, zwartst. Stadscreool, plantageneger, busnengre: het zijn allemaal woorden die uiteindelijk op hetzelfde neerkomen. Of toch niet?
“Carl Breeveld en Ronnie Brunswijk zijn gewoon twee negers, ongeacht of de één nou beter geschoold is dan de ander of er bepaalde tradities op nahoudt.” In een ingezonden stuk inde Ware Tijd van 12 september stelt Irwin Maatrijk resoluut dat we moeten ophouden met het indelen van de Afro-Surinaamse bevolking. Volgens hem is het koloniaal om onderscheid te maken tussen Creolen en Marrons. Wat er toe doet, zijn je Afrikaanse wortels.
Zijn opiniestuk is een stevig pleidooi voor het aanpassen van een gedateerde administratie. Maar ‘Creool’ en ‘Marron’ zijn hoewel niet onbetwist ingeburgerde identiteiten. “Etniciteit geeft aan hoe personen zichzelf zien en hoe ze zich voelen”, zegt Iwan Sno, de directeur van het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS). Het heeft daarom minder te maken met vaststaande kenmerken en meer met cultuur, taal en de betekenis die je er zelf aan geeft. Dat maakt etniciteit veranderlijk en wankel, maar niet minder emotioneel beladen.
Blanke Creool
Sno herinnert zich bijvoorbeeld een voorval uit de vorige telling in 2004. “Een blanke man, een geboren en getogen Surinamer, gaf ‘creool’ op als etniciteit.” Niet zo gek met de woordenboekdefinitie van ‘creool’ in het achterhoofd: een afstammeling van Europeanen in Latijns-Amerika of het Caribisch Gebied. “Maar die veldwerker dacht waarschijnlijk: ‘Je bent niet goed snik’ en kruiste Kaukasisch/blank aan.” Dat schoot de man in het verkeerde keelgat; hij joeg de ABS-teller van zijn erf.
De Verenigde Naties schrijft het stellig in zijn richtlijnen voor volkstellingen: etnische identiteit is iets wat je zelf bepaalt. Overheden of veldwerkers mogen etniciteit dus niet opleggen. Dat zoiets niet altijd even gemakkelijk is in het etnisch meest diverse land van het Caribisch Gebied, weet Sno maar al te goed. Bij elke telling moet daarom kritisch gekeken worden naar de categorieën die het ABS gebruikt om de verschillende bevolkingsgroepen te benoemen. Ook is het nodig dat iedereen ongeveer hetzelfde verstaat onder die groepen. Vooral bij Afro-Surinamers leidt dat tot veel vragen en discussies.
Evenwicht
Creolen zijn historisch gezien een groep waarbinnen veel mensen in elk geval een beetje van gemengde afkomst zijn. Vroeger werd de ‘gemengde’ bevolkingsgroep door het ABS altijd samengevoegd met Creolen. Dat had een sociaal-politiek voordeel. Deed het ABS dat niet, dan sloeg de demografische balans over naar de Hindostanen. Op papier was er zo een evenwicht tussen de twee groepen. Socioloog Marten Schalkwijk roemt de samenstelling van de Surinaamse bevolking, van wie de grootste groep toch niet groter is dan dertig procent van het totaal. “Dat betekent dat geen enkele groep dominant is en je gedwongen bent om sámen te leven en oplossingen te vinden voor problemen.”
Dat administratieve evenwicht tussen Creolen en Hindostanen is er inmiddels niet meer. Sinds de vijfde volkstelling in 1980 constateert het statistiekbureau een dalende trend bij de Creoolse bevolkingsgroep. Eerst waren er nog 119.000 Creolen, daarna ongeveer 87.202 en dit jaar telde ABS er nog maar 84.933. In het rapport speculeert de organisatie over een oorzaak: “Hoogstwaarschijnlijk classificeren vele ‘Creolen’ zich thans als gemengd.”
Gemengd
Dat zou betekenen dat mensen die zichzelf eerst zagen als Creool, maar gemengde voorouders hadden, zich nu zien als ‘gemengd’. Hebben die twee etnische identiteiten dan een andere betekenis gekregen in de tussentijd? Volgens antropoloog Salomon Emanuels is dat niet waarschijnlijk. “Mensen zijn wat ze zijn. Ik denk niet dat er mensen zijn die afstand doen van hun Creoolse identiteit.”
Emanuels gelooft er “heilig” in dat de groep van gemengde afkomst alleen maar zal toenemen. “Jonge Surinamers hebben ontdekt dat het niet slecht is om met iemand van een andere groep een relatie te hebben.” Maar dat mensen zich opeens anders identificeren, dat denkt hij niet. De antropoloog ziet wel dat er heel veel mensen zijn die vragen hebben over hun identiteit, vanwege opa’s en oma’s met verschillende huidstinten, haarstijlen en oogkleuren. “Maar dat is niet zodanig dat het aantal Creolen zoveel vermindert”, concludeert hij.
Spectaculaire groei
Een andere beweging binnen de Afro-Surinaamse bevolking is de toename van het aantal Marrons, die het rapport zelfs “spectaculair” noemt. Die groei is volgens het ABS niet alleen te zoeken in de vele kinderen die Marronvrouwen krijgen. In 2004 bestond de grote groep mensen van wie de etniciteit niet bekend was omdat mensen dat niet hebben aangegeven vooral uit Marrons. Zij hebben bij de afgelopen telling hun etniciteit wel opgegeven.
Volgens parlementariër Marinus Bee komt dat andere doordat de negatieve bijklank van ‘Marron’ is afgezwakt. Veel Marrons zijn nu op een positieve manier zichtbaar zijn in onderwijs, sport en politiek. Dat zou betekenen dat de etnische identiteit ‘Marron’ is veranderd: van een gestigmatiseerde, onderontwikkelde groep naar een identiteit om trots op te zijn.
Wetenschappers wijzen echter ook op een rij andere verklaringen. Emanuels ziet de meest voor de hand liggende reden in de gewenning van boslandbewoners aan onderzoekers. “Vroeger wilde men niet graag meewerken uit achterdocht. Tegenwoordig zijn er zoveel organisaties uit de stad actief, dat Marrons minder wantrouwig zijn.” Dat de veldwerkers tegenwoordig niet allemaal alleen maar fotoman zijn, helpt volgens hem ook het cijfer omhoogduwen.
Emanuels gelooft wel dat de politieke participatie van Marrons een verschil maakt, maar op een andere wijze dan dat Bee aangeeft. Het is volgens hem ook zeer van invloed op het vertrouwen in de overheid: “Ze geloven nu dat de belangen overeenkomen. Help je de overheid, dan help je jezelf.”
Schalkwijk kijkt iets anders naar de groei van de groep. “Mensen zijn heel trots om Marron te zijn, dus het lijkt me sterk dat ze dat eerder niet wilden aangeven.” Als onderzoeker ervaart hij in het binnenland bovendien meer medewerking dan in de stad, waar het vaker voorkomt dat je de toegang tot een erf wordt geweigerd. De socioloog denkt dat het waarschijnlijk is dat men de vraag gewoon niet heeft begrepen in 2004. “Het is ook vreselijk duur om onderzoek te doen in het binnenland. Ik heb geen inzicht in de financiën van ABS, maar ik kan me voorstellen dat je niet drie keer teruggaat naar Kwamala als je budget dat niet toelaat.”
Wat de teller ziet
Eén manier om er zeker van te zijn dat mensen de ‘juiste’ etnische identiteit opgeven, is door de veldwerker te laten noteren wat hij of zij ziet. Schalkwijk noemt dat ‘dubbele identificatie’. “Het is niet ideaal, maar je hebt wel gegevens.” Hij erkent wel dat zoiets bij een ‘gewoon’ wetenschappelijk onderzoek gemakkelijker is dan bij een volkstelling. Je komt namelijk heel dicht bij het schenden van die heilige VN-regel: etniciteit leg je niet op.
Toch voelt ABS-directeur Sno wel iets voor zo’n controlemechanisme. “Iemand die er in alle opzichten uitziet als een Creool, maar een Chinese naam draagt, heeft natuurlijk het recht om te zeggen dat hij Chinees is. Maar wat ziet de enquêteur?” Het antwoord van de veldwerker zal niet opgenomen worden in de werkelijke telling, maar moet dienen als een test achteraf: hoeveel mensen lijken op de etnische groep die ze opgeven bij de census?
Afro-Surinamer
Een andere manier om de lastige invulling van etnische identiteit bij deze groepen op te vangen, is door hetzelfde te doen als Guyana. We nemen gewoon één overkoepelende categorie: Afro-Surinamers. Rudi Bottse, de voorzitter van de Stichting 1 juli Keti Koti, heeft bij het ABS gepleit voor deze paraplugroep. “Dat is de beste benaming voor iedereen van wie de voorouders uit Afrika kwamen. ‘Creool’ is een nietszeggend, achterhaald begrip”, stelt hij. De benaming moet volgens Bottse Afrikaans bewustzijn stimuleren. Wel zou hij graag zien dat er binnen de groep onderscheid gemaakt wordt tussen stads-, plantage- en boslandcreool.
Bottse kreeg zijn zin, maar niet helemaal hoe hij het voor ogen had. ‘Afro-Surinamer’ is als aparte categorie opgenomen in de volkstelling. “De bedoeling was, lijkt me, om de verschillen tussen Creolen en Marrons weg te werken”, zegt Sno, “maar nu is het gewoon een derde groep.” Socioloog Marten Schalkwijk noemt die beslissing “een beetje stom”. Zoals het nu is opgenomen, overlapt het met andere categorieën en snoept het aantallen van andere groepen.
Emanuels moet lachen om het initiatief. Hoewel hij ook de manier waarop het in het rapport is opgenomen in twijfel trekt, ziet hij er wel potentie in. “Voorstanders zeggen dat Creool en Marron eigenlijk hetzelfde zijn, met dezelfde Afrikaanse cultuur-historische achtergrond. Dat bewustzijn groeit, dus het zal me niet verbazen als deze groep bij de volgende telling zal groeien.”
De discussies over de namen van etnische groepen onderstrepen hoe uitdagend het is om in zo’n diverse samenleving te werken met statistische categorieën. Sno heeft echter het volste vertrouwen in de statistiek: “Het wordt pas een probleem wanneer de groep ‘overige/andere’ te groot wordt.” Intussen wacht hij op een aanvraag voor een nieuwe etnische categorie “wel met genoeg steun natuurlijk”: Surinamer.
[uit de Ware Tijd, 14/09/2013]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter