blog | werkgroep caraïbische letteren

Het taalprobleem van De Nationale Assemblée

door Hein Eersel

Er was in De Nationale Assemblée kritiek op het Nederlands in de te behandelen stukken. Er werd op taalfouten gewezen. Van regeringszijde werd als verontschuldiging onder meer aangedragen dat een Belg de stukken zou hebben geredigeerd. Wat is er aan de hand in de Nationale Assemblée?Een lid van dat Hoge College besteedde veel tijd aan het onderstrepen van de taalfouten. Waar haalt dat lid de regels en normen vandaan om een stukje Nederlandse taal fout te noemen? We nemen aan dat hij het Groene Boekje (met de officiële spelling van het Nederlands), de dikke Van Dale (= woordenboek) en een of andere grammatica van het Europese Nederlands op zijn bureau heeft liggen. Daarin vindt hij regels, normen en aanbevelingen voor wat men correct gebruik van dat Nederlands noemt. Ons assembleelid is zich misschien niet ervan bewust dat die regels en normen door mensen zijn opgesteld, die gezag over het correcte taalgebruik menen te hebben: taalautoriteiten. En zo een taalautoriteit is de Nederlandse Taalunie, maar haar gezag wordt zelfs in Nederland niet door iedereen geaccepteerd. Zo hebben bijvoorbeeld De Volkskrant en het Genootschap Onze Taal het Groene Boekje verworpen en samen met anderen het alternatieve Witte Boekje uitgegeven. En dat betreft alleen de spelling van het Nederlands.Maar taalgebruik omvat heel veel meer dan de spelling van een taal.De (juiste) woordkeus, de woordvorm, de zinsbouw en de betekenistoepassing behoren er ook toe. En dan letten we niet op de verklanking van de taal (uitspraak van de klanken en intonatie). Ik geloof niet dat de leden van De Nationale Assemblee het Nederlands in klank willen laten horen zoals hun collega’s in de Nederlandse Tweede Kamer dat doen. We noemen die uitspraak de ‘aardappeluitspraak’. In Suriname wordt die uitspraak uit een Surinaamse mond niet eens echt op prijs gesteld. Daar gaat de discussie dan ook niet over.

De Nationale Assemblee heeft het dus alleen over het schriftelijk gebruik van het Nederlands en ze heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door de Nederlandse taalautoriteiten die ze kent: de Taalunie met haar Groene Boekje, de dikke Van Dale en een of ander Europees-Nederlands grammaticaboek.   Suriname heeft (nog) geen taalautoriteit. Maar dat betekent niet dat De Nationale Assemblee klakkeloos de normen van de Nederlandse taalautoriteiten kan en mag toepassen op de eigen stukken. Het Nederlands wordt in Suriname gebruikt om een andere totaliteit van het leven onder woorden te brengen: een totaal andere natuur (weersomstandigheden, planten, dieren) dan de Nederlandse, een heel andere cultuur, andere sociale verhoudingen, een andere bestuurlijke indeling enzovoort. Duizenden woorden die niet voorkomen in het Europese Nederlands, worden daarvoor gebruikt en sommige woorden die op Europees-Nederlandse woorden lijken, hebben soms een geheel andere betekenis. Het Surinaams Nederlands wordt buitendien ook nog beïnvloed door andere talen. Het Europees Nederlands wordt traditioneel sterk beïnvloed door de omringende talen: Frans, Engels en Duits. Daarbij komt voor zeker wat de technologie betreft het Amerikaans Engels erbij. Het Surinaams Nederlands wordt in de eerste plaats beïnvloed door de eigen nationale talen: het Sarnami, het Sranan, het Surinaams-Javaans enz. Het Amerikaans en het Caraïbisch Engels spelen ook een rol in de veranderingen die het Surinaams Nederlands ondergaat. Kortom: het Surinaams Nederlands is in vele opzichten anders dan het Europese. Dit alles is taalkundig heel normaal. Overal komen dergelijke veranderingsprocessen voor.

We merkten al op dat de Surinaams-Nederlandse uitspraak anders is dan de Europees-Nederlandse, maar ook grammaticale verschillen kunnen aangewezen worden naast de woorden die het Europees Nederlands niet kent, en verder eigen uitdrukkingen en zegswijzen. Neem alleen al de woorden als: grondhuur, ressort, district, granman, kapitein, basya, volksvergadering en de vele andere termen en begrippen uit de bestuurlijke sfeer. In het Europees Nederlands komen die woorden niet voor. Hun spelling is dus ook niet in het Groene Boekje geregeld en hun specifieke betekenissen staan niet in de dikke Van Dale vermeld. Neem het gebruik van de lidwoorden en verwijswoorden. In officiële stukken komen we tegen: de Raad van Ministers heeft in haar vergadering…..Daar is niets fout mee, als in Suriname het gebruik van dergelijke voornaamwoorden zo beregeld is. We hebben de gewoonte om bij aardrijkskundige woorden als Suriname haar te gebruiken. Laten we dat vastleggen. Naar woorden waarmee we niet-levende dingen benoemen, verwijzen we met het: die broek, waar heb je het gekocht? Dat gebruik wordt gestandaardiseerd. Het heeft daarom weinig zin om bij dergelijke woorden het woordgeslacht manlijk/vrouwelijk te vermelden in een woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Ook voor het gebruik van de lidwoorden schijnt het Surinaams-Nederlands andere regels te volgen. Dan heeft het Surinaams Nederlands nog eigen formules om respect en beleefdheid uit te drukken. Er moet nog heel veel worden onderzocht. Maar één ding staat al vast: het Surinaams Nederlands kan niet als een soort aanhangsel van het Europees Nederlands beschouwd worden, het is een taalsysteem op zichzelf, waarin, zoals opgemerkt, het totale leven van de Surinamers tot uitdrukking wordt gebracht. Het spreekt vanzelf dat het daarom apart beregeld moet worden voor wat het correcte gebruik betreft. Daarvoor is wat men noemt standaardisatie nodig. Wat de Taalunie in Suriname doet door de taaltips in de krant en het verspreiden van boekjes over goede ambtenarentaal, is onjuist. Het vervreemdt de sprekers van het Surinaams Nederlands van de hantering van één van hun eigen talen en vergroot daardoor de taalonzekerheid. De normen van de Taalunie worden immers niet afgeleid van de taal zoals die in de Surinaamse straten, op de Surinaamse schoolerven en in de Surinaamse kantoren klinkt, maar zijn afgeleid van wat acceptabel taalgebruik mag heten aan de Noordzee. Zolang het Surinaams Nederlands nog niet officieel genormeerd (gestandaardiseerd) is, doet de Nationale Assemblee er goed aan mensen uit de eigen taalgemeenschap, die de Surinaamse taalsituatie van binnenuit kennen, in te huren om over het correcte taalgebruik in haar stukken te waken. Deze correctors kunnen natuurlijk waar het kan de normen gebruiken die te vinden zijn in bijvoorbeeld het Groene Boekje of het Witte Boekje, want het Surinaams Nederlands blijft hoe dan ook sterk verwant aan het Europees Nederlands, maar ze moeten vooral gebruik maken van bronnen als het Surinaams-Nederlands woordenboek van Dr. Renata de Bies. Daarboven moeten ze zelf creatief in onderling overleg beslissingen durven nemen over wat correct taalgebruik is. Zij treden dus eigenlijk voor De Nationale Assemblee voorlopig op als taalautoriteit tot de Surinaamse Taalautoriteit er is (in boekvorm of anderszins). De verantwoordelijkheid voor onze talen moet immers in Suriname bij Surinamers berusten.

Waarvoor echter gewaarschuwd moet worden is dat de gewenste beregeling niet een keurslijf wordt, zeker niet tegen de achtergrond van onze veeltaligheid. Te strakke regulering remt het spontane taalgebruik. Een ruime variatie moet worden toegelaten, zolang de verstaanbaarheid en de duidelijkheid van de bedoeling, de communicatie, niet in het gedrang komen. Het gaat om communicatie, ook in De Nationale Assemblee, en daarbij is taal een hulpmiddel en geen doel.Is hiermee een oplossing gevonden voor het taalprobleem van De Nationale Assemblee? Gedeeltelijk, en dan alleen nog voor het Surinaams Nederlands. Maar er is, wat taal betreft, nog meer aan de hand in dit Hoge College. Zijn leden zijn democratisch gekozen, maar het democratisch recht om niet naar taal gediscrimineerd te worden, wordt hun onthouden. Ze mogen alleen meepraten met een voor sommigen vreemde, opgedrongen mond: de taal overgenomen van de voormalige koloniale overheerser. Het gevolg is dat voor hen de Assemblee geen parlement is, een plaats waar parler, praten, het middel is om wat gewenst is voor land en volk te bereiken. Integendeel, ze zwijgen daar. Maar dit is een andere discussie, die bijvoorbeeld in een door De Nationale Assemblee bijeen te roepen nationaal congres over onze veeltaligheid en de democratie gevoerd moet worden. Het voorwerk zou in deze krant kunnen plaatsvinden.

[Ingezonden naar de Ware Tijd, 14/01/2010]

Zie ook de bijdrage van Rolf van der Marck, klik hier

1 comment to “Het taalprobleem van De Nationale Assemblée”

  • Bravo, hiep-hiep, goed zo, lekker, ….

    Als Vlaming (Belg, zoals onze Noorderburen ons Vlamingen noemen, en aldus bewijzen niets, maar dan ook niets van hun eigen geschiedenis, waar wij ondanks alles toch een deel van uitgemaakt hebben, begrijpen) juich ik van harte deze bijdrage toe. Het is niet omdat wij technisch gezien Nederlands spreken en schrijven, dat wij als onze eigen, zelfontwikkelde en warm-eigen aanvoelende taal niet zouden mogen spreken… en schrijven.

    Wat zijn taalfouten? Alles wat niet in dat belabberde groene onding staat? Onze Vlaamse taal is ouder dan de taal die door een massale landvlucht in de 16de eeuw gegroeid is op onze eigen wortels, en waarvan de kinderen nu hun neven en nichten aanzien als: Surinamers en Belgen.

    Een officëel document staat vol fouten omdat een “Belg” het geredigeerd heeft? Prachtig gevonden, dan mogen wij, Vlamingen net zoals de Surinamers dus vinden dat de miljoenennota door de Koningin van Nederland voorgelezen, dan ook vol taalfouten stond. Maar ja, dat document was dan ook door een Hollander geredigeerd, hoor. Heerlijk toch, een redenering ook eens mogen binnenstebuiten keren.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter