blog | werkgroep caraïbische letteren

Sombra herdenkt 55 jaar schrijverschap: ‘Ik wilde de geschiedenis van mijn eigen land leren’

door Charles Chang

Wanneer hij voordraagt, luistert iedereen geboeid. Al hebben ze het voor de zoveelste keer gehoord. Sombra begint dan gelijk met de eerste zin, waardoor velen de titel van zijn gedichten niet kennen. De medeoprichter en stonfutu van de Schrijversgroep kijkt terug op 55 jaar schrijverschap.

Uit zijn portemonnee haalt hij iets wat hij altijd bij zich draagt: een foto van Otto Sterman, geknipt uit het blad Suriname. In 1953 kwam Sterman in opdracht van Stigusa naar Suriname om de schooljeugd te interesseren voor poëzie. “Ik zat toen in de zesde klas van de Mariaschool in Coronie”, vertelt Sombra (73), “maar de wijze hoe hij gedichten kon voordragen, inspireerde mij. En één gedicht greep mij heel erg aan: het gedicht van de Negro Spiritual. Het leek alsof ik op dat moment de opdracht kreeg om ook voordrachtkunstenaar te worden en de boodschap over te brengen. Uit de les van hem heb ik geleerd dat we solidair met elkaar moeten zijn om te bereiken wat we willen in de samenleving. Want alleen dan kunnen we meer bereiken.”

Een jaar later rolde het eerste gedicht van Sombra eruit, maar de dichter ziet dit niet als het begin van zijn schrijversschap. Het begon in ’57 met een korte geschreven tekst, getiteld ‘De Geschiedenis der Marrons’. Daarin omschreef Sombra de marrons als helden in hun strijd tegen de slavernij. “Vroeger had je een boom tegenover het commissariaat van Coronie en bij elke emanicipatieviering had je mannen als de vader van Michaël Slory, mijn grootvader Lodewijk Nibte en andere vooraanstaande Coronianen, die dan wat stonden te vertellen over de slavernij vanuit een andere bril dan die van de kolonisator. Al die woorden nam ik dan op en verwerkte ze in mijn eerste werk. Op school kreeg ik nooit hoger dan een vier voor geschiedenis en aardrijkskunde, omdat ik weigerde te leren over de wereldgeschiedenis. Ik wilde de geschiedenis leren van mijn eigen land.”

Onderschat
De eerste publicatie van Sombra gebeurde in 1965, in het maandblad Contact van de firma Kersten waar hij werkte. Sombra was inmiddels vier jaar verhuisd naar de stad waar hij in het begin pinaarde en soms niets te eten had. “Als je wil weten hoe zo’n persoon zich voelt, dan kan ik je alles daarover vertellen, geeft de dichter mee over die periode. In zijn werken komen dit soort gevoelens over armoede, onderdrukking en ellende soms terug, maar dan ook zoals hij het bij de ander heeft gezien. Onderwerpen die de meeste invloeden hebben op Sombra zijn echter het verleden, heden en de toekomst. “Den fromu ini ala den wroko fu mi”, zegt hij hierover.
Toch is de rode draad van zijn werken ‘het onderschatten van de ander’. In het leven worden we te vaak onderschat, meent Sombra-pseudoniem voor Stanley Slijngaard. “Ik heb zelf moeten meemaken hoe mijn eigen neef, Jozef Slagveer, mij weigerde toen ik vroeg of ik mocht optreden tijdens een evenement in de Palmentuin.”
Sombra wist dat hij kon voordragen door de lessen die hij nam bij Eddy Hoost die toen nog onderwijzer was. Het dynamische van zijn performance komt niet alleen door zijn woorden en krachtige stem, maar vooral de kunst om al de gedichten uit het hoofd voor te dragen. “Alleen op die manier haal je alles uit het gedicht, want op dat moment ben je alleen bezig met het publiek. Niets komt ertussen.”

Gestopt
Vanaf 1972 begon Sombra uit zichzelf de scholen te bezoeken. “Ik ging naar de inspecties van EBG, RKBO en Minov voor het halen van een briefje waarin stond dat ik toestemming kreeg voor het houden van voordrachten. Daarmee bezocht ik scholen in de stad en districten. Onbetaald. Voor mij betekende het een voortzetting van de missie van Otto Sterman. Sommige leerkrachten juichten het toe, andere hadden totaal geen belangstelling.
Van ’82 tot ’91 deed ik mee aan een project voor creatieve expressie. Ik bezocht dan zes scholen in de week om de kinderen te interesseren voor poëzie. Wie ik dan heb geïnspireerd weet ik niet, maar twee maanden terug werd ik op straat gestopt door iemand in een auto. Een mevrouw van middelbare leeftijd stapte uit en gaf mij een hand: ze herkende mij nog van de lagere school. Op het Kwakoefestival in Nederland word ik aangesproken door oude scholieren. Ik ken ze niet meer, maar zij hebben blijkbaar goede herinneringen gehad aan mijn voordrachten.”

Pen en papier
Tot zijn oeuvre behoren niet alleen zeven gedichtenbundels, maar ook drie proza’s die verschenen zijn in verschillende verhalenbundels: ‘Futumarki fu grebi’, een anansitori, ‘Fa du kon dat Coronman en Paraman lobi den srefi’ en ‘Pikin agu’ die beide vallen onder agersi tori. In 2010 werd Sombra gedecoreerd met de Gele Ster. Hij is een veelgevraagde dichter door zijn impressieve voordrachten. Over zijn afkomst is hij onvoorwaardelijk, maar in hoeverre zijn cultuur en moslimgeloof invloeden hebben op zijn werken zegt de dichter: “Op de eerste plaats kom ik uit een multiculturele samenleving. De Coronie van toen bestond niet alleen uit Creolen, maar ook uit Hindostanen, Javanen en Chinezen. Mijn eerste gedicht ging over de acceptatie van het kroeshaar. Ik zag dat creoolse vrouwen hun cultuur lieten vallen door hun haren glad te maken. En nu bedekken ze het met vals haar! Hoe moet zo iemand zich voelen met iets dat niet van haar is? De dingen die ik zie gebeuren in de samenleving geven mij de inspiratie. Vroeger liep ik altijd met pen en papier op zak. Als ik wat zag, schreef ik het meteen op. Ik kom dan niet meer op terug om het te veranderen. Wat ik de eerste keer heb geschreven, dat wordt het gedicht.”-.

S. Sombra
De eerste bundel van Sombra die verscheen, heette Tarta (1974) en betekent taart. Iedereen weet een taart te eten, maar niet iedereen weet het goed te eten! En zo is dat ook met een boek. Elk gedicht hierin heeft een boodschap die de lezer moet gaan zoeken. Een bekende hieruit draagt de titel Boskopu gi James en begint met ‘Mi na wan blakaman’… Dagwè (1976) is de tweede gedichtenbundel en betekent tapijtslang. Als je het kweekt, wordt je rijk! En zo is dat ook met een boek, maar dan geestelijk. Twee bekende gedichten hieruit zijn Boskopu gi Grontapu en Boskopu gi Iwan, die respectievelijk beginnen met ‘Ik wil mijn vrouw ruilen voor een pen’…en ‘Stop voor een kwartier met het kerkelijk gedoe’… Kroi verscheen in 1982 en door medewerking van de drukker, kon Sombra voor het eerst zelf publiceren. De naam betekent verslaving, maar dan in de positieve zin. Sombra’s meest bekende voordracht, waar hij de apintidrum naspeelt, komt uit deze bundel en heet Wan krin Boskopu. Het gedicht ‘Sudati’ verwijst naar de riskante toespraak van Cyril Daal in september ’82. Ten (1989) werd in Nederland gedrukt, door tussenkomst van Michiel van Kempen. Sombra was op de terugreis naar Suriname, maar kon op de bewuste dag niet vertrekken. Die vlucht stortte later neer in de omgeving van Zanderij. In Ten komen voor het eerst ook vertalingen van zijn gedichten voor. Een bekende hieruit begint met‘ Begraaf de doden, als de doden de doden willen begraven’… De vijfde bundel heette Griot (1992), een Swahiliwoord voor cultuurdrager. Ook deze werd met medewerking van de drukker zelf gepubliceerd door Sombra. Een bekend gedicht hieruit heet Boskopu gi Celestien en begint met ‘Gi mi wan pangi nanga anisa’… Bezinning (1995) is een platte bundel met vier gedichten: drie in het Nederlands en een in het Surinaams.‘Het is mijn pen die jou verleden zal vertolken’…is de meest bekende hieruit. De laatste gedichtenbundel heet Boskopuspikri (2009). De inhoud heeft te maken met cultuur, de dingen in het leven en respect voor de ander. De gedichten zijn nog niet bekend, “want”, zegt Sombra, “Het publiek wilt nog altijd de oude bekende horen, waardoor er weinig ruimte is om de nieuwe voor te dragen.” De komende schrijversavond van S’77 in Tori Oso is gewijd aan Sombra, 55 jaar schrijverschap. Wie weet zal hij dan gedichten uit deze laatste bundel voordragen.

[uit de Ware Tijd, 26/05/2012]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter