Poema na papiamentu di Lucille Berry-Haseth
Invitashon
Algun famia i amigu di Lucille ta invitá bo pa un programa kultural festive ku presentashon di Enkuentro Ontmoeting, un selekshon di poema na papiamentu di Lucille Berry-Haseth i nan tradukshon na hulandes di Fred de Haas, ku ilustrashon na koló di José Maria Capricorne,
djadumingu mainta 18 di ougùstùs 2013, 10.00 or – 11.30 or,
den sala grandi di Cultureel Centrum Curaçao, Koninginnelaan, Emmastad
letra: Bernadette Heiligers, Sidney Joubert,
Eliane Haseth i Lucille
baile: Rudsel D’Antonia
muzik: Wim Statius Muller
buki na benta na preis spesial
Lasana M. Sekou – Magno
Philipsburg — Tribute poem to the assassinated [5.5.13] parliamentarian of Curaçao and leader of the island’s Independence movement Helmin Magno Wiels, Dec 9, 1958 – May 5, 2013.
Another king
just crowned in the kingdom
of blood, a coronation of bullets wheezing death
in a hail of the assassin’s contract of hate
circling to puncture through
the riddled breastbone of the nation
to still&rent the sovereign heart from beating true
but we are who we are even when we fear to be
tula.karpata.mercier.wakao.sablika.doktor.paapa.
and “E Politico mas grandi di Curacao
diadomingo pasa di 5:15 atardi
a yega pa cumpra cuminda na …”
this day, de doden de doden dem walk
victorious, from liberty park to mari pampun
to carry him away, the fallen son, Home
but for the living,
aki, yunan
lucha no kaba.
[from Caribseek.com, 6 mei 2013]
René Depestre – Biografie van een kleine hond
Het gaat over een kleine hond met ogen als van
een vermoeide oude man
Een hond die alles weet wat er te weten valt
Als men zijn leven op straat doorbrengt.
Hij weet waarom er in Haïti mannen zijn
Die midden in de nacht een zwarte bril dragen
En hij zou sterven van schaamte als hij ook een
zwarte bril moest dragen
Hij weet waarom duizenden blikken van mensen
hem observeren
Als hij een bot vindt om op te kluiven
En hij zich verbergt om het op te eten
En hij draait vlug zijn hoofd om
Als hij ziet hoe een meisje van dertien jaar
Haar lichaam en ziel aanbiedt voor een stuk brood
Of als hij ziet hoe een andere hond zich van
het dak stort
Of onder de wielen van een vrachtauto
Hij weet waarom men in Haïti hondser is
Dan waar ook ter wereld en dat dit het enige land is
Waar honden zelfmoord plegen
En veel andere dingen van het leven weet hij,
Mijn jonge landgenoot met zijn vermoeide ogen,
Daarom is zijn hoofd vol filosofie
En stroomt zijn ziel over van poëzie
En prenten zijn poten kruisen in het stof van de wegen
En wijst zijn staart naar de hemel
Om de bomen te imiteren
En vooral niet te wanhopen!
René Depestre. In: Stem van alarm stem van vuur, vertaling: Bertus Dijk. Bussum/Den Haag: Wereldvenster/NOVIB, 1981
En daar was de muze
Acht liefdesgedichten van Henry Habibe: Emerge la musa
door Jeroen Heuvel
Hoe dicht je over liefde. Vraag ik aan Henry Habibe. Er is al zo vaak en veel over geschreven. Habibe is zelf dichter en ook literair criticus, dus is de vraag voor hem: wanneer vind je gedichten een kunstvorm? In zijn antwoord komt naar voren dat het literatuur wordt, is en blijft wanneer het gedicht geen cliché is, maar originele beelden, metaforen gebruikt, als de klanken goed gekozen zijn, het samenklinken van vocalen en medeklinkers, als de tekst ritme heeft en als er melodie in doorklinkt. ‘Je moet de woorden zoeken, proeven, je kunt een gedicht niet uit je mouw schudden, een gedicht moet rijpen, je moet het schaven, herschrijven.’
De nieuwe bundel van Habibe heet Emerge la musa, Ocho poemas de amor con su traducción al holandés. In deze kleine bundel staan ook, zoals de titel aangeeft, de Nederlandse vertalingen. Die zijn van de hand van Igma van Putte – de Windt. Ik waag me niet aan een bespreking van de Spaanse gedichten, ik durf wel iets over de Nederlandse afdeling in deze bundel te zeggen, die de titel Plotseling is daar de muze, Acht liefdesgedichten, heeft meegekregen.
Ook al gaat het om een gering aantal gedichten, de inhoud is heel rijk aan beelden. Aan originele beelden. De in 1940 op Aruba geboren criticus Habibe heeft zoveel gedichten gelezen en besproken dat hij over koffers vol culturele en letterkundige bagage beschikt in zijn hoofd en hart op zijn gang door het leven. Hij studeerde Spaanse Taal- en Letterkunde aan de universiteiten van Leiden en Nijmegen. In zijn studententijd was hij hoofdredacteur van het cultureel-literaire tijdschrift Watapana. Hij is beroemd geworden door zijn gedicht Lanta para watapana! (1968). Dit gedicht resoneert in het vierde gedicht in de onderhavige bundel: Stijgend verlangen waar in de voorlaatste strofe staat:
De boom uit mijn jeugd,
naar de grond gebogen,
ging fier rechtop staan
(…)
Hier zie je de kracht van beeldspraak. Die boom zelf, de watapana, is natuurlijk niet rechtop gaan staan, deze waaiboom – het beeld – kan de hard blazende noordoostpassaat niet trotseren, maar het verbeelde kind dat om welke reden dan ook ooit gebogen ging onder een be-wind, kan wel de ruggengraat rechten en trots en zelfstandig zijn levenstocht vervolgen.
|
Habibe, de dichter |
Tijdens het interview met Habibe, gaat de criticus in hem, wel in op vragen van letterkundige aard, maar de dichter in hem gaat niet in op vragen van biografische aard om de gedichten te duiden. ‘Het moet niet zo zijn dat je de dichter moet vragen wat hij bedoelt. Close reading is voldoende.’ Oké, denk ik. En voel de uitdaging.
Close reading, is een door critici toegepaste manier van literatuur lezen waarbij de tekst wordt gezien als een zelfstandig geheel, zonder daarbij de biografie van de auteur te betrekken, noch de historische context. In Nederland volgden de critici verenigd rond het tijdschrift Merlyn deze manier van lezen. Volgens onder andere Hans Ulrich d’Oliveira en Kees Fens was een literaire tekst een ‘zinvol samenhangend geheel van woorden waarin een werkelijkheid beschreven of aanwezig gesteld wordt, die niet rechtstreeks naar een daarbuiten bestaande werkelijkheid verwijst.’
|
Habibe, de criticus |
De bundel is niet alleen rijk aan beelden, in deze liefdesgedichten zitten een heleboel juweeltjes verborgen. Ik kan er in deze krantenbespreking maar een paar noemen, hopelijk voldoende om er een goede indruk van te krijgen. Hier komen ze, in willekeurige volgorde.
De kaft, een afbeelding van een schilderij van de Colombiaanse dichter en schilder Patricio La Rotta Gonzaléz, stelt een zeelandschap voor met een anemoon en koralen als vuurwerk plus twee visjes, waarom Habibe voor deze kaft heeft gekozen, ik heb het hem niet gevraagd en ik blijf het antwoord schuldig. Tijdens het interview wees Habibe wel op de afbeelding van het schilderij van Clyde Lo-A-Njoe, dat rouw en afscheid uitbeeldt, op de kaft van Vulkanisch samenzijn, de vorige bundel van Henry Habibe.
De recente bundel is opgedragen aan María Inés. Het zesde gedicht in het Spaans, De Viaje, is geschreven in 2002 en door de auteur voorgelezen tijdens de bruiloft van hem met María op 15 december 2003. In dat licht is het interessant om zijn vorige bundel, Vulkanisch samenzijn, bij deze bespreking te betrekken. Die cyclus van 17 gedichten in het Nederlands geschreven, is in 2008 gepubliceerd bij uitgeverij In de Knipscheer, maar was volgens de dichter al in 2003 gereed. In het jaar van zijn huwelijk. Nader onderzoek kan uitwijzen of de vrouw die in die cyclus wordt omschreven als een witte roos waarin de ik-figuur verstrengeld raakt in de kustplaats Calella ten noorden van Barcelona, de bruid van het huwelijk was. Ook al maakt dat gegeven niet uit voor de literaire waarde van de gedichten, er zijn wel heel veel overeenkomsten tussen beide bundels die gaan over fysieke liefde, zintuiglijke liefde. De eerste bundel van Habibe heet Aurora(1968). ‘Dat is een jeugdwerk, ik was nog zoekende, het zijn probeersels om in het Papiamento te schrijven, rond 1964. Vingeroefeningen, geen hoogtepunten. Wel oprechte sentimenten. In die tijd was er nog een taboe op het schrijven over erotiek. Het was poesia prohibí.’ Een terugkerend thema van Henry Habibe is de vleselijke liefde. Een eruptieve coïtus, noemde ik het in een bespreking van Vulkanisch samenzijn.
Om het bijzondere van de liefde te beschrijven gebruikt Habibe grootse, universumbeelden: het tuimelen langs de melkweg /hemelse smart, mijn dromen sierlijk doorklievend, / de witte roos straalde en een regenboog werd / de nacht heeft ons gesmeed tussen de rails naar de horizon / in een kosmische doolhof / de morgenster zuchtte. Dit zijn beelden uit Vulkanisch samenzijn. In de nieuwe bundel komt de vulkaan weer, in het tweede gedicht, de voorlaatste strofe daarvan:
Mijn hart ontvlamde
door het vuur in je vleugels,
talloze buitelingen maakte mijn ziel
gleed uit over het hemelgewelf
en stortte voorover
in de diepte van een
vuurspuwende vulkaan.
Ook in de laatste strofe van het laatste gedicht staat:
kwam de vulkaan tot zwijgen.
Andere grootse beelden in de nieuwe bundel: Ik wil mijn vuurengel ontmoeten / Voorbij de horizon / en de hemel werd een carrousel / in de smidse van een nieuwe dageraad.
Geniet ook van het samenspel van de klanken, bijvoorbeeld van de letter ‘v’ in
Amazone van vlees en bloed
engel met je vuurspuwende vleugels
Het bovenzinnelijke proberen te beschrijven, en in de zintuiglijke wereld toe te passen, te passen, aan te passen, dat doet de dichter.
Een ander aspect is het metrum dat vaak de dactylus laat horen, niet als een dreun, maar als het ritme van een wals, een driekwartsmaat, met of zonder opmaat. Alleen al de titel met de naam van de bruid samen:
Emerge la musa María Inés
elf lettergrepen, waarvan de tweede wat meer klemtoon heeft, de vijfde, de achtste en de elfde. Ik zou soms kiezen voor een ritmische vertaling, bijvoorbeeld “En daar was de muze”, maar dit is pertinent geen kritiek op Igma van Putte – de Windt, zij heeft uitstekend werk geleverd, ook in de Nederlandse vertalingen zit een sterk ritme, getuige de titel van het vierde gedicht, Stijgend verlangen, waarin de wals – zonder opmaat – weerklinkt en in de titel van het laatste gedicht als je de stomme ‘e’ van het eerste woord inslikt, Onaardse Amazone zes lettergrepen (met opmaat).
Veel aandacht verdient ook de echo van letters in de titels onderling, die daardoor aan elkaar geregen worden en nog meer een verbond smeden in het geheel van de bundel, bijvoorbeeld de medeklinker ‘m’ in de eerste drie titels:
I Plotseling is daar de muze, II Mijn moeder zei (let ook op de ‘z’ in muze en zei) III Verlangen naar moederliefde
En kijk dan naar het woord dat echoot in de titels van III Verlangen naar moederliefde en IV Stijgend verlangen.
Uit zijn overvloedige bagage put de dichter beelden, die hij kan comprimeren, verdichten, en die de lezer dan – afhankelijk van zijn of haar bagage – in een bredere context kan plaatsen.
en in de geborgenheid van je vleugels
bleef ik verlangen naar moederliefde
de koestering van haar schoot
Uit de schoot van de moeder, in de schoot van de minnares. En in het vijfde gedicht doet de minnaar de minnares aan haar moeder denken vanwege de tranen die hij plengt, ze maant hem aan tot vrolijk zijn, zoals haar vader altijd was.
Een ander aspect dat verdere studie behoeft is het kleurgebruik in de poëzie van Habibe.
Kleuren die de mens voor altijd kwijtraakte
bij het ontstaan van de wereld
en in Vulkanisch samenzijn:
en het landschap
werd van een groen
waarvan ik niet eerder
geproefd had
Habibe verdient een diepgaande studie van zijn poëzie, zoals hij zelf in het Nederlands verschillende studies over de Curaçaose dichters Joseph Sickman Corsen, Luis Daal en Pierre Lauffer, heeft gepubliceerd. De criticus Habibe heeft onlangs na vier jaar schrijven de laatste hand gelegd aan een in opdracht van UNOCA geschreven studie over de Arubaanse literatuur, getiteld Aruba in literair perspectief, tussen traditie en vernieuwing. ‘Ik heb het in het Nederlands geschreven, omdat ik de lezerskring niet wil beperken tot mensen die het Papiamento beheersen. Het begint bij het in 1907 gepubliceerde gedicht Atardi van Fedji Beaujon en loopt tot 1975. Tien jaar daarvoor begonnen jonge Arubaanse studenten die in Nederland aan het studeren waren een nieuw soort poëzie te schrijven. Alleen echte literatuur komt aan bod, in de vier op Aruba gebruikte talen.’ Ik ben heel benieuwd hoe de criticus over zichzelf als dichter heeft geoordeeld. Met zijn twee recente bundels heeft Habibe onherroepelijk zijn waarde als dichter bewezen.
30+30 Dichtersmarathon bij Perdu
Dat poëzie niet moeilijk is, bewijst Perdu jaarlijks op Gedichtendag. Niet door zich op die dag te beperken tot de eenvoudigste poëzie, maar juist door de poëzie in al haar diversiteit aan te bieden op een manier die vooral de nieuwsgierigheid prikkelt. Podiumbeesten en prevelaars, anekdotici en hermetici, vaklui en avonturiers, groentjes en grijsaards: ze staan naast elkaar en door elkaar op deze nieuwe editie van de 30 + 30 Dichtersmarathon. Zestig zeer uiteenlopende dichters komen in ongeveer tweeënhalf uur in een onverbiddelijk ritme voorbij. Het concept is uitermate eenvoudig: dertig Nederlandse dichters lezen elk drie gedichten voor: twee van henzelf en één van een zelfverkozen collega uit het buitenland. Bij het voorlezen wordt de poëzie niet onderbroken door aan- of afkondigingen, bio- of bibliografische informatie of entr’actes en intermezzo’s. Zo kan de aandacht van de luisteraar zich volledig op de poëzie zelf richten, die zich aan hem presenteert als een constante stroom in een onverbiddelijk ritme van ruim tweeënhalf uur.
Wiens aandacht toch even verslapt, haakt zo weer aan bij de eerstvolgende dichter. Een uitstekende gelegenheid om je onder te dompelen in poëzie uit Nederland en de rest van de wereld.
Met Adriaan Krabbendam, Anne Broeksma, Anne van Amstel, Anneke Brassinga, Daan Doesborgh, Daniël Vis, Dennis Gaens. Edwin Fagel, Emile den Tex, Emy Koopman, Erik Lindner, F. Starik, Frank Keizer, Geert Buelens, Han van der Vegt, Hannah van Binsbergen, Hélène Gelens, Hans Groenewegen, Jan Baeke, Joost Baars, Jürgen Smit, Laura van der Haar, Mark van der Schaaf, Martijn den Ouden, Mathijs Gomperts, Michiel van Kempen, Miek Zwamborn, Pim te Bokkel, Ton van ’t Hof, Tonnus Oosterhoff.
Datum: donderdag 31 januari 2013 Aanvang: 19.45 u.
Zaal open: 19.15 u.
Entree: 10 euro / 5 euro (met vrienden-, studenten- en stadspas)