blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Journalistiek & Nieuwe media

De Surinaamse kranten

door Rolf van der Marck

Distributie
De dikwijls moeizame verkrijgbaarheid van kranten hier in Suriname deed mij op het onderwerp reflecteren. Want het is nu eenmaal zo dat je de straat op moet wil je een krant lezen. Niet dat dit vreemd is, in de Verenigde Staten van Amerika bijvoorbeeld is het niet anders. Tenslotte kost een distributiesysteem voor abonnées veel geld en brengt het heel veel rompslomp met zich mee.

Op zich hoeft het nog geen ramp te zijn dat je voor de krant de straat op moet om bij Omu op de hoek je krant te halen, maar…, je moet er meestal wel op tijd bij zijn om niet achter het net te vissen, want dáár zit ‘m de pijn. Je hoeft niet verbaasd te zijn als je ‘s morgens om negen uur/half tien geen krant meer kunt krijgen. En ongetwijfelkd is dit probleem te wijten aan de uitgevers, die er kennelijk niet aan willen om de niet verkochte kranten tegen terugbetaling weer in te nemen.

Toch zou dát moeten worden ingevoerd, het kost de kranten enkel de organisatie van het ophalen en terugbetalen. Ze laten de drukpers 3 minuten langer draaien, kost hun nauwelijks meer dan het méér verbruikte papier (daarom heeft Times of Suriname zo’n hoge oplage!), en de ‘nieuws gierige’ lezer is gedurende de hele dag terecht om z’n krantje te halen. Per saldo spelen ze dan misschien nog quite ook! Suggestie?, heren uitgevers?


Persvrijheid
Eenmaal aan het reflecteren over kranten, kwam ik op het hoofdstuk van de persvrijheid. Nee, niet in die zin dat er in Suriname geen persvrijheid zou bestaan, de gemiddelde Surinamer –en zeker de journalist– legt zich zelf al genoeg beperkingen op, maar de persvrijheid van het journaille op de te onderscheiden kranten bedoel ik. Als het goed zou zijn was er bij elke krant een redactiestatuut aanwezig om de scheiding tussen de onderneming en zijn verantwoordelijkheid enerzijds en de redactie en zijn verantwoorde- lijkheid anderzijds concreet vast te leggen en te bewaken, maar helaas wringen daar veel schoenen.

De West
Ongetwijfeld de nestor van de Surinaamse kranten is het avondblad De West met z’n eerst kort geleden gevierde eeuwfeest. Maar aangezien daar de functies van directeur/eigenaar en hoofdredacteur verenigd zijn in de persoon van George Findlay is er nooit een ‘conflict of interest’. Hier dus ook nooit een probleem aan welke zijde van het politieke spectrum je de krant moet plaatsen, want de vader van George Findlay was naast krantenuitgever ook een vooraanstaand politcus aan de zijde van de NPS, en de appel is bepaald niet ver van de boom gevallen.

de Ware Tijd
Alhoewel decennia jonger dan De West mogen we de Ware Tijd, eigendom van de niet onbemiddelde ondernemers-familie Jong Tjien Fa, toch wel de senior van onze ochtendbladen noemen. Een aantal jaren na een aantal crises heeft de krant het moeten doen met een aantal adjunct-hoofdredacteuren, maar sinds zeer kort is er weer een heuse hoofdredacteur, die zelfs stage heeft gelopen bij NRC Handelsblad in Nederland. Hopelijk heeft zij ter lering ook inzage gehad in het daar vigerende redactiestatuut om het ook hier te kunnen implementeren, alhoewel de geschetste voorgeschiedenis van deze krant mij alle reden geeft om daar aan te twijfelen. Politiek gezien zou ik dWT willen karakteriseren als rechts van het midden en Nieuw Front ‘angehaucht’.

Times of Suriname
Het ochtendblad Times of Suriname, dat zojuist zijn eerste lustrum heeft gevierd, is de creatie en het eigendom van Dilip Sardjoe, groot-ondernemer en de huidige voorzitter van de Basispartij voor Vernieuwing en Democratie (BVD), die zich had aangesloten bij de door de Nationale Democratische Partij (NDP) gevormde Mega Combinatie, maar die zich na voorspelbaar ongenoegen daaruit ook weer snel heeft teruggetrokken. Bij de oprichting van zijn krant heeft hij –voorbeeldig– de ervaren journaliste Nita Ramcharan aangesteld als hoofdredacteur, mét redactiestatuut en al, maar dat kon natuurlijk niet lang standhouden. Sindsdien is ToS volledig Sardjoe/BVD-‘centered’.

Dagblad Suriname
De jongste telg aan de Surinaamse ochtendbladen-stam is Dagblad Suriname, dat zich door z’n afzichtelijke typografie en schreeuwerige opmaak op tabloid-formaat min of meer –en met succes– profileert als de Nederlandse Telegraaf. De krant is eigendom van M.A. Faried Pierkhan, tevens eigenaar van Radio Paramaribo (Rapar), en één van Suriname’s eertijdse ‘wegwerp-ministers’. Met z’n overvloed aan Bollywood-plaatjes is de etnische verbondenheid van DS gemakkelijk te raden. Politiek gezien is de krant ergens links van het midden te situeren.

Envoy
Als kleizoon van een krantenuitgever, die aan het einde van de 19e eeuw zijn krant omzette in een Naamloze Vennootschap om vervolgens de aandelen te verkopen aan derden, dit omdat de krant volgens hem geen privé bezit mocht zijn, zou ik de Surinaamse krantenuitgevers willen toewensen dat zij iets van dat wijze inzicht van mijn opa zouden overnemen.

———

(dit artikel is gelijktijdig geplaatst op www.surinamestemt.com)

Anil Ramdas naar MTNL

Journalist/programmamaker Anil Ramdas (51) is benoemd tot eindredacteur/presentator van de wekelijkse tv-talkshow ‘De Tafel van Babel’ van Multiculturele Televisie Nederland (MTNL). Hij krijgt van de nieuwe hoofdredacteur Jos Campman de opdracht mee een spraakmakend programma te maken voor een breed publiek. MTNL maakt als publiek omroepbedrijf informatieve programma’s voor lokale, regionale en landelijke omroepen.

De in Suriname geboren Ramdas werkte eerder voor de VPRO (mediaprogramma ‘Het Blauwe Licht’), De Groene Amsterdammer en De Balie en is correspondent/columnist bij NRC Handelsblad. Vorig jaar verscheen zijn boek Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle.

Nieuwe Surinaamse nieuwssite

Nita Ramcharan, voormalig hoofdredacteur van het grootste Surinaamse dagblad de Ware Tijd, heeft met haar bedrijf Network Star Suriname een nieuwe nieuwssite gepresenteerd: www. starnieuws.com. Met de site wil Network Star Suriname in eigen land maar ook daarbuiten iedereen 1×24 uur nieuws over het land aanbieden. Nieuws van de eerste hand. De nieuwssite bevat nieuwsberichten, video’s, foto’s, columns, verkiezingsinformatie, politieke ontwikkelingen en analyses. Ook biedt het jongeren een podium voor hun ideeën en vragen. Suriname heeft er dus weer een nieuw, wereldwijd bereikbaar nieuwsmedium bij.

lees verder…

Yere Haiti

Het media-initiatief Yere: Haïti maakt live tv-programma op SALTO A1


Programmamakers uit de Amsterdamse lokale media-scene maken zich sterk voor de slachtoffers van de aardbeving in Haiti. Het programma, eveneens Yere Haiti genaamd (Sranan voor ‘Hoor Haiti’) staat in het teken van het informeren over de slachtoffers en de wederopbouw van Haiti.

lees verder…

Uitermate geschikt voor wachtkamer houdende instellingen

Expressions is een door Surinamers in Nederland uitgegeven glossy lifestyle-magazine voor de kleurrijke samenleving dat tweemaandelijks verschijnt, waarin talrijke onderwerpen in tekst en veel foto’s en andere illustraties de revue passeren. Veel onderwerpen die de Nederlandse multiculturele samenleving betreffen maar ook items over Suriname en de Antillen komen aan bod, zoals de rubriek Exotic living, waarin mooie huizen en hun bewoners in Paramaribo worden geportretteerd, maar ook Haar & Beauty, Mode, Reizen, Gezondheid, Culinair en nog veel meer.Expressions is in Nederland verkrijgbaar bij tijdschriftkiosken en in Suriname in de beter gesorteeerde boekhandel, maar ook op andere verkooppunten zoals Vaco, Icana in hotel Torarica, bij Choi’s en Best supermarkets.

lees verder…

Tijdschriften en kranten in koloniale samenlevingen

TS-symposium 2010: De periodieke pers in (post)koloniale samenlevingen

Op 21 mei 2010 organiseert TS. Tijdschrift voor Tijdschriftstudies een symposium over de (post)koloniale pers. Kranten en tijdschriften vormen niet alleen een belangrijke bron van informatie over de koloniale geschiedenis; het medium van de (post)koloniale periodieke pers vormt in zichzelf een belangwekkend onderzoeksobject, zoals blijkt uit recente publicaties over de Indische en Surinaamse pers.

Dr. Angelie Sens, directeur van het Persmuseum, zal tijdens het symposium een keynote lezing houden over de rol, ontwikkeling en impact van de Nederlandstalige koloniale pers. Zij zal onder meer ingaan op de specifieke vragen en problemen die het onderzoek naar dergelijke bronnen met zich meebrengt.

De organisatoren hopen dat ook onderzoekers die zich specialiseren in andere taalgebieden een bijdrage zullen leveren. Een deel van het symposium zal daarom een internationale en comparatische invalshoek krijgen.

Prof. dr. Ieme van der Poel (Universiteit van Amsterdam) heeft zich bereid verklaard de keynote lezing voor deze sessie te verzorgen.

De redactie van TS nodigt tijdschriftonderzoekers uit voorstellen in te dienen voor lezingen over de (post)koloniale pers in de breedste zin van het woord. Bijdragen hoeven zich niet te beperken tot het Nederlandse taalgebied en kunnen zich ook richten op Europese periodieken die zich mengen in (post)koloniale kwesties en debatten. Voorstellen kunnen nog tot 1 februari a.s. worden gemaild naar redactie@tijdschriftstudies.nl.

Het symposium zal plaatsvinden op vrijdag 21 mei in de Sweelinckzaal, Drift 21, Utrecht. Nadere informatie en het programma zullen worden bekendgemaakt via http://www.tijdschriftstudies.nl/.

De organisatie van het smposium is in handen van Arja Firet (Universiteit Utrecht) en Maaike Koffeman (Radboud Universiteit Nijmegen).

Odo-kenner en sportjournalist Guno Hoen overleden

Sporthistoricus Guno Hoen is donderdagmiddag op 87-jarige leeftijd in Paramaribo overleden. De laatste tijd ging hij enorm achteruit. Precies een week terug was Hoen nog aanwezig bij de uitvaartdienst van voormalig sportdirecteur Ro Phoelsingh. Daags daarna werd hij wegens kortademigheid opgenomen in het ‘s Lands Hospitaal, waar hij zijn laatste adem uitblies.

Van de hand van Hoen verscheen in 1980 Sporthelden uit ons verleden, in 1989 verscheen Onze sporthelden deel II en tenslotte in 1999 Onze sporthelden deel III. Ook bracht hij een Sranan odo buku [Surinaams spreekwoordenboek] in 1988 op de markt dat herhaaldelijk werd herdrukt. In 2003 werd de Stichting Guno Hoen opgericht, met als doel het werk waarmee hij is begonnen voort te zetten. Deze stichting heeft zich sterk gemaakt om de complete fotocollectie (tussen 500 en 800 foto’s) van Hoen vorig jaar te laten opkopen door het directoraat Sportzaken. In de op te zetten Sports Hall of Fame krijgen deze plaatjes een plaats in het documentatiecentrum. De collectie wordt als “kostbaar” en “heel waardevol” beschreven.

Maar Hoen was meer dan sporthistoricus. Hij was een heel goede voetballer en was de beste schutter bij het nemen van strafschoppen. Hij deed ook aan korfbal, was een damliefhebber, maar verzot was hij op voetbal. Voetbal was zijn leven. Hoen is Voorwaartser in hart en nieren geweest, net als hoe hij altijd NPS’er is gebleven. Hij schopte het tot kernvoorzitter. Daarnaast heeft hij er voor gezorgd dat een aantal personen hun weg vond naar de sportjournalistiek. In 1940 toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak moest Hoen als 19-jarige naar de schutterij. Zijn verdiensten voor Suriname bleven niet onopgemerkt: in 1997 werd hij benoemd tot Ridder in de Ere Orde van de Palm en vier jaar later werd hij onderscheiden met de Lifetime Achievement Award. Hoen kreeg elf kinderen.

[Aangepaste tekst, overgenomen van Waterkant.Net]

Over de kwestie Dushi

Over de kwestie Lucretia (Dushi) of persiflage van de ander

door Peter Meel

Na het succes met het Japanse typetje Ushi met wie de televisie-presentatrice Wendy van Dijk bekende figuren in de maling nam, kwam ze een paar weken geleden met een vernieuwde uitvoering van het programma, nu getiteld Ushi & Dushi. Hier was een zwart typetje aan toegevoegd, namelijk de Antilliaanse weervrouw Lucretia. Zowel onder zwarte als witte Nederlanders werd daar heftig op gereageerd.

‘Ze maakte een karikatuur van de zwarte vrouw,’ schreef Bas Heijne in een recensie in het NRC Handelsblad met als titel ‘Wendy van Dijk in een apenpak’. Heijne: ‘Het accent klopte niet, en suggereerde Wendy niet zo’n tig keer per uitzending dat vrouwen op Curaçao het liefst de hele dag met hun dikke reet in de hangmat liggen?’

De televisiepresentatrice Hanneke Groenteman plaatste met instemming het stuk van Heijne op haar weblog. Intussen vond er over het typetje Lucretia ook een levendige discussie plaats op internetforums. Sommigen meenden dat Van Dijk met dit typetje een vorm van blackface toepaste, een Amerikaanse theatervorm uit de negentiende eeuw die witte mensen gebruikten om zwarte mensen te spelen. Andere deelnemers aan het forum richtten zich tegen degenen die moeite hadden met de persiflage. Zij noemden de zwarte Nederlanders onder deze groep heel lichtgeraakt en vonden dat ze een zwaar minderwaardigheidsgevoel hadden. Een deelnemer aan het forum verwees naar de Surinaams- Nederlandse televisiepresentator Jörgen Raymann met zijn televisieprogramma Raymann is laat. ‘Raymann’, schreef deze persoon, ‘zet toch ook allerlei typetjes neer zoals Achmed de slager? Moeten we dit dan evengoed niet verbieden omdat hij hiermee alle slagers die Achmed heten beledigt?’

Filosoof Machiel Keestra en historicus Peter Meel gaan hieronder in op deze reacties.


Machiel Keestra: De ene persiflage is de andere niet

‘Humor wordt vaak gebruikt als middel om de grenzen van een groep te bepalen. In humor zitten altijd uitsluitingsmechanismen: wij maken samen een grap over iemand die er niet bij is. Dat geen Japanner of wie dan ook geklaagd heeft over het Japanse typetje Ushi dat Wendy van Dijk al langer speelt, wordt gebruikt als argument om aan te geven dat de reacties op de zwarte Lucretia overtrokken zijn. Maar wie dat als argument inzet, miskent het verschil in parodiëring en persiflage van de ene groep of van de andere groep. Als je bijvoorbeeld een Fries nadoet, dan zul je over het algemeen niet erg veel mensen kwetsen, omdat Friezen een relatief onbelaste groep zijn waar niet al een hele traditie van persiflage over bestaat. Daarnaast behoren de Friezen ook niet tot een groep die in een machteloze positie van allerlei vormen van uitsluiting zit, zoals dat het geval is bij zwarte mensen. De ene persiflage is dus de andere niet. De macht van de groep die wordt gepersifleerd, de omvang van die groep, maar ook de vraag of er al allerlei stereotypen bestaan over zo’n groep bepalen sterk hoe zo’n persiflage wordt ervaren. Ook de herkenbaarheid van zo’n persiflage verschilt van geval tot geval: een brildragend en roodharig schoolkind zal zich eerder gekwetst voelen –en terecht- door een persiflage dan wanneer de lolbroek in de klas een doorsnee en onidentificeerbaar kind nadoet.

Aan een Japans typetje kun je je op dit moment niet branden in Nederland. Japanners hebben zo’n duidelijke economische en culturele machtspositie dat ze niet echt kwetsbaar zijn. Daarnaast is de relatie tussen Nederlanders en Japanners niet zo beladen met gevoeligheden als de relatie met Surinamers en Antillianen. (Blijkbaar is het oorlogsverleden in voormalig Nederlands- Indië ook niet meer zo’n bron van gevoeligheden voor veel mensen). De enkele in Nederland wonende brildragende Japanse vrouw met lang haar en met het accent dat Wendy van Dijk laat horen, zal zich mogelijk aan het typetje Ushi ergeren. Maar iedereen loopt het risico toevallig een keer te grazen genomen te worden en een beetje incasseringsvermogen mag je wel van mensen verwachten. Bij het zwarte typetje Lucretia ligt het anders. Lucretia vult het scherm, speelt in op breed geventileerde vooroordelen, borduurt voort op een voedingsbodem van sentimenten en discussies, zoals de discussie over onaangepastheid en criminaliteit bij jeugdige Antillianen. Een typetje dat dan zoveel kijkers trekt zal ongetwijfeld veelvuldig op scholen en in werksituaties worden nagedaan. Meisjes die lijken op Lucretia worden nagespeeld en uitgejouwd. Hoeveel zelfspot mag je van mensen verwachten?

Wendy van Dijk heeft misschien oprecht gedacht dat de relaties met zwarte Nederlanders makkelijker zijn en dat ze zo’n typetje als Lucretia wel kan spelen. Maar daaruit blijkt dat ze zich nauwelijks geïnformeerd heeft over die verhoudingen. Geen goed geïnformeerde Nederlander kan namelijk op dit moment denken dat het parodiëren van zo’n blackface zonder protest kan. Iedereen die het nieuws volgt, weet dat er rond de koninkrijksrelatie tussen Nederland en de Antillen veel gevoeligheden naar boven zijn gekomen, dat de positie van zwarte Nederlanders nog lang niet zo sterk is als die van witte Nederlanders. Je kunt dan ook verwachten dat zo’n persiflage negatieve reacties zal oproepen. Een voor de hand liggende vraag in deze kwestie is waarom men zich wel ergert aan het zwarte typetje Lucretia van Wendy van Dijk, terwijl de Surinaamse Nederlander Jörgen Raymann, op dezelfde avond ook op de televisie, zonder dat hij daar commentaar op krijgt, naast het Surinaams typetje van tante Es, al een tijdje de Antillaanse stadswacht Edsel en de Marokkaanse slager Achmed neerzet. Hier speelt echter een rol dat Raymann niet zo overduidelijk deel uitmaakt van de dominante en blanke Gooise matras als Van Dijk. De ene gediscrimineerde minderheid kan makkelijk een andere gediscrimineerde minderheid op de hak nemen, omdat daarbij in elk geval geen sprake is van uitsluitingsmechanismen, die daarentegen wel spelen wanneer een dominante groep zich vermaakt ten koste van een ondergeschikte groep. ‘Losers’ onder elkaar kunnen verder gaan dan een ‘winner’ die zo’n ‘loser’ te kijk zet. Het duidelijkst zie je dat wanneer het over zelfspot gaat. Bekend is de Joodse zelfspot. Kijken we naar het wetenschappelijk onderzoek naar humor dan zie je dat de Joodse zelfspot apart wordt genoemd. Als machteloze groep hebben de Joden een lange traditie van zelfspot. (Homoseksuelen kennen overigens ook een traditie in grappen maken over zichzelf). Jezelf op de hak nemen kan een manier zijn om je machteloosheid fictief te overwinnen. De meeste mensen begrijpen wel dat zij als buitenstaander niet zomaar diezelfde grappen kunnen gaan vertellen. Grappen waarin schlemielige of gierige Joden voorkomen kunnen makkelijker door Joden dan door buitenstaanders verteld worden. Wel ligt dat nu, een halve eeuw na de oorlog, makkelijker dan een tijd geleden. Echter, als door de actualiteit die relatie tussen Joden en niet-Joden weer op scherp komt te staan, dan heeft dat ook zijn invloed op het maken van grappen. Het opmerkelijke is dat je kunt constateren dat humor en ons morele oordeelsvermogen iets erg belangrijks met elkaar delen: Voor beide vallen er geen algemene waarheden en richtlijnen te geven. Aristoteles (384-322 v.C.) met zijn deugdethiek benadrukte al dat we ons van ‘het goede’ geen abstract en algemeen begrip kunnen vormen om altijd te kunnen weten wat juist of slecht is om te doen. Dat moeten we dus elke keer in de concrete situatie en zijn historische context bepalen. Het kan dan ook voorkomen dat wat nu goed is om te doen over een half uur slecht uitpakt of domweg te laat is. Voor Aristoteles staat daarom het begrip
prudentie in zijn ethiek centraal: ons vermogen tot inzicht in de concrete situatie. Je kunt zeggen dat wij bij humor dus in dubbele zin gebruik maken van onze prudentie: Enerzijds, omdat we zonder dat vermogen tot inzicht in een concrete situatie helemaal geen grappen zouden kunnen maken die onze omstanders kunnen begrijpen en leuk vinden. Anderzijds hebben we die prudentie ook nodig om ons te helpen om de slecht definieerbare grenzen van acceptabele en onacceptabele grappen in de gaten te houden. En inderdaad, iedereen maakt wel eens een grap die niet geestig gevonden wordt of slecht valt of gênant blijkt te zijn. Hopelijk draagt zo’n ervaring tenminste bij aan het vergroten van de prudentie, dan heeft zij tenminste nog enige zin gehad.’


Peter Meel : Populariteit zonder contact

‘Waarom Lucretia een mislukte creatie van tv-presentatrice Wendy van Dijk is, kan in een paar zinnen onder woorden worden gebracht. Om te beginnen is het een volstrekt onbenullig typetje. Lucretia bundelt vooral Nederlandse vooroordelen over Antilliaanse vrouwen. Voor veel witte Nederlanders zouden Antilliaanse vrouwen dik, dom en dominant zijn. Deze veronderstelde kenmerken worden door Van Dijk geaccentueerd en uitvergroot, niet, zoals je zou verwachten, subtiel geparodieerd. Want Lucretia is eendimensionaal en massief. Een bulldozer die onbarmhartig over je heen walst. Zonder vermogen tot communiceren of relativeren. Bovendien een nauwelijks herkenbaar typetje. Het is al vaker opgemerkt: welke Antilliaanse bedient zich van een niet bestaand Surinaams accent? En hoeveel Antilliaanse vrouwen zijn er die monotoon hun zinnen afratelen, als een zombie door het beeld denderen en alleen bij uitzondering lachen?

Dit brengt mij op de artistieke kwaliteiten van het typetje. Laten we er niet ingewikkeld over doen. Lucretia lijkt onder volstrekt ongeïnspireerde omstandigheden te zijn ontstaan. Ik kan mij voorstellen dat het volgende is gebeurd. Op een druilerige zondagmiddag, onderuit hangend aan een tafel voorzien van asbak, drank en toastjes, zinnen programmamakers op een manier om Van Dijks succesvolle typetje Ushi nieuw leven in te blazen. De oplossing moet simpel zijn en mag niet teveel kosten. Herinneringen aan een voorbije midweek op Curaçao komen voorbij. Vrouwen, cocktails, zon, barman, lachen. Lucretia wordt geboren. Zij moet als aanjager fungeren voor de doorstart van een bewezen succes. Een verdiend succes ook, want Ushi is een typetje met raffinement. Met haar goedhartige uitstraling, onhandige motoriek en gespeelde onnozelheid weet zij beroemdheden om de tuin te leiden en vertrouwelijke informatie te ontfutselen. De kracht van Ushi is dat zij iemand is. Haar persoonlijkheid roept vragen op en intrigeert. Wie is zij en wat beweegt haar? De fascinatie voor haar wordt versterkt doordat zij een partner in crime heeft, die mede door zijn schuchterheid en zwijgzaamheid voor de kijker iets geheimzinnigs houdt. Ushi en hij koesteren een professioneel bondgenootschap, maar misschien zelfs wel meer dan dat. Daarmee doet Ushi een beroep op de nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht van de kijker. Zij speelt met hem en daagt hem uit. Dat doet ook Jörgen Raymanns creatie tante Es. Zij jongleert niet minder met dubbele bodems en beschikt over een sidekick – haar man Rudie – die geen kijker ooit heeft gezien.

Hoe anders ligt dit bij Lucretia. Zij prikkelt het voorstellingsvermogen op geen enkele manier. In haar leven (of dat van haar schimmige assistente) is dan ook niemand geïnteresseerd. Een bulldozer laat onverschillig.Lucretia is pretentieloos entertainment en daarom moeten we niet teveel woorden vuilmaken aan de ophef die is ontstaan over het vermeend racistische karakter van Van Dijks nieuwste creatie. Een blanke die zichzelf zwart schminkt en een nepaccent aanmeet om zich als een zwarte te kunnen presenteren, verdient geen waardering en doet inderdaad denken aan de dagen dat zwarten op raciale gronden niet mochten optreden en witte stand-ins hun plaats innamen.

Toch denk ik niet dat Van Dijk met Lucretia mensen heeft willen kwetsen. Sterker: ik geloof niet dat de speler van het typetje er ook maar één seconde over heeft nagedacht hoe haar schuifdeuren-act op niet-witte Nederlanders zou overkomen. Misschien is het wel die nonchalance, naast het gebrek aan creativiteit, die mij het meeste ergert. In welke wereld leef je als je populariteit wilt verwerven zonder contact te willen maken? Eendimensionaal en massief is Lucretia bij uitstek een product uit de Hollandse kaasstolp.’  

[Overgenomen uit Oer Digitaal Vrouwenblad
www. oerdigitaalvrouwenblad.com
Nieuwsflits 4, december 2009
Eindredactie: Henna Goudzand Nahar/ Ati van der Kolk]

Zwarte huid als accessoire

 In het Winternummer 2009/2010 van Oer; digitaal vrouwenblad zijn onder meer de volgende onderwerpen te lezen: Marli Huijer: Opnieuw Beginnen
Noraly Beyer: De emancipatiegraad van Noraly Beyer
Joke Hermsen: Tijd van leven
Semira Dallali: Zwarte huid als accessoire
Beeldcolumn : Gelijkheid en Broederschap; Couturier Aziz in het Cobramuseum
David Barick over Joyce DiDonato
Helen Fermate presenteert Starshine Halasy (en trekt Oer Digitaal daarmee in de wereld van de Avatars)
Mode Gespot
Oerplein
En nog veel meer……

Klik hier

Jos Campman hoofdredacteur en directeur MTNL

De Raad van Toezicht van de Stichting Multiculturele Televisie Nederland (MTNL) heeft Jos Campman (51) per 15 januari benoemd tot hoofdredacteur en algemeen directeur. Hij volgt Bart Römer op, die per 1 november netmanager is van Nederland 2.

Campman krijgt de opdracht mee om de inhoudelijke kwaliteit van MTNL verder te verbeteren en de herkenbaarheid te vergroten. Hij was van 1999 tot 2006 hoofdredacteur en directievoorzitter bij Radio en TV Gelderland, waar hij leiding gaf aan inhoudelijke en organisatorische vernieuwingen.

Eerder was hij hoofdredacteur bij Wegener-dagbladen, chef stad- en regioredacties Utrechts Nieuwsblad en woordvoerder van D66-leider Hans van Mierlo.

Sinds juli 2008 was Campman veel op Curaçao, waar hij wekelijks live de tv-talkshow Drayer&Campman produceerde en presenteerde. Eerder adviseerde hij als interimmanager de bekende radiostations Hoyer1 en Hoyer2. Campman leverdels correspondent van de NPS-radio bijna dagelijks een bijdrage aan het Radio 5-programma Dichtbij Nederland. Ook gaf hij in Nederland en op de Nederlandse Antillen managementadvies aan media en communicatieadvies aan bedrijven, overheden en maatschappelijke instellingen.

MTNL – dat komend jaar 25 jaar bestaat – maakt informatieve tv-programma’s voor landelijke, regionale en lokale omroepen. Doel is diversiteit in de media te brengen vanuit het ‘gekleurde’ perspectief, om zo recht te doen aan de diversificatie van de samenleving en de daarmee samenhangende verschillende culturen, levenswijzen en standpunten. De organisatie richt zich daarbij in eerste instantie op de Randstad en met name Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

De selectiecommissie – onder leiding van voorzitter Yasemin Tümer van de Raad van Toezicht – liet zich bijstaan door Abel & Erselina Consultancy in Amsterdam.

Opnieuw Mediaprijs voor Sharda Ganga

Bij de tiende uitreiking van de UNFPA Caribbean Population Awards, op 27 november jl in Kingston Jamaica, nam Sharda Ganga de Gold Award in ontvangst voor het theaterstuk Kettingreactie en de edutainmentfilm Sma Mofo/Gossip.

Dr. Paloma Mohammed, die namens de jury het woord voerde, gaf in haar speech aan dat de award werd uitgereikt aan iemand die al jarenlang producties maakt die hun weg vinden binnen het heel Caraibisch Gebied en overal mensen tot denken stemt. Surinaams én Caraibisch, herkenbaar en confronterend, zo werd het werk van Ganga getypeerd.
In 2008 maakte Sharda Ganga in opdracht van het Nationaal AIDS Programma het edutainment theaterstuk Kettingreactie, waarin zes personen vertelden over hun leven en keuzes, die leidden tot het punt waarop ze een HIV-test gaan doen. Kettingreactie is opgezet als een serie dialogen, een serie verhalen die aan elkaar verbonden zijn.
Op 1 december van hetzelfde jaar ging ook Sma Mofo/Gossip, een HIV edutainmentfilm, in première op het William Kraanplein tijdens de nationale herdenking van Wereld Aidsdag. Sma Mofo is deel van het Caribbean HIV-edutainmentkit dat Projekta maakte in opdracht van Caricom/PANCAP.
Beide producties zijn gemaakt volgens het edutainmentprincipe, dat Ganga omschrijft als “het gelukkig huwelijk tussen onderzoek en kunst”. Dat betekent dat er onderzoek is gedaan naar de onderwerpen die aan de orde komen, en dat de drafts van het stuk eerst zijn getest met doelgroepen voor het theaterstuk en de film hun uiteindelijke vorm kregen. De dialogen en personages uit het stuk zijn gebaseerd op interviews, gewone gesprekken en literatuur. Zowel Sma Mofo als Kettingreactie zijn producties van Stichting Projekta/CAST2.
In 2005 won Ganga de eerste Caraibische Media Awards voor Suriname, namelijk zowel de PAHO Caribbean Media Awards en de UNFPA Population Award met de film Wan Lobi Tori.
UNFPA is het bevolkingsfonds van de Verenigde Naties. De Population Awards, voorheen UNFPA Caribbean Media Awards, zijn voor de 10e keer uitgereikt.

Twee pittige aanklachten in verhaalvorm

door Jeroen Heuvel

Curaçao, morgen is er weer een dag. Zo heet het meest recente boek van Michel Sanders. Het is één grote aanklacht tegen het bestuurscollege dat maar niet adequaat wil reageren op enkele wantoestanden die de schrijver en zijn echtgenote al meer dan een kwart eeuw onder de aandacht van de overheid aan het brengen zijn. In dit boek zijn ter illustratie van het verhaal veel fotokopieën opgenomen van officiële brieven aan en van advocaten, allerlei diensten van het eilandgebied, de landsontvanger, het gemeenschappelijk hof van justitie en spaarbankboekjes. Sanders vertelt de twee verhalen ondanks de zeer serieuze, schier tragische onderwerpen op humoristische en soms zelfs hilarische wijze. Je staat er als lezer versteld van dat de instanties zo slecht functioneren.

In een vorig boek van Sanders, Señorita permitimi, viel er veel te glimlachen, omdat de situaties en anekdotes zeer herkenbaar waren. In zijn nieuwe boek is er ook veel herkenbaar, maar nu is het niet grappig. De herkenning gaat misschien ook niet zo diep als in dit boek: Het gaat om twee zaken waar het echtpaar Sanders-Karel bij betrokken is: de overdracht van een stuk grond met het daarop gebouwde aan de erven van A.P. Karel en een stichting voor naschoolse opvang te Santa Maria. Goed gezien twee zaken die helemaal niet de moeite waard zijn om er een boek over te schrijven, maar die normaal goed hadden moeten verlopen. Want in de brief van het hoofd van het hulpkantoor Dokterstuin aan het hoofd van Bureau Domeinbeheer d.d. 22 september 1981 staat letterlijk vermeld ‘dat met de erven Alexander Pedro Karel een huurkoopcontract is gesloten voor een stuk grond op Klein Sta. Martha (Helfrichdorp) met het daarop gebouwde ingevolge G.B. d.d. 20 december 1939 no. 8028. De erven Karel heeft de koopsom inmiddels in zijn geheel voldaan. Ik moge u dan ook verzoeken de officiële overdracht te doen verzorgen.’ Deze zaak wordt echter een boekstaving waard omdat de overheid tot op de dag van het verschijnen van het boek nog niet het terrein heeft overgedragen. Curaçao, morgen is er weer een dag neemt de lezer ook mee in een ongelooflijk verhaal van strubbelingen rond met subsidie frauderende bestuursleden van een jongeren- en kinderopvang en de lakse rol van de overheid hierin. Mevrouw Sanders die in 1975 toen zij nog inspectrice van het kleuteronderwijs op het departement van onderwijs was, werd gevraagd in een op te richten stichting buurtcentrum Sta. Maria zitting te nemen om een crèche te starten, heeft vanaf dat moment tot ver na haar pensionering zich het lot van honderden kinderen aangetrokken die geen goede naschoolse opvang hadden. Die kinderen hadden volgens haar wel recht op aandacht, vorming, voeding en een veilige omgeving. Het is onbegrijpelijk dat er bestuursleden zijn die de vrijgemaakte gelden voor zo’n normaal menselijk maar toch ook nobel doel durven misbruiken voor eigenbelang. De opvang is door malafide praktijken helaas beroofd doordat de stichting waaronder de opvang viel failliet werd verklaard, maar omdat dit soort werk nou eenmaal alleen maar mogelijk is door offergeld of subsidie die juridisch gezien slechts door een stichting kan worden beheerd, is er later opnieuw een stichting opgericht om door te kunnen gaan met de opvang. De eerste stichting heette ‘Graag gedaan’, de latere ‘Un man pa mayan’.
De lezer valt van de ene verbazing in de andere naarmate het boek vordert. Daarom is het terecht dat dit verhaal zo goed gedocumenteerd is en de schrijver het aandurft om het in eigen beheer te publiceren. Bijna op het eind van het boek, op bladzijde 286 staat dan ook het volgende te lezen:
‘Zo’n mooi en rijk eiland!’ en Tamara schudde haar hoofd. ‘Rijk en lijdend aan /onder een intimidatie-cultuur!
‘En dus komt er geen boek!’
‘En dus komt er een boek! Natuurlijk wel, Tamara. Bang ben ik niet. Ook nooit geweest. Nilda en ik zeulen al decennia op Curaçao rond met een koffertje vuile was, op zoek naar een eilandelijke wasserette. Maar er is ons ter ore gekomen dat er veel mensen met koffertjes stinkende was rondlopen. Onze vuile was gaan we nu noodgedwongen uithangen. Mensen in heel het koninkrijk mogen weten hoe burgers op dit schitterende eiland soms, maar soms ook vaak het leven zuur gemaakt wordt door een aantal arrogante gezagsdragers of malafide bestuursleden en hun hielenlikkers.’
‘En de titel van dat boek is, Michel?’
‘Wat denk je van: Curaçao, morgen is er weer een dag?’
‘Lijkt me enig.!’

Michel Sanders: Curaçao, morgen is er weer een dag, uitgegeven door de auteur, ISBN 978-99904-1-150-8, 311 bladzijden.

Twee teksten ter illustratie:

‘Heeft het allemaal nog wel zin,’ vroeg ik na het lezen van het besluit.
‘Je denkt toch niet dat ik het opgeef? Deze mensen hebben jarenlang aan dit plan gewerkt, die zijn natuurlijk tijdens hun inventarisatie op tal van problemen gestuit. Terreinen waar geen duidelijkheid over bestond. Die problemen moesten natuurlijk opgelost worden. Maar ze hebben de tijd genomen om die op te lossen. Ze denken die oplossing te hebben: “Kom maar met je papieren.” Omdat ze weten dat Curaçaoënaars slordig omgaan met officiële documenten….’ (blz 40)

‘Er gebeurt niets, helemaal niets. Ook verloren LAR-zaken legt dit Bestuurscollege naast zich neer. Geen verontschuldiging voor het niet tijdig uitvoeren van het vonnis en geen excuus voor de foutieve adressering.’
‘Maar Michel, dat is toch arrogant handelen?’
Árrogantie ten top. Dan moest je die mevrouw op de televisie zien, naar aanleiding van het feit dat de Ombudsman haar en haar College verweet dat ze brieven van burgers niet op tijd beantwoordden. Laaiend was ze.’
‘Ja. Nou dan kan ze haar borst nat maken. Jij wacht vanaf 26 oktober 2006, bijna drie jaar. Een eventueel boek van jou zal haar beslist weer de gordijnen in jagen. Nodig je haar uit bij de presentatie? Centro Pro Arte lijkt me een geschikte locatie. Flinke gordijnen.’ (blz 227)

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter