blog | werkgroep caraïbische letteren

Twee pittige aanklachten in verhaalvorm

door Jeroen Heuvel

Curaçao, morgen is er weer een dag. Zo heet het meest recente boek van Michel Sanders. Het is één grote aanklacht tegen het bestuurscollege dat maar niet adequaat wil reageren op enkele wantoestanden die de schrijver en zijn echtgenote al meer dan een kwart eeuw onder de aandacht van de overheid aan het brengen zijn. In dit boek zijn ter illustratie van het verhaal veel fotokopieën opgenomen van officiële brieven aan en van advocaten, allerlei diensten van het eilandgebied, de landsontvanger, het gemeenschappelijk hof van justitie en spaarbankboekjes. Sanders vertelt de twee verhalen ondanks de zeer serieuze, schier tragische onderwerpen op humoristische en soms zelfs hilarische wijze. Je staat er als lezer versteld van dat de instanties zo slecht functioneren.

In een vorig boek van Sanders, Señorita permitimi, viel er veel te glimlachen, omdat de situaties en anekdotes zeer herkenbaar waren. In zijn nieuwe boek is er ook veel herkenbaar, maar nu is het niet grappig. De herkenning gaat misschien ook niet zo diep als in dit boek: Het gaat om twee zaken waar het echtpaar Sanders-Karel bij betrokken is: de overdracht van een stuk grond met het daarop gebouwde aan de erven van A.P. Karel en een stichting voor naschoolse opvang te Santa Maria. Goed gezien twee zaken die helemaal niet de moeite waard zijn om er een boek over te schrijven, maar die normaal goed hadden moeten verlopen. Want in de brief van het hoofd van het hulpkantoor Dokterstuin aan het hoofd van Bureau Domeinbeheer d.d. 22 september 1981 staat letterlijk vermeld ‘dat met de erven Alexander Pedro Karel een huurkoopcontract is gesloten voor een stuk grond op Klein Sta. Martha (Helfrichdorp) met het daarop gebouwde ingevolge G.B. d.d. 20 december 1939 no. 8028. De erven Karel heeft de koopsom inmiddels in zijn geheel voldaan. Ik moge u dan ook verzoeken de officiële overdracht te doen verzorgen.’ Deze zaak wordt echter een boekstaving waard omdat de overheid tot op de dag van het verschijnen van het boek nog niet het terrein heeft overgedragen. Curaçao, morgen is er weer een dag neemt de lezer ook mee in een ongelooflijk verhaal van strubbelingen rond met subsidie frauderende bestuursleden van een jongeren- en kinderopvang en de lakse rol van de overheid hierin. Mevrouw Sanders die in 1975 toen zij nog inspectrice van het kleuteronderwijs op het departement van onderwijs was, werd gevraagd in een op te richten stichting buurtcentrum Sta. Maria zitting te nemen om een crèche te starten, heeft vanaf dat moment tot ver na haar pensionering zich het lot van honderden kinderen aangetrokken die geen goede naschoolse opvang hadden. Die kinderen hadden volgens haar wel recht op aandacht, vorming, voeding en een veilige omgeving. Het is onbegrijpelijk dat er bestuursleden zijn die de vrijgemaakte gelden voor zo’n normaal menselijk maar toch ook nobel doel durven misbruiken voor eigenbelang. De opvang is door malafide praktijken helaas beroofd doordat de stichting waaronder de opvang viel failliet werd verklaard, maar omdat dit soort werk nou eenmaal alleen maar mogelijk is door offergeld of subsidie die juridisch gezien slechts door een stichting kan worden beheerd, is er later opnieuw een stichting opgericht om door te kunnen gaan met de opvang. De eerste stichting heette ‘Graag gedaan’, de latere ‘Un man pa mayan’.
De lezer valt van de ene verbazing in de andere naarmate het boek vordert. Daarom is het terecht dat dit verhaal zo goed gedocumenteerd is en de schrijver het aandurft om het in eigen beheer te publiceren. Bijna op het eind van het boek, op bladzijde 286 staat dan ook het volgende te lezen:
‘Zo’n mooi en rijk eiland!’ en Tamara schudde haar hoofd. ‘Rijk en lijdend aan /onder een intimidatie-cultuur!
‘En dus komt er geen boek!’
‘En dus komt er een boek! Natuurlijk wel, Tamara. Bang ben ik niet. Ook nooit geweest. Nilda en ik zeulen al decennia op Curaçao rond met een koffertje vuile was, op zoek naar een eilandelijke wasserette. Maar er is ons ter ore gekomen dat er veel mensen met koffertjes stinkende was rondlopen. Onze vuile was gaan we nu noodgedwongen uithangen. Mensen in heel het koninkrijk mogen weten hoe burgers op dit schitterende eiland soms, maar soms ook vaak het leven zuur gemaakt wordt door een aantal arrogante gezagsdragers of malafide bestuursleden en hun hielenlikkers.’
‘En de titel van dat boek is, Michel?’
‘Wat denk je van: Curaçao, morgen is er weer een dag?’
‘Lijkt me enig.!’

Michel Sanders: Curaçao, morgen is er weer een dag, uitgegeven door de auteur, ISBN 978-99904-1-150-8, 311 bladzijden.

Twee teksten ter illustratie:

‘Heeft het allemaal nog wel zin,’ vroeg ik na het lezen van het besluit.
‘Je denkt toch niet dat ik het opgeef? Deze mensen hebben jarenlang aan dit plan gewerkt, die zijn natuurlijk tijdens hun inventarisatie op tal van problemen gestuit. Terreinen waar geen duidelijkheid over bestond. Die problemen moesten natuurlijk opgelost worden. Maar ze hebben de tijd genomen om die op te lossen. Ze denken die oplossing te hebben: “Kom maar met je papieren.” Omdat ze weten dat Curaçaoënaars slordig omgaan met officiële documenten….’ (blz 40)

‘Er gebeurt niets, helemaal niets. Ook verloren LAR-zaken legt dit Bestuurscollege naast zich neer. Geen verontschuldiging voor het niet tijdig uitvoeren van het vonnis en geen excuus voor de foutieve adressering.’
‘Maar Michel, dat is toch arrogant handelen?’
Árrogantie ten top. Dan moest je die mevrouw op de televisie zien, naar aanleiding van het feit dat de Ombudsman haar en haar College verweet dat ze brieven van burgers niet op tijd beantwoordden. Laaiend was ze.’
‘Ja. Nou dan kan ze haar borst nat maken. Jij wacht vanaf 26 oktober 2006, bijna drie jaar. Een eventueel boek van jou zal haar beslist weer de gordijnen in jagen. Nodig je haar uit bij de presentatie? Centro Pro Arte lijkt me een geschikte locatie. Flinke gordijnen.’ (blz 227)

2 comments to “Twee pittige aanklachten in verhaalvorm”

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter