blog | werkgroep caraïbische letteren

De onderwijzer als troetelkind

door Fred de Haas

De officiële voorlichtingsambtenaar van de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen en de minister-president van de Nederlandse Antillen deed op 7 mei een bericht uitgaan onder het hoofd ‘Maneho multilingual a karga promé fruta: 87% di alumno a skohe prueba Ulandes’.
In het bericht stond dat 2042 leerlingen van de 2349 voor het Nederlands hadden gekozen om een rekentoets af te leggen, tegen 300 leerlingen die voor het Papiaments hadden gekozen.

Het bericht gaat verder met de conclusie dat het dus een wijs politiek besluit was geweest van de dienstdoende minister om in 2006 de keus voor de taal van instructie in het onderwijs over te laten aan de directie van de scholen. Met deze bewering geeft het Antilliaanse departement van Onderwijs zichzelf een pluim voor het feit dat het de verantwoordelijkheid voor zo’n belangrijke zaak als de keuze van de taal van instructie heeft ontlopen door de directies van de scholen met deze keuze te belasten: het departement is kennelijk dolblij dat de meeste leerlingen voor het Nederlands hebben gekozen om de rekentoets af te leggen en komt tot de fantastische conclusie dat acht jaar ‘les’ dus voldoende zou zijn om het Nederlands te leren beheersen en dat de deskundigen die menen dat acht jaar daarvoor niet lang genoeg is het kennelijk niet bij het rechte eind hebben gehad.

Deze conclusie is echter op zijn zachts gezegd voorbarig. Het maken van een rekentoets is namelijk iets anders dan het schrijven van een goed opstel in het Nederlands of het houden van een goede spreekbeurt. Maar het is kennelijk belangrijker om het gewone volk ervan te overtuigen dat de gevoerde politiek succesvol is en dat er op de ingeslagen weg kan worden voortgegaan.

Het is zonder meer interessant om dit soort officiële persberichten en kennisgevingen te lezen.
Een ander bericht van de voorlichtingsdienst maakt gewag van het feit dat de ‘Edukashon permanente’ van onderwijzers per 17 april 2010 bij wet verplicht is gesteld. Uitstekend. Dat is hard nodig, gezien de gebrekkige kennis van veel onderwijzers. Er zijn er bijna 1000 in het funderend onderwijs waar dus iets voor moet worden georganiseerd. Gelukkig hoeft de regering dit niet te doen want wie schetst mijn verbazing als ik lees dat de directies van de afzonderlijke scholen opnieuw verantwoordelijk worden gemaakt voor de bijscholing en elk jaar een bijscholingsprogramma in de aanbieding moeten hebben! Nergens staat waar ze die programma’s vandaan moeten halen. Van de UNA? Daar hoor ik nooit wat van. Uit Amerika? Uit Nederland? Van de vrije markt soms? En wat moeten de Papiamentstalige scholen voor programma’s aanbieden? Je zou toch verwachten dat een beetje regering een speerpuntenprogramma opstelt. Zo moeilijk is dat niet. Onderwijzers worden geacht vlekkeloos hun moedertaal te spreken en te schrijven. Werk aan de winkel dus! Onderwijzers zouden onderwijstalen als Nederlands en Engels op near-native niveau moeten beheersen. Heel veel werk aan de winkel! Onderwijzers zouden bijgeschoold moeten worden in de didactiek en de inhoud van het geschiedenisonderwijs. Heel belangrijk. En what about de didactiek van het rekenonderwijs waar het zo aan schort?

De onderwijzers kunnen – bij wijze van wortel die hun wordt voorgehouden – een salarisverhoging tegemoet zien als ze een groot aantal punten halen. Er zijn in totaal 450 punten te halen over een periode van vijf jaar. Maar… er is ook een stok achter de deur: ze kunnen ook bij een te laag aantal punten worden gediskwalificeerd. Lees maar: “Direktiva di skol ta responsabel pa kontenido di e programa di formashon. Tur aña direktiva di skol ta ofresé un programa di kurso. Na Yanüari di kada aña direktiva di skol ta stipulá e programa di kapasitashon. Na yüni di kada aña maestro di skol ta inskribí pa un òf mas di e kursonan ofresé. E kantidat di punto ku e maestro risibí huntu ku otro aspekto ta konta tambe pa oumentu di salario segun e areglo di salario vigente. Den kaso ku un maestro no alkansá e kantidat di punto den un periodo di sinku aña, e por pèrdè su kalifikashon.”

Mijn verbazing stijgt als ik lees dat alle onderwijzers van het funderend onderwijs die in 2010 een bijscholingscursus hebben gevolgd of in het onderwijs werkzaam zijn, een diploma hebben gekregen. Lekker makkelijk. Maar pas op: “Esaki no ta nifiká ku e maestro no tin mester sigui kurso nunka mas. Ku e lei aki di edukashon permanente tur maestro di skol di fundeshi lo tin ku sigui kapasitá su mes kontinuamente.” Dat is voor degenen die nog niet hebben begrepen waar het om gaat.

Is het Antilliaanse departement van Onderwijs buiten zinnen of deugt de voorlichting niet?

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter