blog | werkgroep caraïbische letteren

Boeli van Leeuwen: Ook reuzen hebben recht op rust

door Henry Habibe  

Een vreemd gevoel bekroop mij bij het bericht dat Boeli van Leeuwen overleden was. Nauwelijks twee maanden geleden schreef ik een bijdrage voor het Antilliaans Dagblad ter gelegenheid van zijn 85steverjaardag (‘Een oor als een roos’). Je bent dan op zo’n moment bezig met zijn geestelijk werk en  ook enigszins met de auteur zelf. En dan word je even later plotseling geconfronteerd met het bericht:’Boeli overleden!’ De dood kent geen pardon. Hij is onverschillig en onberekenbaar. Hij doet je dan ineens denken aan wat de overleden persoon betekend heeft.

Voor mij persoonlijk was Boeli een toonbeeld van menselijkheid. Ik moest ook onwillekeurig denken aan het begin van de jaren zestig. Een stukje van mijn jeugd in Nijmegen. Daar was het dat ik De rots der struikeling voor het eerst in mijn handen hield.  Boeli was in die tijd nog niet zo lang als romancier ten tonele verschenen. Dat was ongeveer in dezelfde tijd waarin ook Tip Marugg debuteerde. In die tijd hoorde je op school weinig over literatuur uit de West. Slechts Cola Debrot en Albert Helman hadden toen enige naam gemaakt. Dus ik dacht: ‘Ha, het blijft dus op de Antillen en Suriname (de West) qua literatuur kennelijk niet beperkt tot Debrot en Helman. Ik voelde een zekere trots omdat met de eerste romans van Boeli en Tip de Nederlandstalige literatuur wezenlijk verrijkt werd. Ik was een stille bewonderaar van Boeli’s geestesproducten.  

Maar mijn bewondering hield niet op bij zijn romans. Hij was doctor in juridische wetenschappen, werkte als hoofd Algemene en Juridische Zaken, fungeerde als secretaris van het Eilandgebied. Toen hij in 1970 bezig was met zijn “Verslag” omtrent de toekomstige staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen schreef hij me een brief omdat hij in een nummer van het tijdschrift Watapana, dat helemaal in het Spaans was verschenen, iets zag dat hem interesseerde. Hij wilde graag weten uit welk werk van Nicolás Guillén (Cubaanse dichter) ik bepaalde versregels had overgenomen. Hij liet niet na enige lovende woorden te spreken over het tijdschrift en zei dat hij blij was dat de jeugd de ‘dingen des geestes’ niet uit het oog had verloren. De bewuste versregels van Guillén nam hij over en ze prijken op bladzijde 10 van zijn “Verslag”. Kort daarop ontmoetten wij elkaar voor het eerst op Aruba, waar hij van overheidswege voor een jaar verbleef. Mijn bewondering nam toe en hij had als homo intellectualis een inspirerende invloed op mij.  

Later, toen ik in 1983 vanuit Nederland naar Curaçao verhuisde, ontmoetten wij elkaar weer. Het is me duidelijk voor de geest blijven staan hoe behulpzaam hij was. Een mens heeft soms behoefte aan morele steun en Boeli was goed in het geven daarvan. Wij kwamen op een dag bijeen op zijn kantoor in Scharloo, waar hij hulpbehoevende mensen uit die probleemwijk placht te ontvangen. Hierover schreef hij later (of was hij al aan het schrijven?) in zijn Schilden van leem. Na het gesprek werd hij, buiten aangekomen, geconfronteerd met een politieagent die bezig was een proces-verbaal op te maken vanwege het feit dat Boeli zijn auto verkeerd geparkeerd had. Hij was net op tijd om de man ervan te overtuigen dat hij ‘alleen maar eventjes’ daar had geparkeerd omdat hij iemand uit de nood moest redden. De agent werd stil voor de stroom van woorden van de ‘professor’ en marcheerde af als een hond met zijn staart tussen de benen.

Wat later in de tijd hield Boeli eens een lezing (op de UNA) en zat er iemand in het publiek luidop te praten. Boeli hield even op met spreken en riep de man tot de orde door zijn naam te noemen. Het klonk dreigend en  vriendelijk tegelijk: ‘Meneer ..…, don’t I please you?’  

Boeli was een toonbeeld van een ‘ad remme’ geleerde. Maar ook een van de beste romanschijvers van Curaçao. Na Tip Marugg in 2006 is nu met Boeli nóg een literaire reus  heengegaan. Ook reuzen hebben recht op rust. Boeli, sosegá na pas.

[Dit stuk verscheen als ‘In memoriam’ kort na het overlijden van Boeli van Leeuwen in 2007 in het Antilliaans Dagblad.]    

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter