blog | werkgroep caraïbische letteren

Sranantongo in het Surinaams parlement: ja of nee?

Het is een terugkerende discussie: het gebruik van Sranantongo toestaan in het parlement, en landelijk het Nederlands vervangen door het Engels om aansluiting op de regio te vergroten.

Sinds jaar en dag is het Nederlands de officiële taal in Suriname, daarom is het vrij logisch dat debatten in het Surinaamse parlement ook in het Nederlands worden gevoerd. Nederlands is ook de voertaal in het onderwijs en alle andere officiële instanties, op straat is het naast het Sranantongo de bindtaal in het meertalige land.

Juist die meertaligheid is voor Hermanus Schalwijk, NDP’er uit Brokopondo, reden om in een artikel in De Ware Tijd te pleiten voor het invoeren van het Sranantongo als discussietaal in het parlement, voor politici die de Nederlandse taal niet goed machtig zijn.

Deze discussie over het taalgebruik in het parlement wordt niet voor het eerst gevoerd, ik kan me herinneren dat deze kwestie na de Onafhankelijkheid ook al op de agenda stond, ik weet echter niet meer precies wanneer. De conclusie was dat men zich in een officiële instantie als het parlement moest houden aan de officiële taal van het land.

Discussie in De Ware Tijd
De uitspraak van Schalwijk is voor dagblad De Ware Tijd reden geweest hierover op 21 april een discussie te starten Stelling op de nieuwe weblog van de krant, met als stelling:

“Het is absoluut belangrijk dat een lid van de assemblee zich goed kan uitdrukken in het Nederlands. Aan de andere kant vind ik wel dat we rekening moeten houden met de Surinaamse realiteit. Niet iedereen in Suriname is het Nederlands machtig. Sterker nog, in dit land worden tientallen talen gesproken. Naast het Nederlands spreken veel mensen Javaans, Hindostaans, etc. Echter, bijna iedereen spreekt en begrijpt het Sranan. Ik vind dus dat het echt mogelijk zou moeten zijn om Sranan in de assemblee te spreken.”

Waarom deze Stelling? “…een breedvoerige discussie over een goede beheersing van onze voertaal, het Nederlands, in het hoogste college van staat, (laat) nochtans op zich wachten. Maar daar hoeft de Ware Tijd natuurlijk niet op te wachten. Want waar ligt dit aan, maar vooral: wat is de oplossing? Is dat het onderwijs, de cultuur, of het feit dat er zoveel talen door elkaar worden gesproken?”

Taalunie
In een reactie op het artikel in de krant noteert De Ware Tijd uit de mond van Helen Chang, coördinatrice van Taalunieprojecten in Suriname, dat zij niet wenst te reageren op deze kwestie van de taal in het parlement. De krant brengt daarom een eerdere reactie in herinnering: Op 17 februari legde ze, naar aanleiding van een polemiek over een werkbezoek van de Taalunie aan Suriname, wel deze verklaring af in de Ware Tijd: “De Taalunie doet niet aan politiek, wij wensen enkel mensen te ondersteunen die Nederlands praten. Dat is onze kerntaak. Zolang men in Suriname Nederlands praat, zal de Taalunie hulp aanbieden. Wil men hier Engels praten, dan moeten ze het maar veranderen. Dat is voor mij ook goed. We kunnen echter niet zomaar de samenwerking tussen Suriname en de Taalunie stopzetten, want we zijn nu eenmaal in 2003 die associatie aangegaan. Als sommigen dan toch zo ontevreden zijn over de Taalunie, waarom hebben ze bij onze toetreding niet gereageerd?”

Om op de Stelling te reageren, kun je hier klikken. Hieronder volgt het artikel waarin Schalwijk wordt geciteerd.

Artikel in De Ware Tijd

Nederlands versus ‘taal van het volk’
Tekst: Rosita Leeflang en Pieter Van Maele

20/04/2010

Volksvertegenwoordigende kandidaten die niet of nauwelijks uit hun woorden komen of tijdens een interview het Nederlands de nek omdraaien. Een fenomeen waarmee één de spot drijft en waaraan een ander zich bij elk woord mateloos stoort. Toch laat een breedvoerige discussie over een goede beheersing van onze voertaal, het Nederlands, in het hoogste college van staat, nochtans op zich wachten. Parlementariërs zelf denken er het ‘hunne’ van.

Wie Otmar Rodgers zegt, weet dat er correct Nederlands wordt gesproken in het parlement. Uiteraard kan dit te maken hebben met zijn achtergrond als onderwijzer. Hij is van mening dat de kwestie over de taal in De Nationale Assemblee in een ander perspectief moet worden geplaatst. “Ik denk dat misschien onbewust speelt dat het Nederlands in opgelegd”, zegt Rodgers. Maar het zit bij hem nog dieper. De parlementariër stelt dat we met z’n allen zullen moeten proberen om de gap op te vullen. Een kwestie die zijn oorsprong vindt in de grondwet.

“De grondwet schrijft een residentieplicht voor. Dan is het niet eerlijk om mensen slechts op grond van hun taalgebruik te beoordelen. Natuurlijk wil men dat de leden van de volksvertegenwoordiging zich vlot uitdrukken in het Nederlands, omdat die nog de voertaal is, helaas. De correcte uitdrukking in het Nederlands mag niet de enige beoordelingsgrond zijn.” De NF fractieleider erkent dat er zeker het een en ander schort als wordt gekeken naar de beoordelingsnormen. “Maar ik spreek geen veroordeling uit. Het moet ons juist leren te zoeken naar iets dat ons verder zal brengen.”

‘Ik vind dat het echt mogelijk moet zijn om Sranan in de assemblee te spreken’

Taal van de achterban
“Het is absoluut belangrijk dat een lid van de assemblee zich goed kan uitdrukken in het Nederlands”, versterkt Hermanus Schalwijk, NDP’er uit Brokopondo, het standpunt van zijn collega. “Aan de andere kant vind ik wel dat we rekening moeten houden met de Surinaamse realiteit. Niet iedereen in Suriname is het Nederlands machtig. Sterker nog, in dit land worden tientallen talen gesproken. Naast het Nederlands spreken veel mensen Javaans, Hindostaans, etc. Echter, bijna iedereen spreekt en begrijpt het Sranan. Ik vind dus dat het echt mogelijk zou moeten zijn om Sranan in de assemblee te spreken”, zegt Schalwijk, die er van overtuigd is dat het gebruik van het Sranan alle burgers veel dichter bij de politiek zal brengen.

“Sommige collega’s van me gebruiken in het parlement diep Nederlands. Zelf heb ik absoluut geen moeite om dat te begrijpen, maar je kan je voorstellen dat dat voor bijvoorbeeld iemand die ongeschoold is, wel moeilijk kan zijn. Ik vind dat we meer voor het volk moeten spreken, niet enkel voor de hoogopgeleiden. Daarom benader ik mijn achterban altijd in hun eigen taal, ik vind dat véél prettiger”, gaat Schalwijk verder. Ook Ronny Tamsiran, die vanuit de kieskring Commewijne voor Pertjajah Luhur volksvertegenwoordiger is, vindt dat het taalgebruik in het parlement vaak beter kan. “Er vallen veel te veel hoge woorden en ambtenarentaal. Wat hebben we daaraan als de bevolking daar weinig van snapt? Bovendien is een groot deel van mijn achterban natuurlijk van javaanse afkomst. Die hebben soms minder oor voor het politieke werk, gewoonweg omdat ze niet altijd begrijpen wat er gezegd wordt.”

‘Zelfs Javaans of Hindostaans moet kunnen’

Vertaling
Schalwijk en Tamsiran delen dezelfde mening. “Als parlementariër is het belangrijk dat je boodschap duidelijk overkomt bij de bevolking. In de assemblee spreken we Nederlands, dus een goede beheersing van onze taal is echt wel belangrijk. Daarnaast moeten we er ernstig over nadenken over het gebruik van andere talen, zoals het Sranan, toe te laten tijdens vergaderingen van DNA”, vindt Tamsiran. Hij gaat echter nog een heel eind verder dan zijn NDP-collega. “Zelfs Javaans of Hindostaans moet voor mij kunnen. Dat gebeurt nu soms eigenlijk al, dat er eens enkele woorden of een hele zin Hindostaans valt. Dan zorgen we gewoon voor een vertaling, zodat we niemand uitsluiten en iedereen het kan begrijpen”, beweert Tamsiran.

‘Met het Engels komen wij veel, veel verder dan het Nederlands’

Engels
Eigenlijk zouden we ook andersom kunnen denken. Zo zouden niet de politici de taal van de straat kunnen aannemen, maar zou het Surinaams onderwijs in de districten geïntensifieerd kunnen worden, zodat echt élke Surinamer vlot Nederlands leert spreken. Dat is tenslotte nog steeds de officiële taal van ons land. Als het van deze drie politici afhangt, komt daar echter ooit verandering in. “Ik vind het verschrikkelijk jammer dat ik één van mijn idealen als parlementariër niet heb kunnen realiseren.” Rodgers doelt op het invoeren van het Engels als tweede taal, formeel geaccepteerd en breed gedragen. De taal heeft hem aan het denken gezet, ook na discussies met anderen die het misschien zelfs beter weten waarom het Nederlands vervangen moet worden door het Engels. Dat standpunt heeft hij al in de begin jaren 70 geformuleerd. Rodgers noemt in dit verband de naam van de toenmalige minister van Onderwijs Ronald Venetiaan, die een wezenlijke bijdrage heeft geleverd bij de totstandkoming van die gedachte. Een keuze die drie dingen met zich zou kunnen meebrengen. Het volk maakt een bewuste keus, het wordt een bewuste keus in vrijheid en die keus wordt gemaakt met het verstand. “Met het Engels komen wij veel, veel verder dan het Nederlands”, benadrukt de parlementariër.

“Om echt aan te kunnen sluiten bij onze Caribische en Latijns-Amerikaanse buren, zou Suriname er beter voor kiezen om af te stappen van het Nederlands en te kiezen voor het Engels of het Spaans. Dat zal een proces van lange adem zijn, maar het is zeker niet onmogelijk. Bovenal denk ik niet dat het veranderen van taal het niveau van het parlement naar beneden zal halen”, besluit Tamsiran. Alsof het partijgenoten zijn, sluit Schalwijk zich weer bij zijn collega aan. “Het Nederlands hebben we door ons koloniaal verleden overgeërfd, maar we moeten ervan durven afstappen. Dat is op de Nederlandse Antillen al min of meer gebeurd. De Engelse, of eventueel zelfs de Spaanse taal invoeren, daar sta ik voor de volledige honderd procent achter. Mocht de volgende regering zich daarvoor inzetten, dan zou ik me daar volledig voor inzetten”, besluit Schalwijk.

Rodgers is ervan overtuigd dat wanneer voor het Engels wordt gekozen, het geen taal is van de kolonisator en het ons niet wordt opgelegd. De parlementariër gelooft dat wij in staat zullen zijn ons internationaal beter uit te drukken. Hij blijft realistisch, want Rodgers erkent net als Tamsiran dat dit proces tijd gaat vergen. “Maar we moeten ermee beginnen. Kijk niet tegen het werk op. Zeg ook nooit het werk is teveel, want het is nooit teveel. Het is pas teveel als je er niets aan doet.”

Nederlandse taalunie reageert
Helen Chang, coördinatrice van de taalunieprojecten in Suriname, wenste niet te reageren op de kwestie van de taal in het parlement. Op 17 februari legde ze, naar aanleiding van een polemiek over een werkbezoek van de Taalunie aan Suriname, wel deze verklaring af in de Ware Tijd:
“De Taalunie doet niet aan politiek, wij wensen enkel mensen te ondersteunen die Nederlands praten. Dat is onze kerntaak. Zolang men in Suriname Nederlands praat, zal de Taalunie hulp aanbieden. Wil men hier Engels praten, dan moeten ze het maar veranderen. Dat is voor mij ook goed. We kunnen echter niet zomaar de samenwerking tussen Suriname en de Taalunie stopzetten, want we zijn nu eenmaal in 2003 die associatie aangegaan. Als sommigen dan toch zo ontevreden zijn over de Taalunie, waarom hebben ze bij onze toetreding niet gereageerd?”.-.

Bron: DWT, 20 april 2010

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter