blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: [Auto]biografie & egoducumenten

Biografie als verjaardagsgeschenk

door Jeroen Heuvel

Geef Wim Statius van Eps als verjaardagsgeschenk een biografie over zichzelf, dat idee had zoon Randolph geopperd. De bekende publiciste Els Langenfeld-van Capelle heeft deze taak met toewijding op zich genomen.

Wim en zuster Coletta bij het bed van een patiënt in het Sehos

Op basis van talloze gesprekken met de beschrevene, familieleden, collega’s en goede vrienden wordt het leven van professor dr. Lodewijk Wilhelm van Eps beschreven vanaf het moment dat de eerste Van Eps als militair op Curaçao aankomt, bijna tweehonderd jaar geleden. Els Langenfeld heeft de openhartige en humorvolle gesprekken verwerkt tot een boeiend boek, niet alleen over een man en zijn familie, want door deze bijzondere combinatie van oral history en archiefonderzoek is er gelukkig weer een deel van een periode uit de Curaçaose historie vastgelegd. Met veel gevoel voor detail geeft Langenfeld de kinderjaren weer van Wim op Dokterstuin en Bonaire, zijn schooljaren op het Sint Thomas College en het Peter Stuyvesant College en zijn studententijd in het net bevrijde Nederland van de Tweede Wereldoorlog.

In acht hoofdstukken plus tien vriendschappelijke notities neemt Langenfeld de lezer mee op kennismakingstocht naar de man en medicus die zoveel voor Curaçao heeft betekend. Eerst maken we kennis met de voorouders. Jan Marinus van Eps, geboren in Middelburg in 1792, kwam begin 1816 op Curaçao aan aan boord van het oorlogsschip de ‘Prins van Oranje’, samen met de nieuwe gouverneur-generaal Albert Kikkert. Het schip werd door de bevolking vol bewondering baranka di shon Kèkè genoemd. Twee jaar later huwde Van Eps Johanna Sophia Muller. In juli 1830 overleed Johanna Sophia en liet Jan Marinus met zeven kinderen achter. Vier jaar later hertrouwde de m an met de zuster van zijn eerste vrouw, maar deze Christina overleed helaas al in 1839.

De oudste zoon van Jan, Isaac Christiaan Statius, werd ook militair. Statius is eigenlijk een voornaam. Oorspronkelijk werd deze voornaam alleen aan de oudste zoon gegeven, maar in de loop van de jaren is het een vast onderdeel geworden van de achternaam: Statius van Eps. Deze Isaac werd, toen hij gepensioneerd was, districtsmeester van het 5de district, in die tijd een onbezoldigde functie, wel met een onkostenvergoeding. Het gezin ging wonen in landhuis Pannekoek.

Daarna laat Langenfeld ons kennismaken met de grootvader van de beschrevene, Lodewijk Wilhelm (1855 – 1924) die onderwijzer werd. In 1889 is hij getrouwd met de 17-jarige Georgette Frederika Zeppenfeldt. Veel kan zijn kleinzoon en naamgenoot ‘Wim’ zich niet van hem herinneren. Hij was twee jaar vóór de geboorte van de hoofdpersoon van deze biografie overleden. De drie kinderen uit het huwelijk van Lodewijk met Georgette herinnert ‘Wim’ zich nog goed: Jacomina (tante Mina), Louis Willem (eigenaar van onder andere de winkel ‘Variety Shop’) en zijn vader Johan Marin, die de roepnaam Bobo kreeg. “Het besluit om ambtenaar te worden en niet in de handel te gaan, zoals mijn broer Louis, moet men zien als een kwestie van eer voor de familie.” Bobo trouwt in 1925 op Aruba met Etna Arends. Een jaar later wordt Lodewijk Wilhelm Statius geboren, daarna Randolph ‘Doppie’, en Jacques Marin ‘Koki’ en, in 1938, Georgette ‘Zeppie’. De kinderen Van Eps spreken thuis Nederlands met Pai en Papiamentu met Mai.

Bonaire

In 1935 wordt vader Van Eps gezaghebber op Bonaire. Dit geeft de auteur van de biografie de kans om een beeld van dit zustereiland van die tijd te schetsen. Na de lagere schooltijd op Bonaire gaat Wim, alleen, weer naar Curaçao, om naar de Mulo (het St. Thomas College) te gaan. Op Bonaire kon je in die tijd geen rundvlees krijgen, alleen schapen- of geitenvlees. Elke veertien dagen stuurde oma haar kleinzoon Wim met een flinke biefstuk naar de s.s. ‘Baralt’. “De hofmeester nam de biefstuk in ontvangst en stopte die in de ijskast op het schip om de delicatesse op Bonaire weer af te geven aan de huishoudelijke hulp van gezaghebber Van Eps.” Toen ook Randolph klaar was met de school op Bonaire ging het gezin weer op Curaçao wonen. Vader Van Eps kreeg zijn oude baan van districtsmeester terug en het gezin betrok weer landhuis Dokterstuin. Na de Mulo gaat Wim van 1942 tot 1945 naar het Peter Stuyvesant College. Eenmaal afgestudeerd gaat hij naar Nederland, dat net begon aan het wonden likken van de oorlog. Met de drie jaar oudere Christiaan Michael ‘Boy’ Winkel was hij de eerste Curaçaoënaar die na de oorlog vo or studie naar het moederland ging.

Studie in Nederland

Wim nam zijn studie serieus en hij genoot van het studentenleven. Hij sportte veel, zoals roeien en hij was actief in verschillende verenigingen. Als voorzitter van de vereniging Sanctus Thomas Aquinas moest hij een keer het dansfeest openen. Hij sprak: “Hierbij open ik de bal. Sindsdien was zijn bijnaam onder de studenten “de bal”. Wim was ook nauw betrokken bij de oprichting van de eerste vereniging voor Curaçaose studenten in Amsterdam. Deze vereniging was een voorbeeld voor andere studentensteden en in april 1947 volgde de oprichting van de landelijke Vereniging van Antilliaanse Studenten in Nederland, met Wim als voorzitter. In december 1953 studeerde hij af en een half jaar later promoveerde hij over het onderwerp baringspijn. Kort na de promotie trouwde Wim van Eps met Marie Jeanne Renée Hofte. Ze gin gen spoedig naar Curaçao.

Werk op Curaçao

Wim werkte van 1954 tot 1957 als arts-assistant bij het Sehos. Hoewel zijn proefschrift over bevallingen ging, hield hij zich als arts daar nauwelijks mee bezig, omdat de meeste vrouwen in die tijd voor een vroedvrouw kozen. Wim hielp wel bij de geboorte van twee van zijn kinderen, hoewel dat helpen volgens zijn vrouw niet veel om het lijf had. In 1957 ging Wim weer naar Nederland om zich te specialiseren. Wim was een man die niet alleen aan zichzelf dacht, hij regelde bijvoorbeeld in 1958 alles voor de promotie van Harry Hoetink en de publicatie van diens proefschrift Het patroon van de oude Curaçaosche samenleving. Hij trad ook op als paranimf bij deze promotie. Eind 1961 kwam het gezin Van Eps terug naar Curaçao. Wim ging als eerste Antilliaanse internist bij het St. Elisabeth Hospitaal werken. Zijn werk in het ziekenhuis beperkte zich niet tot de behandeling van zieken, hij begon ook met het opzetten van een (medische) bibliotheek, een medisch archief en een medische staf. Met dokter Kroon spande hij zich in voor een hartbewakingsafdeling en een afdeling intensive care. In 1969 richtte hij de afdeling nierdialyse op, waarvan hij het hoofd was tot zijn vertrek in 1976.

Schrijven

Wim hield van schrijven en heeft heel veel gepubliceerd. Achter in het boek staat van bladzijde 154 tot en met bladzijde 168 de zeer indrukwekkende lijst van ongeveer tweehonderd publicaties van hem alleen of waaraan hij heeft meegewerkt en voordrachten tijdens internationale m edische conferenties. Maar de publicaties gaan niet alleen over medische onderwerpen, hij heeft ook samen met E. Luckmann-Maduro Bolivar op Curacao geschreven.

Het Slotervaart Ziekenhuis

In 1975 ging het gezin weer naar Nederland, omdat Wim was gevraagd afdelingshoofd Interne Geneeskunde te

worden van een splinternieuw ziekenhuis in Amsterdam. Deze functie sloot uitstekend aan bij zijn opvattingen over de medische zorg. Zijn hele carrière zou hij zich richten op drie pijlers: patiëntenzorg, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In 1991 kwam het moment waar hij zo tegen op zag: zijn pensionering. De Nederlandse maatschappij was daarin duidelijk: je moest stoppen met werken als je 65 was geworden. In 1993 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zijn intreerede was getiteld Gezondheid op de Nederlandse Antillen: Beschermd en toch bedreigd?

Vervolgens maakt Els Langenfeld de lezer deelgenoot van de laatste jaren van de man die zich zijn leven lang in dienst heeft gesteld van de medische wetenschap, waarbij het overlijden van Renée van Eps aan bod komt en het huwelijk, een kleine tien jaar later, met Lilian Winkel, een oude jeugdliefd e.

Achter in het boek schrijven tien vrienden van Wim hun dierbare herinneringen aan hem op, onder andere Nicole Henriquez, Ligia Hoetink-Espinal en Wim Statius Muller.

Wim, voor wie het boek als een verjaardagsgeschenk bedoeld was, heeft op zijn laatste ziekbed nog wel drukproeven kunnen inzien, maar het boek zelf als eindresultaat, hebben zijn aardse ogen niet meer mogen aanschouwen, omdat Lodewijk Wilhelm Statius van Eps op 4 juni naar een andere wereld is overgegaan. Wat een mooie en tastbare herinnering heeft hij dankzij Els Langenfeld door deze biografie voor de nabestaanden achtergelaten.

Verboden Safari (1)

door Ed Hart

Hoe en waarom het in ons opkwam weet ik niet meer. Het besluit om een dag te gaan spijbelen. Ervan gehoord en het gedurfde ervan moet ons hebben gemotiveerd. Aldus gingen O. en ik op een bewolkte dag van huis, zogenaamd richting school. Vlak om de eerste hoek aangekomen, sloegen we direct linksaf om via Ondrobon en Hofstraat naar de Burenstraat te gaan. Daar aangekomen wilden we de schooltassen kwijt, ergens verstoppen. Na kort beraad besloten we om ze onder de woning van oom V. te verbergen tot terugkeer. We stonden er pal voor en doken snel de poort in. Nadat we de boterhammen uit ze hadden gehaald, legden we de tassen achter een van de neuten waarna we bevrijd van ze, weer te voorschijn kwamen. Eerste opzet gelukt dachten we ende safari nam een aanvang. Genietend van deze toegeëigende vrijheid kuierden we op z’n langzaamst om zoveel mogelijk tijd te slijten. Via de Rust en Vredestraat naar de Weidestraat, mekaar op van alles en nog wat attent makend en vaak stilstaand om ernaar te kijken alsof voor het eerst. We hadden geen polshorloges en konden dus geen tijd in de gaten houden. Maar uit de ooghoeken soms wel naar wie ons misschien verdacht vond. We namen een stukje rechterkant van de straat, dan staken we over naar de linkerkant. Hoge stoepenliepen we op en af en tuurden naar huisnummers alsof we een adres zochten en dat bleven we volhouden. Van voorbijgaande auto’s probeerden we het merk te raden en het nastaren roofde ook wat tijd, liefst in ons voordeel.

In Paramaribo waren de luxe auto’s overwegend licht of donkerblauw, zwart, donkergroen of donkerrood/paars van kleur. In tijdschriften als LOOK, LIFE, EBONY, e. a glossy maandbladen, besloegen hun afbeeldingen hele pagina’s. Een en al glans, pure luxe en dure perfectie. Cadillac, Jaguar en Lincoln Continental waren nergens in Suriname te bespeuren. Auto- garages vervoerden hun passagiers overwegend met de minst dure auto’s zoals Chevrolet, Dodge of Plymouth. Particulieren bezaten meestal een Buick, Pontiac, Hudson, Nash, Studebaker of Mercury, Behalve deze merken zag je soms een Frans of Engels merk. Citroën, Morris, De Soto.

Broer O. herkende de meeste merken. Soms aan de grille, het boksijzer (voorbumper) of het model.Auto’s met treeplanken, modderkap en achterbumpers waarop je even “step kon nemen” maar wel op tijd weer eraf springenom met een halve buiteling in fugu fugu santi te landen. Richtingwijzers (tussen de twee portierramen) die in- en uitfloepten, veel fonkelend chroomwerk, twee- en vierdeurs. Slechts één ‘openkap’ sportwagen zagen wegeregeld geparkeerd op het Kerkplein. De eigenaar, een rijke Hollandse meneer die in een villa te Leonsberg woonde, liet bij een onverwachte regenbui de rode kap heel demonstratief neerdalen, alle aandacht van voorbijgangers trekkend. Weelde is tenslotte er op berekend om gezien te worden

Het registreren van alle langsrijdende automerken was een goede afleiding en werd soms zelfs een wedstrijdje tussen ons.In deze buurten zagen we zelden een klasse-auto. Die zag men overwegend rijden door het centrum, de hoofdstraten en geparkeerd in voorname buurten. Ook geregeld geparkeerd bij het Park, Palace Hotel en Theater Tower. Er waren ook station-cars met houten, tweekleurige bovenbouw. Die vervoerden passagiers naar verre plaatsen zoals Uitkijk.Auto’s werden doorgaans door mannen bestuurd. Zat er een vrouwspersoon achter het stuur, dan was hetgewis een high-society dame die als een vorstin werd nagestaard.

Chin. winkels liepen we binnen, keken er rustig rond en vertrokken weer zonder iets gekocht te hebben. In de Van Idsingastraat aangekomen zat de stemming er nog steeds goed in. Geen drukke straat. Heel stil hieren zonder zijkant voor voetgangers langs de huizen, lieten we achter elkaar lopend op het paadje tussen asfalt en trens, het stilstaan om naar huizen, heggen en vruchtbomen te kijken maar achterwege.Zo kwamen we uit waar de Gravenstraat overgaat in de Kwattaweg en er voor ons genoeg te zien was in de drukte.In deze lange straat hoopten we minder op te zullen vallen alhoewel er nergens andere kinderen te zien waren. ‘t Leek nog vroeg. Halftien, tien uur? We raakten weer druk in gesprek met elkaar. Met stoere houdingallerlei oppervlakkigs aan mekaar vertellend zonder enig idee van de precieze tijd. Zo ver uit onze vertrouwde buurten stonden ons nog heel wat uren voor de boeg dus bleven we achteloos doen en voelden ons in deze verrebuurt toch veilger dan aan de Waterkant en overig centrum. Ofschoon er iets in ons begon te knagen.

(Vervolg klik hier)

Aitkanti verovert Suriname

door Carry-Ann Tjong-Ayong

“Ik ga 105 worden!” riep Anna Zandwijken mij lachend toe, voordat ze in de taxi naar huis stapte. Dit krasse oudje is 103 en onvoorstelbaar alert en levenslustig.

Samen met nog vier leeftijdgenoten van allemaal 97 jaar had ze de inauguratie van mijn nieuwste boek Aitkanti over acht rond de 100-jarigen, bijgewoond, in aanwezigheid van First Lady Liesbeth Venetiaan-Vanenburg en parlementariër Wonny Raveles-Resida, mijn jeugdvriendin.

Helaas waren drie van de acht stonfutu verhinderd, omdat Betje Wiebers (93) in Den Helder, Nederland woont, Nelly Rijssel (99) niet lang meer kan zitten en de benjamin van de acht, Gisela Van Trigt (88), begeleid door haar kleinzoon, het gebouw niet kon vinden. Maar de andere vijf waren er, begeleid door dochters en/of vrienden en kennissen. Als je de stralende jeugdige gezichten van deze bloemen van onze natie, stonfutu van mijn trotse volk zag, zou je niet zeggen dat de gemiddelde leeftijd van de dames 96+ is. En zeker niet als je hen binnen zag komen. Slechts een enkele duwde een rollator of zat in een rolstoel, maar die gebruik ik ook en ik ben pas 68, De meesten liepen echter trots aan de arm van een familielid. Ze begroetten elkaar als vrolijke bakvissen, verheugd lachend en de kwinkslagen vlogen je om de oren, terwijl ze elkaar met stevige brasa omknelden.

Ze zochten een plaatsje achter de grote feesttafel en deden zich te goed aan de hapjes en lekkernijen. Vooral de pasteitjes, de sopikuku en de kersenbonbons vielen erg in de smaak. “Dieet!? Wie ik!, Suiker? Ik eet alles!” Alleen de orgeade sloegen ze wat spijtig af, maar dat had een andere oorzaak. “Ik mag zout. Ik heb geen hoge bloeddruk!” en ze reikten verontwaardigd naar nog een pasteitje, zodat ik beschaamd mijn wijdvallende kaftan verschikte, veinzend dat mijn rolstoel een koninklijke zetel was.

Niet te geloven, wat een stelletje mooie krachtige jonge slanke meiden van rond de 100!

Dat maakt de mens

door J.M. de Jong

‘Mensen verschillen van elkaar. Die verschillen moeten we accepteren. God heeft ons gemaakt en aanvaardt ons zoals we zijn. Laten wij mensen daar onze lessen uit trekken en laten wij de mens ook aanvaarden zoals hij is.’ Ziehier de leidraad in het leven van pater Amado Römer, geboren in 1921 op Curacao [en aldaar overleden in 2010 – red.]. Dit boekje is een beknopte levensbeschrijving van deze eigenzinnige, humanistische en kritische priester. Eigenschappen die hem altijd al kenmerkten. Als jongen van elf voelde hij zich geroepen tot het priesterschap en hij vroeg zich af waarom alleen blonde mannen met blauwe ogen priester waren. Vanuit die gedachte ging hij in 1935 voor priester studeren. In 1946 werd hij gewijd. Verkondiging van het geloof combineert hij met een groot sociaal engagement. Hij neemt het op voor de gewone, kwetsbare mens en was onder meer betrokken bij de oprichting van cooperaties. Hij ontving in 2008 een eredoctoraat van de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Hij is nog altijd actief op zijn eiland. Deze schets van zijn leven en gedachtegoed is geïllustreerd met enkele foto’s in zwart-wit en voorzien van enkele eindnoten en een korte literatuurverwijzing.

[NBD/Biblion recensie]

Dat maakt de mens
Auteurs:
Jan Boessenkool & Marijke Swank
Carib Publishing
ISBN: 978 90 8850 030 5
64 pagina’s

Ed Hart – Weerzien (2)

Een wandelingetje bracht ons naar een vlak gedeelte van een hogere heuvel en daar trok iets opvallend grilligs m’n aandacht. Twee grote cactussen stonden broederlijk naast elkaar. De ene als een obelisk opgericht zonder uitgroeisels. De andere iets langer met een naar rechts uitgestoken arm die op schouderhoogte bijna de buurcactus raakte. De grotere als beschermende, de andere als beschermde. Stil bekeken we dit zinnebeeld van verknochtheid en zielsverwantschap. Helaas hadden we geen fotocamera meegenomen om dit natuurfenomeen te vereeuwigen. Het kwam ook niet in ons op om dit tafereeltje op doek vast te leggen. Zelfs geen schets maakten we. Ik was hier niet om te schilderen maar gewoon om er van een korte, ontspannende vakantie te genieten. Sandro met z’n kundigheid had wel een stapeltje tekeningen van bijzondere plekken in de stad gemaakt. Hoe dan ook, van deze merkwaardige cactussen wilde ik binnenkort wat foto’s nemen.

Daarvan kwam echter niks terecht want na het kort en fantastisch kenningsmakingsverblijf op het eiland vertrokken we naar Suriname voor een langere periode. Vanuit Suriname keerde de kunstschilder via de Verenigde Staten terug naar zijn land en ik naar Amsterdam met het vaste voornemen om zodra mogelijk weer richting Curaçao te gaan.

Een jaar later was ’t zover en reisde ik ditmaal niet met een van de vrachtschepen die dagenlang steigerend ploegden door huizenhoge watermassa’s, maar met een rustige nachtvlucht vanuit Schiphol. Na drie tussenlandingen vlogen we naar Willemstad waar we vroeg ’s morgens aankwamen en ik op de vliegtuigtrap al werd begroet door een licht strelende bries.
De volgende dag werd ik opgehaald door een Surinaamse kennis die hier woonde en werkte. Rondrijdend bezichtigden we toeristische plekjes met uitzicht op de stad waarna we de Julianabrug opreden om mee te doen met de snelheidsmaniakken die allemaal plankgas gaven.Volgens de legende zou er namelijk vroeg of laat een ramp plaatsvinden met de brug, als wraak van boze entiteiten of dezulken. Een kwestie van karma misschien? De brug welft zich in ieder geval nog steeds van oever tot oever.

We reden verder naar de grotten van Hato. Afdaling, bezichtiging en een verademing om daarna weer bovengronds te zijn. Vervolgens naar de heuvels tegenover de startbaan. Een ideale plek om er te wonen of te logeren leek me, maar daar bleef het om een of andere onbekende reden onbebouwd. Het terugzijn deed me zo goed en dat merkte Wendell. aan me. Ook hij voelde zich thuis op dit zonnige eiland. Plotseling herinnerde ik me de twee cactusen en begon ik rond te kijken naar de plek tot ik de heuvel waar ze moesten staan meende te herkennen.
Ik vroeg Wendell om met me mee te lopen om iets merkwaardigs te zien en zowaar, het was dezelfde plek. Even twijfelde ik toen daar slechts een enkele cactus stond. Toch had ik me niet vergist want deze had ook een naar rechts uitgestoken arm.

Ed Hart – Weerzien (1)

(op Curaçao)

Eeuwen geleden toen er op dit eiland uitsluitend Indianen woonden, hadden de dividivi’s zich beraden en waren eensgezind tot de conclusie gekomen dat ze niet opgewassen bleken tegen de niet-aflatende noord-oostpassaat en dat het zinloos was nog langer weerstand te bieden. Sindsdien liggen hun verstrengelde taaie takken als verstijfde haarslierten in die windrichting. Aldus vergaarden ze bekendheid als de enige horizontaal groeiende en meest gedweeë boomsoort.
Langs de hele vlakte van Hato en de rotsige noordkust verheffen zich heuvelruggen die zich uitstrekken tot ver voorbij plantage San Pedro met z’n rust, zoetwaterbron en maisvelden vlakbij deze kust.

Tijdens m’n eerste bezoek aan het eiland hadden de Zwitserse kunstschilder Sandro en ik met een geleende auto een groot gedeelte van de kalme westkust en z’n beschutte baaien verkend. Van Blauwbaai tot Westpunt. Allen schoon, veilig en aquamarijn of turkoois.
Bij terugkeer ontdekten we de uitgestrekte vlakte van Hato. Op het eerste gezicht een dor landschap met geen enkel teken van menselijk leven en een soms door ruigheid nauwelijks berijdbaar stenige, dan weer zeer stoffige zandweg langs de Noordkust. Een vlakte die veel weg had van “de rode aarde” door de bauxietkleur van de zanderige gedeelten. Vanuit dalende vliegtuigen hier op hun landingsroute was dit rode landschap goed te overzien.
Het enige zichtbare woonoord, passend-genaamd Tera Cora, ligt bovenop een van de heuvelruggen. Na Tera Cora passeerden we een apart staande formatie van drie rotsen.
Men vertelde ons later dat ze de Drie Gezusters genoemd werden en we hoorden daarbij een geheimzinnig verhaal over het ontstaan van die naam.

We lieten ze in een oranjerode stofwolk achter en na twintig minuten rijden kwamen we uit bij luchthaven Hato. Woeste golven beukten hier met enorme kracht tegen de rotsen om metershoog boven de oever uiteen te spatten en als zilte sproei soms tot op de rijweg neer te komen. Samen met de constante oceaanbries vormden ze een element waarmee ik me probeerde te vereenzelvigen. Een tomeloze, oneindige vrijheid.

Verspreid over de heuvels stonden allerlei cactussoorten, van bescheiden lengte tot manshoge en nog hogere die als reuzen boven de rest uittorenden. Vanaf een paar schaars begroeide heuvels tegenover het begin van de start- en landingsbaan is er een weids uitzicht op de Atlantische oceaan en het overige landschap. Als we bij vertrek van een passagiersvliegtuig naar de piloten zwaaiden, dan zwaaiden ze joviaal terug waarna de machtige motoren oorverdovend begonnen te brullen en het met toeristen en andere reizigers volgepropte gevaarte de aanloop nam naar luchtcorridors met bestemming Noord-Amerika en Europa.

André Pakosie – Mijn reis naar India

Mijn deelname aan het programma van het Youth Seminar on World Religions in 1985 – waar ik een aantal historische religieuze plaatsen van het Jodendom, de Islam en het Christendom in Israël bezocht – leidde mij ook naar andere landen, zoals India. Hier bezocht ik New Delhi en verschillende historische religieuze plaatsen van het Hindoeïsme, Sikhisme, Jainisme en Islam zoals, de Taji Mahal in Agra.

De Taj Mahal in Agra
De Taj Mahal is in opdracht van de Indiase Grootmogol (keizer) Sha Jahan, gebouwd als grafmonument voor zijn hoofdechtgenote Mumtaz Mahal, die in 1631 in het kraambed overleed. Later, na zijn dood in 1666, werd het lichaam van Sha Jahan ook erin bijgezet. Dit mausoleum staat majestueus aan de oever van de Yamuna rivier in de Noord-Indiase stad Agra (Uttar Pradesh). Taj Mahal betekent “Kroon van de gebouwen”. Het is het beroemdste gebouw van India en sommigen vinden het zelfs het mooiste gebouw ter wereld. De bouw van dit prachtige mausoleum, door ruim 20.000 bouwvakkers, duurde van 1632 tot en met 1653, zo’n 22 jaar.
Het volkomen symmetrische gebouw, bestaande uit wit marmer, is rijk versierd met ingelegde stenen. Aan de westzijde van het gebouw die gericht is naar Mekka, bevindt zich een moskee. En aan de oostkant van het gebouw, een gastenverblijf.

Varanasi
Ook bezocht ik Varanasi aan de oevers van de Ganges-rivier. Varanasi, ook wel bekend onder de namen Kashi en Benaras, is in feite de culturele hoofdstad van India. Het is een smeltkroes, waar beide, de dood en het leven werkelijk bij elkaar komen. Varanasi wordt zowel door Boeddhisten en Jaïns beschouwd als een heilige stad, en door de Hindoes als de heiligste plaats ter wereld en tevens, in de hindoeïstische kosmologie, als het centrum van de Aarde.

De Ganges-rivier
Ik maakte een boottocht op de Ganges. De Ganges is in feite de belangrijkste, heiligste rivier van India, en wordt door Hindoes vereerd als de godin Ganga. Veel Hindoes geloven dat het leven onvolledig is als men niet ten minste eenmaal in het leven, een bad heeft genomen in de Ganges. Miljoenen Hindoes nemen dan ook hun dagelijkse bad in de Ganges, terwijl op datzelfde moment ontbindende lijken langs drijven. En op de oevers, in de open lucht, de doden worden gecremeerd. Werkelijk, hier komen beide, de dood en het leven bij elkaar.

Calcutta en Moeder Teresa
In Calcutta had ik een afspraak om Moeder Teresa te ontmoeten, maar helaas, dit ging niet door omdat ze ziek werd.

India, een vreemde bedgenote
India omarmt en omringt je bij binnenkomst met een grote sluier van spiritualiteit. Tijdens mijn verblijf voelde het ook alsof ik in een sub-ultieme spirituele omgeving dwaalde. India fascineert absoluut. Dat land is net als een vreemde bedgenote. Je kunt van haar genieten. En ik heb van haar genoten. Je kunt van haar houden. Zelfs nu nog houd ik van haar. En ik beloofde haar dat ik haar nogmaals zou bezoeken voordat ik sterf.

Een land van grote contrasten
Maar India is ook een land van grote contrasten. Rijkdom en armoede gaan hand in hand. Dat zie je in al haar straten, hoeken en gaten. Er zijn mensen die stinkend rijk zijn en er zijn mensen die zeer arm zijn, armer nog dan een kerkrat. Op het moment dat ik het land bezocht, leefde ten minste 36 procent van de bevolking in absolute armoede. En toch, geeft India ook ontwikkelingshulp aan andere landen. En nu is India hard op weg om een van ‘s werelds belangrijkste economieën te worden.

Jeugdherinneringen August Biswamitre

In Van St. Paulusschool tot Spes Patriae presenteert August Biswamitre zijn herinneringen aan Suriname van 1930 tot 1946. Hij gaat in op de organisaties waar hij lid van was, waar jongeren samenkwamen om te ontspannen of om zich te bezinnen op de toekomst van Suriname. Een toegift is de bijlage met het verhaal ‘De leerschool van den papegaai’ van de wereldberoemde Indiase dichter Rabindranath Tagore. Het boekje telt 60 pagina’s en heeft een zevental foto’s met nostalgische waarde.

Ed Hart – Schoolreis (V en slot)

Het instappen verloopt ordelijk en zodra alle plaatsen zijn ingenomen klinkt het vertreksignaal als een hoge, wegsnellende gil. Vaarwel Berseba, oase van rust ! Luid sissend begint de Para aan het eerste traject.De zon is z’n zenith gepasseerd en strooit een zachtere lichtval. Schaduwen raken hun scherpe omlijning kwijt. We rijden naar Onverwacht in tegenovergestelde richting van de dalende zon. De nastralende dag wordt langzaam meegetroond naar andere oorden.

Aan het begin van de terugreis ontbreekt de grote opwinding van het vertrek uit de stad, maar allen zijn opgeladen en boordevol indrukken. ”… Daarboven in de lucht…we zaten zo gezellig in een vliegmasjien…” eindigt in herhaald nagieren. Vanuit balkonnetjes of ramen is tijdens een wijde bocht bijna de hele lengte van de trein te zien. Vooral vanuit de eerste en laatste wagon.

Wie uit een raam gaat hangen om van nog meer panorama te genieten wordt streng tot orde geroepen. En niet zelden afgestraft door gloeiend-hete sintels van de vonkenregen die plots met kracht uitgestoten via de schoorsteen van de locomotief, als venijnige wespen langsvliegen. Sintels die huid, haar of kleding ongenadig schroeien. De getroffene kan rekenen op openlijk gegiechel, gegrinnik of stil leedvermaak van de getuigen. Verder heerst er een behaaglijke naroes die zich instemmend laat dragen door de snelheid van de Para. “…… Ik kom van van verre landen, Magog, Magog, Magoggetje…”. In de bochten zijn boven het gekraak en gekners van bonkende wagons flarden gezang te horen. “…Wat heb je voor ons meegebracht .. Magog, Magog, Magoggetje.?” Het ritmisch gedender op de rails benadrukt continu de terugkeer naar de stad en het is een en al saamhorigheid in de karavaan.
” Heerlijk tropenland, heerlijk tropenland. hoezee voor Surinaam..”Achter ons verdwijnt de spoorweg zienderogen in een verlaten verte die weemoedig aandoet.

Na de eerste stop te Onverwacht, verschijnt aan weerszijden het weinig afwisselend uitzicht op dit gedeelte van Parapasi. De trein gaat hier iets minder snel. De schelle stoomfluit houdt iets langer aan bij het naderen van elke binnenweg en de halte daar. Volgende stop Lelydorp oogt nu vertrouwd.
.

Van daar vertrokken is er kilometers lang zicht op de uitgestrekte landerijen in het licht- en schaduwspel van de ondergaande zon. Vanaf Saron is er weer dat stadse gevoel. Iets over half zes nog een laatste stop te Beekhuizen. Deze trein met z’n nabruisende jonge passagiers is een niet alledaagse attractie op weg naar Vaillantsplein. De bekende machinisten hebben ons weer veilig teruggebracht.

Na toestemming de trein te verlaten worden eerst de leerkrachten netjes bedankt en gegroet. Daarna stuiven we de wagons uit om in de vallende schemering als gloednieuw met nóg veerkrachtiger tred uit te waaieren over de trottoirs. Nagenietend van alle belevingen valt er thuis veel te vertellen over deze welgeslaagde vakantiedag. ’t Is de laatste week van september en de grote vakantie is aangebroken. Hopelijk gaat de familie deze vakantie weer een paar weken doorbrengen op Plantage Groot Marseille.

Mijn bezoek aan Bijbelse plaatsen in Israël en Palestina

door André Pakosie

Vijfentwintig jaar geleden kreeg ik de gelegenheid een kijkje te nemen in de historische kant van de verschillende wereldreligies. Ik kreeg namelijk van een organisatie in Amerika een uitnodiging voor deelname, op hun kosten, aan een ongeveer zes weken durend religieus studieprogramma, het Youth Seminar on World Religions. Deze gelegenheid bracht mij naar Israël/Palestina, Italië (Rome, Anzio, Vaticaanstad), Turkije (Istanbul en Ankara), India (New Dehli, Agra, Varanasi, Calcutta), Hong Kong, Volksrepubliek China (Guangzhou, Shanghai, Beijing), Thailand (Bangkok, Chiangmai), Zuid Korea en Japan, waar ik vele historische plekken van verschillende wereldreligies bezocht.

Deze impressie betreft mijn bezoek aan een aantal historische plekken in Israël, uit de Joodse geschiedenis. Ik bezocht onder meer, Tel Aviv, Jeruzalem, Bethlehem, Jericho, Tiberias, het meer van Tiberias, Haifa, Hebron en de ruïnes van het paleis van koning Herodes en de Hizkia’s Tunnel, ook bekend als de Siloam Tunnel. Deze is gegraven tijdens het bewind van koning Hizkia, onder de Stad van David in Jeruzalem vóór 701 v.Chr. De tunnel werd ontworpen als aquaduct om Jeruzalem te voorzien van water gedurende een belegering door de Assyriërs, geleid door Sanherib. De gebogen tunnel is 533 m lang. Verder bezocht ik de Klaagmuur, de Tempelberg, de hof van Gethsemane, de Olijfberg, Golgotha en het graf van Jozef van Arimathea waar volgens de Nieuwe Testamentische verhalen het lichaam van Jezus, na de kruisiging, zou zijn neergelegd.

Ed Hart – Schoolreis (III)

Tussen twee van de woningen ligt een oneffen veld harde kleikluiten. Verspreid erop staan doornstruiken waaraan glanzende vruchten hangen die aan markoesa doen denken. Een vrouw die merkt hoe geboeid we naar ze kijken roept ons vanuit een raam waarschuwend toe om van ze af te blijven omdat ze zeer giftig zijn. Zo opzichtig mooi, en giftig ? Bedrieglijk mooi dus. Naar we vernemen heten deze appels jongwenkibobie. Een benaming die in de stad hoogstens fluisterend zou worden geuit onder ons maar hier gewoon wordt gebezigd. We gniffelen erom.

lees verder…

Ed Hart – Op schoolreis (I)

Vaillantsplein, in hartje centrum van Paramaribo. Vertrekpunt van stoomtreinen met eindbestemming de goudvelden. of minder veraffe plaatsen zoals Republiek en Onverwacht. De laatste twee gelden samen met Kwakoegron, Lelydorp en Beekhuizen als hoofdstations. De locomotieven worden er voorzien van water en houtblokken nodig voor stoomproduktie. Treinen die men meestal ziet vertrekken, langsrijden of aankomen. De bewoners van stadsbuurten langs en dichtbij het traject Heiligenweg-Beekhuizen, horen iedere werkdag op bepaalde tijdstippen het getingeltangel en waarschuwend gefluit van een naderende trein. Ook als er, altijd op een zondag, een excursie richting goudvelden vertrekt.

lees verder…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter