blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Journalistiek & Nieuwe media

25 februari 1980: ‘Een heel benauwende dag’

Interview met Leo Morpurgo
door Meredith Helstone

Oud-hoofdredacteur Leo Morpurgo, de 87-jarige goeroe van de Surinaamse journalistiek, typeert 25 februari 1980 nog altijd als ‘een slechte dag voor Suriname’. Alle media werden gesloten en alleen de Ware Tijd mocht – vanwege de hoge oplage – uitkomen. Sterk gecensureerd welteverstaan. Toch kampt Morpurgo met ‘blijvende sympathie’ voor coupleider Bouterse.

Ietwat voorovergebogen en licht schuifelend komt hij het balkon van zijn woning in Uitvlugt op. “Het gaat nog wel”, lacht hij schijnbaar verlegen als het hem niet direct lukt de traliedeur open te krijgen. Eenmaal geïnstalleerd in een comfortabele fauteuil ontpopt hij zich tot die hoofdredacteur van weleer. Op de salontafel liggen alle vier Surinaamse dagbladen. Duidelijk is dat zijn dag nog in belangrijke mate wordt beheerst door het nieuws. Ontspannen achterovergeleund en met een verrassende tegenwoordigheid van geest gaat de 87-jarige nestor van de Surinaamse journalistiek, Leo Morpurgo, 31 jaar terug in de tijd. 25 februari 1980.

Leo Morpurgo: “Er was helemaal geen revolutionair idee aan verbonden.”
“Ik werd er compleet door verrast. Net terug van dienstreis naar Cuba wist ik niet wat er gaande was. Om vier uur in de ochtend schrok ik wakker. Er werden schoten gelost. Ik wilde gaan kijken, maar daar stak mijn vrouw een stokje voor. Radioberichten maakten duidelijk dat het een en ander gaande was. Het concentreerde zich rond de militairen.” Om half zeven ‘s morgens ging hij met Tjon A Kiet (vriend en medecoördinator) naar de Memre Boekoe Kazerne. Al bij de poorten werden ze tegengehouden. “Maar ik herinner me nog goed dat in een wagen het lijk van een politieagent lag…”
Morpurgo valt even stil. “Later op de dag begon het feest pas goed”, mompelt hij als in gedachten verzonken. Emoties wisselen zich af op zijn diep gegroefde gelaat. Duidelijk is dat hij zich de gebeurtenissen van de dag weer voor de geest haalt. “Rond twaalf uur werd bekend dat zestien onderofficieren onder leiding van Desi Bouterse en Roy Horb een staatsgreep hadden gepleegd.” De redactie volgde alles op de voet en dankzij het materiaal van een bevriende fotojournalist werd in de Ware Tijd van 26 februari een heel goed beeld geschetst van wat zich de dag tevoren had afgespeeld. In een zin samengevat komt het er prevelend uit: “Het was een heel benauwende dag.”

Eigen belang
De oud-hoofdredacteur van de Ware Tijd typeert 25 februari 1980 nog altijd als ‘een slechte dag voor Suriname’. “Het motief voor de staatsgreep – als je het 24 tot 40 pagina’s tellende werkje van de directeur van het kabinet mag geloven – was ontevredenheid over de soldij en eis tot erkenning van de militaire vakbond. Er was helemaal geen revolutionair idee aan verbonden. Puur militair eigen belang.” Maar die vurige conclusie vlakt hij enigszins: “Wel hadden ze één goed ding – de vier vernieuwingen – dat ze tot stand wilden brengen. Het zag er veelbelovend uit. Grote delen van de Surinaamse bevolking geloofden er dan ook sterk in. Maar al gauw werd de grondwet aan de kant gezet en bleef pure militaire dictatuur over. Er werd per decreet geregeerd. En vervolgens kreeg je onderdrukking van de pers.” In de donkere dagen na de staatsgreep werden alle media gesloten en mocht slechts de Ware Tijd – vanwege de hoge oplage – uitkomen. Sterk gecensureerd welteverstaan. “Daar was ik niet happy mee. In feite was ik een nul”, lacht hij vreugdeloos. “In het bedrijf gingen er stemmen op – vooral onder de zetters – om uit solidariteit met de overige media één dag de krant te sluiten. Maar vrienden onder de militairen hebben mij geadviseerd dit niet te doen.” In zijn job heeft hij het niet makkelijk gehad. “De drie censoren bij de Ware Tijd bepaalden de plek en inhoud van elk bericht. Als bijvoorbeeld een bericht van Bouterse als legerleider moest verschijnen, mocht daar geen enkel bericht boven of naast worden geplaatst. Immers was best mogelijk dat het ene bericht het andere afzwakte of zelfs tegensprak. En hoewel de verhouding tussen censoren en redactie schappelijk was, was wel duidelijk te merken dat de krant onder censuur geplaatst was. “Ik schreef nog steeds redactionele artikelen, maar die werden niet opgenomen.” Berichten die voor – meer – paniek onder de bevolking zouden zorgen, werden categorisch van tafel geveegd. Uiteindelijk paste de redactie van de Ware Tijd zelfcensuur toe.  

Blijvende symphatie
Als hoofdredacteur heeft Morpurgo in persoon nauwelijks te maken gehad met Desi Bouterse, de toenmalige leider van de staatsgreep en de huidige president. Op de redactie verscheen hij nooit. Sympathie voor de persoon Bouterse krijgt hij wanneer op zijn gezag krijgsraadsverslaggever Nel Bradley (foto rechts) wordt vrijgelaten. Bradley was vanwege zijn berichtgeving opgepakt en ingesloten. In een poging de journalist vrij te krijgen sprak Morpurgo in het kampement voor dovemansoren. “Op weg naar buiten ontmoette ik Bouterse. Aan hem deed ik mijn verhaal en hij luisterde. Diezelfde middag was onze reporter vrij”, zegt hij bijna met ontzag. “Sindsdien heb ik een blijvende sympathie voor Bouterse. Daarom betreur ik de latere ontwikkelingen, waarvan 8 december 1982 het absolute dieptepunt is.” De afkeurenswaardige redenen voor de staatsgreep daargelaten, is hij er tot nu toe van overtuigd dat de militairen de beste bedoelingen hadden met het land. “Er was echter geen eenheid en geen visie. Vooral in de top waren er facties. En op een bepaald moment raakten ze de kluts kwijt. Maar de intenties waren goed. En ze geloofden heilig in de ‘revolutie’.” Het verbaast hem dan ook niet dat 25 februari opnieuw is uitgeroepen tot nationale vrije dag. “Het is begrijpelijk dat ze dat zouden doen. Verwerpelijk vind ik echter dat er naartoe gewerkt wordt dat deze dag in de Grondwet verankerd wordt. Het is geenszins een revolutie te noemen, maar gewoon een ordinaire greep naar de macht door de militairen. Een staatsgreep, een coup.” Ook in de opnieuw geproclameerde officiële naam – dag der bevrijding en vernieuwing – kan hij zich niet terugvinden. “We hebben toen de ene groep minder goede bestuurders verruild voor de andere. Militaire dictatuur met het leger als repressieve arm. Er zijn behoorlijk wat mensen mishandeld. Journalisten zijn verdwenen. De journalistiek in Suriname was dood. We hebben weer van de grond af moeten beginnen. Tot nu toe merk je een soort vrees en terughoudendheid.”   Balans opmakend
Hoewel de coup in zijn optiek slecht voor de republiek is geweest, erkent hij terugblikkend dat in een postkoloniaal land als Suriname iets dergelijks te verwachten was. “Het ging vóór 1980 ook niet goed met Suriname. Met de bekende Dobru (Robin Raveles, red.) van wie bekend is dat hij ‘Bruma-man’ was, redeneerde ik altijd over de ontwikkelingen in het land. En kort voor 25 februari 1980 hadden we het gezamenlijke standpunt reeds bereikt dat er ‘iets’ zou gebeuren.” De balans opmakend prijst Morpurgo zich, ondanks dat hij 36 uren vastzat, rake klappen incasseerde en meermalen in de loop van een geweer keek, gelukkig dat hij het allemaal van redelijk dichtbij heeft meegemaakt. “Ik heb steeds geprobeerd de grens te verleggen. Voor mezelf vind ik het goed dat ik als persoon in die tijd in Suriname was.”

[uit de Ware Tijd, 24 februari 2011]

Een retour Paramaribo

[ingezonden mededeling van Henna Spalburg]

In 2007 uitgegeven als een trilogie met drie reisverhalen was het boek binnen no time uitverkocht. Een retour Paramaribo, het eerste boek uit deze trilogie, is vanaf nu verkrijgbaar. Het telt maar liefst 237 bladzijden.

Passagiers van diverse pluimage reizen naar Paramaribo af; sommigen kijken reikhalzend naar deze reis uit. Tijdens de vlucht ontmoeten enkele personages elkaar voor het eerst, maar tijdens de lucht en hun vakantie in Paramaribo ontstaan vriendschappen, die voor de ene kortstondig is en voor de ander een leven lang duurt. De trips die tijdens hun verblijf worden gemaakt, laten een blijvende indruk achter. Suriname, het land met een gastvrije bevolking, prachtig natuurschoon, mooie recreatieoorden en een paradijs voor hengelaars is een bezoek meer dan waard.

Schaf dit boek meteen aan en belééf Paramaribo! Tijdens het lezen ziet door de ogen van enkele vakantiegangers hoe zij hun tijd in Suriname hebben ervaren en met veel genoegen terugkijken op de reis van hun leven.

De prijs van dit mooie op relaxte, luchtige wijze geschreven boek bedraagt slechts: € 21,95.
Verzendkosten: 1 ex. € 2,30. 2 ex. € 2,76. Meerdere exemplaren: € 6,75
Gezien de beperkte oplage blijft ook nu mijn slogan van kracht: OP = OP.
Bestellen: juiu16nr@kpnmail.nl

Ludieke ‘negerrubriek’ omroep valt verkeerd

et zogeheten allochtonenquotum bij de Nederlandse publieke omroep ligt onder vuur. Omroep PowNed begon daarom een nieuwe tv-rubriek: Een neger omdat het moet. En dat is bij sommige allochtonen in het verkeerde keelgat geschoten.

Volgens de richtlijn moet 11 procent van alles deskundigen op tv en radio van niet-westerse komaf zijn. Want zo groot is de groep in de Nederlandse samenleving. PowNed bedacht daarom de ludieke rubriek, waarin de allochtonen geteld worden. Bij elke passant van niet-westers afkomst die verslaggever Roger Castricum voor de microfoon krijgt, klinkt een ‘tsjing’.

Glenn Codfried van Mart Radio in Amsterdam ergert zich aan het gebruik van het woord ‘neger’: “Er bestaan geen negers.” Een neger was handelswaar in de slaventijd, zegt hij: “Dat was geen mens.” Het woord ‘neger’ is door de slavenhandelaars bedacht en is een scheldwoord, vindt hij.

Racisten
Ludiek kan Codfried de rubriek niet noemen: “Het is duivels bedacht. Het is niet leuk.” Volgens hem proberen de programmamakers opzettelijk mensen te kwetsen. “Ze willen mensen ontmoedigen om mee te doen.” Bij de omroep worden zwarte mensen getolereerd, niet geaccepteerd, zegt Codfried. “Nederland bestaat voor een groot deel uit racisten.”
Glenn Codfried in gesprek met Sam Jones
D66 en GroenLinks hebben intussen laten weten dat ze het vasthouden aan een quotum een verkeerd signaal vinden. Het zou contraproductief zijn, omdat allochtonen dan niet om hun kwaliteit worden geselecteerd, maar alleen vanwege hun afkomst.

Hypocriet
Carmelita Serkei houdt zich als adviseur bezig met diversiteit in de media. Zij vindt het verzet tegen het quotum hypocriet: “Er wordt al jaren geturfd hoeveel mannen en vrouwen in beeld komen. Vorig jaar zijn ze gaan turven hoeveel linkse en rechtse mensen er kwamen. Nu zeggen witte mannen opeens dat het erg is voor minderheden dat ze geturfd worden.”

Dat het gericht zoeken naar allochtonen de kwaliteit van de programma’s zou kunnen aantasten klopt volgens Serkei ook niet. Prem Radakishun en Jörgen Raymann zijn programma’s gaan maken omdat ze gekleurde talenten zijn: “En het zijn wel vakmensen.”

Krom praten
Voor Serkei is het tellen van mensen van niet-westerse afkomst in programma’s niet heilig, maar ze vindt het wel belangrijk dat er voldoende aandacht is voor minderheden in de media. En degenen die dat monitoren moeten ook weten wat de achtergronden zijn van mensen: “Niet alle minderheden zijn gekleurd of praten krom.”

[van RNW, 11 februari 2011]

Cyrill Karg tien jaar geleden overleden

Vandaag exact tien jaar geleden overleed de Surinaamse journalist Cyrill Richard Karg, o.m. redacteur van De Vrije Stem, televisiemaker en mede-oprichter van Afro Sranan..


Perschef kabinet: Kwestie-STVS ‘behoorlijk opgeblazen’

Paramaribo – Een harde woordenwisseling tussen president Desi Bouterse en Ricardo Pané van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden (Vids) afgelopen weekend te Redi Doti (zie het bericht hieronder) mocht niet worden uitgezonden door een journalist van de STVS. Zaterdag was dit medium ook aanwezig tijdens het bezoek dat Bouterse bracht aan Redi Doti. Cliff Limburg, perschef op het Kabinet van de President, vindt dat de kwestie over ‘het bandje’ van de STVS “behoorlijk is opgeblazen”.

Hoewel verlaat, zou het geleende nieuwsbandje, met beeldmateriaal over de ontmoeting tussen president Desi Bouterse en inheemse dignitarissen op Redi Doti, zijn teruggestuurd naar de redactie van de nieuwszender. De reden is volgens hem simpel. “Maandag waren er drie activiteiten op het presidentieel paleis waaronder de beëdiging van de nieuwe RGB-minister. Daarna moest ik me haasten om BTO te verzorgen op de SRS en vervolgens het regeringsvoorlichtingsprogramma op SKY.”

Volgens de perschef dus een logisch gevolg dat zaken wat vertraagd zijn gelopen en ‘het bandje’ niet tijdig kon worden bezorgd voor de nieuwsuitzending. “Maar we hebben het weer afgegeven en of ze het alsnog voor hun nieuwsuitzending willen gebruiken ligt aan de STVS”, verklaart Limburg. Op een goed moment haalde Pané uit naar beleidsmakers die niets zouden hebben gedaan aan de achterstelling van inheemsen. Bouterse sloeg hard terug en stelde dat hij pas enkele maanden aanzit en niet zulke kritiek wil aanhoren. Een dreiging van Pané dat acties zouden worden gevoerd, omdat een assembléelid over een groot areaal beschikt in het dorp Maho te Saramacca, werd door Bouterse beantwoord met de uitdaging deze actie inderdaad te voeren.

Na het officiële gedeelte werden journalist en cameraman van de zender door zowel een lid van de Centrale Inlichtingen en Veiligheidsdienst als een assembléelid aangesproken. Op weg terug naar Paramaribo werd de journalist door de leiding van de STVS gebeld om het bandje gelijk naar het station te brengen, wat ook gebeurde. De volgende dag was het bandje echter spoorloos. Uiteindelijk werd wel een bericht gemaakt, maar zonder de confrontatie tussen Bouterse en Pané.

Gisteren is er onder de media commotie ontstaan omdat sprake zou zijn van censuur van de nieuwsredactie van het televisiestation, omdat het bandje de scheldpartij tussen het staatshoofd en Pané bevatte. De betreffende journalist verklaart dat ze zou zijn aangesproken door een lid van de presidentiële beveiliging en een plaatselijke NDP-parlementariër om de harde woordenwisseling niet uit te zenden. Ze zou zich door deze actie nu geïntimideerd voelen.

[uit De Ware Tijd, 09/02/2011]

Gebazel over switi Sranan

door Els Moor

Suriname en ik is de wat egocentrische titel van de bundel, samengesteld door John Leerdam en Noraly Beyer, met persoonlijke verhalen over Suriname van in Nederland wonende geboren Surinamers en anderen die veel met Suriname te maken hebben. De ondertitel ,’Persoonlijke verhalen van bekende Surinamers over hun vaderland’ is dus fout. Zijn Gerard van Westerloo, Peter Meel, Michiel van Kempen, Jan Pronk en andere Nederlanders die verbonden zijn met Suriname ‘Surinamers die over hun vaderland schrijven’? Dat de redacteur van uitgeverij Meulenhoff dat niet heeft gemerkt, is op z’n minst vreemd.

Zevenenvijftig ‘verhalen’ bevat de bundel en dat is veel. Ik kwam er moeilijk doorheen omdat de kwaliteit van de ‘verhalen’ zo verschillend is; van slecht geschreven nostalgische, clichématige jeugdherinneringen aan Suriname tot realistische en toch persoonlijke beschouwingen over de veranderingen die het land sinds de onafhankelijkheid ondergaan heeft. Twee problemen doen zich voor: veel van de medewerkers aan de bundel zijn wel geboren Surinamers, die in Nederland een goede plaats gevonden hebben, maar geen schrijvers of journalisten en de samenstellers zijn grote figuren op hun vakgebied, maar hebben geen ervaring met dit werk, het samenstellen van zo’n diverse bundel met zo’n moeilijk onderwerp.

Na elkaar in de bundel staan de bijdragen van Gerard Spong en Denise Jannah. Gerard Spong, advocaat in Nederland, van Surinaamse afkomst, die zich al vanaf 1980 inzet voor het herstel van de rechtsstaat in Suriname, geeft in zijn bijdrage onder de titel ‘Suriname: een ontgoocheling’ blijk van felle woede. Hij heeft een hechte band met het land, maar hij voelt zich ook thuis in Nederland. De ‘rauwe werkelijkheid’ van Suriname tast echter zijn warme gevoelens aan. Hoe de hoofdverdachte in het decembermoordenproces op democratische wijze president werd, brengt hem ertoe de grote Duitse auteur Bertold Brecht aan te halen: ‘Erst kommt das Fressen und dann die Moral’. Zijn felle aanklacht tegen onrecht en verwording van democratie eindigt met de conclusie:’Suriname is vooralsnog een verdwaald, diep gezonken tropisch paradijs dat is afgegleden naar een tropische hel.’

Het artikel van Denise Jannah, internationaal bekend jazzvocaliste, componiste, zangpedagoge en actrice, staat lijnrecht tegenover dat van Spong. Ze begint aldus: ‘Bepaalde geuren uit mijn jeugd zullen me altijd bijblijven’. En ze is lang niet de enige die het motief ‘geuren’ als blijk van liefdevolle herinnering uitwerkt. En dan de wolken, de allermooiste ter wereld… en de energie die ze ervaart in ‘Gods prachtige natuur’… en het verdriet als ze weer opstijgt van de luchthaven en haar ‘Mama Sranan’ achterlaat. Aan Mama Sranan schreef ze dan ook in de vliegtuigstoel een gedicht, in het Sranan en het Nederlands dat aldus begint: ‘Mijn hart zucht in mij/ Wanneer ik wegga van jou/ Zo hoog in de lucht/ Om ver weg te gaan/ Het vliegtuig brengt mij/ Over sula’s, bergen en kreken/ Over mijn stad/ Mijn dorp waar ik opgroeide […].

Tussen deze twee uitersten bewegen zich de andere vijfenvijftig bijdragen in deze bundel en de kwaliteit ervan varieert van heimwee-achtige cliché’s tot rationele informatie en creatieve benadering. Ook Eva Essed-Fruin, van oorsprong Nederlandse, echtgenote van Frank Essed, eerst cursusleider en later directeur van het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL), die in 1995 naar Nederland vertrok, geeft haar bijdrage, ‘Suriname een paradijs?’ aan de bundel. Haar begin is verrassend leuk: ze hoorde voor het eerst over Suriname als kind via een Surinaamse onderwijzer die haar school bezocht. Hij vertelde dat Surinaamse kinderen geen inktlap nodig hadden omdat ze hun pen afveegden aan hun kroeshaar. Eva was jaloers op die kinderen. Zij zat altijd met inktlappen te knoeien! In 1957 kwam ze zelf in Suriname en ze begon als lerares, maar toen schreven alle leerlingen al met ballpoint. Ze vertelt boeiend over de tijd tot de onafhankelijkheid, positieve en negatieve situaties en hoe Suriname langzaam maar zeker moderniseerde met verharde wegen, kantoorgebouwen, veelsoortige huizen en meer opleidingen waardoor de jeugd meer kansen kreeg. Ook Eva Essed versombert in haar verhaal als ze komt bij 25 februari 1980 en later. Ze eindigt met een realistische uitspraak: ‘Een paradijs zal Suriname nooit worden, want er bestaan nu eenmaal geen paradijzen op aarde.[…] Het kan hoogstens een land worden waar het goed leven is’.

De bijdragen van de Hollandse Surinamegangers vallen tegen. Ze hebben een andere band met het land die niet diep wortelt. Wetenschapper Wim Hoogbergen bijvoorbeeld begint te vertellen hoe hij in zijn jeugd in Nederland voetbalde met ‘zwarte voetballers’, waaronder de later beroemd geworden Humphrey Mijnals. Hij heeft nog een hond naar hem genoemd. Michiel van Kempen beschrijft hoe hij eens in een Chinees restaurant aan de Johannes Mungrastraat zat te eten en vanachter het raam getuige was van een botsing met een geweldige klap en hoe hij later voor de politie moest getuigen… wel met humor geschreven… een anekdote over een lome zondagmiddag. Suriname en ik? Jan Pronk die als minister betrokken was bij de onafhankelijkheidsbesprekingen tussen Suriname en Nederland betoogt in zijn artikel dat de onafhankelijkheid van Suriname beslist niet opgedrongen was van de kant van Nederland, wat vaak gezegd wordt. Een artikel dat zeker stof tot discussie kan geven, maar niet in het kader van Suriname en ik.

Zo zijn er toch nog heel wat artikelen die de moeite van het lezen waard zijn. Thea Doelwijt werkt met fragmenten uit haar eigen werk in ‘Geesten in luchtland’. Ze is op een wolk gaan zitten omdat ze rustig wil nadenken over een manier om haar verhaal goed te vertellen. En zo laat ze thema’s zien die een rol speelden en spelen in Suriname. Mooi is ook wat de gezusters Joan en Kathleen Ferrier doen als ze een Braziliaans lied aanhalen (vrij vertaald door Kathleen) ‘Mijn vader was van Sao Paulo/ mijn grootvader van Parnambuco/ mijn overgrootvader van Minas/ mijn overovergrootvader van Bahia/ mijn machtige leermeester/ was Antonio de Braziliaan. De woorden van dit lied herinneren hen steeds weer aan het antwoord dat Johan Ferrier, laatste gouverneur en eerste president van Suriname en hun vader, gaf voor de Nederlandse televisie op de vraag waar zijn wortels nou eigenlijk liggen. Johan Ferrier antwoordde dat zijn wortels verspreid liggen over de hele wereld.

En zo is het ook. Ik word niet goed van al dat gebazel over ‘Switi Sranan’. We zijn allemaal wereldburgers en we wonen waar we ons thuisvoelen, om welke reden dan ook, en we zullen mee moeten werken om dat land leefbaar te houden. Of dat nou je ‘vaderland’ is of een ander land, dat maakt niet zoveel uit. Het gaat erom dat het goed gaat in een land, dat er geen mensonterende toestanden zijn en daarover schrijven gelukkig nogal wat medewerkers aan deze bundel.

Jammer van die titel, van de rommelige inhoud, van de titel ‘biografieën’ tot slot boven de korte alinea’s met informatie over de auteurs en zelfs enkele taalfouten. We zijn dat niet gewend van Meulenhoff.

Red:. John Leerdam & Noraly Beyer: Suriname en ik; Persoonlijke verhalen van bekende Surinamers over hun vaderland. J.M. Meulenhoff bv, Amsterdam 2010. ISBN 978 90 290 8719 3

Het amusement in de koloniale pers

Op vrijdag 27 mei 2011 vindt in Leiden de presentatie plaats van Realisten en reactionairen; De geschiedenis van de Indisch-Nederlandse pers, 1905-1942 van Gerard Termorshuizen, met medewerking van Anneke Scholte. Aan die presentatie gaat een symposium vooraf, gewijd aan het amusement in de koloniale pers (Indië, Suriname, Antillen en Zuid-Afrika). Het symposium wordt georganiseerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden en de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Leiden. Het programma is als volgt:

10.00 uur Ontvangst met koffie
10.30 uur Opening door Peter van Zonneveld
10.40 uur Gerard Termorshuizen: De Indischgast ‘zóó belust op schandaaltjes en personaliteiten’
11.00 uur René Vos: Hoezo tropenstijl, histoire intime en personaliteiten??? Verspreiding en receptie van Indisch krantennieuws in Nederland, ca. 1865-1930
11.20 uur Peter van Zonneveld: intermezzo
11.35 uur Harry Poeze: Veel ernst en weinig verstrooiing; Een Indonesische krant in Medan uit 1933
11.55 uur Huub de Jonge: Spot en provocatie. De strijd van het tijdschrift Aliran Baroe tegen misstanden in de Arabische gemeenschap in Indië
12.15 uur Thom Hoffman (acteur): intermezzo

12.45 uur Lunch

14.00 uur Olf Praamstra: ‘Kaatje Kekkelbek’, de Zuid-Afrikaanse pers en de literatuur
14.20 uur Wim Rutgers: Dicht en ondicht in en op de pers. Hoe Curaçaose periodieken hun lezers amuseerden

14.40 uur Theepauze

15.10 uur Michiel van Kempen: De Wirtenbergsche olyphant en het schriftje van Orlando. Amusement in tweeëneenhalve eeuw Surinaamse kranten
15.30 uur Angelie Sens: ‘Zonder Tom Poes zijn we onverkoopbaar!’ Getekende beelden in de Nederlandstalige Indische/Indonesische pers, ca. 1920-1957
16.00 uur Vragen en discussie
16.30 uur Sluiting

ca. 17.00 uur Presentatie Realisten en reactionairen; De geschiedenis van de Indisch-Nederlandse pers, 1905-1942. Sprekers o.a. Gert Oostindie en Vic van de Reijt

Plaats: Kamerlingh Onnes Gebouw (Lorentzzaal), Steenschuur 25. De Steenschuur (het verlengde van het Rapenburg) ligt op een kwartier loopafstand van het station. Parkeren is o.a. mogelijk op het parkeerterrein Haagweg. Daarvandaan rijdt een gratis busje naar de Steenschuur. De loopafstand is tien minuten.

Toegangsprijs voor symposium en presentatie: 25 euro inclusief lunch, koffie, thee en borrel. U kunt zich inschrijven op het bijgevoegde formulier.

De toegang tot de presentatie (omstreeks 17.00 uur), met afsluitende borrel, is gratis. Nadere informatie: tel. 0172-416272 (e-mail: secr.indletteren@12move.nl) of tel. 071-5272372 (e-mail: sitinjak@kitlv.nl)

Expo en boekpresentatie over Coronie in Den Haag

Op zaterdag 12 februari, 16.00 uur vindt in de Haagse Kunstkring, Denneweg 64, Den Haag, de opening plaats van de expositie De Verleiding van Coronie/2, en tevens de boekpresentatie van Dromers, doemdenkers en doorzetters; verhalen van mensen en gebouwen in Coronie. Coronie is het kleinste district van Suriname, met nog geen 3.000 inwoners.

Het begon zoals veel liefdes beginnen, met de verleiding door uiterlijk schoon: de oude houten huizen met de ruime erven; het vele groen; de wuivende kokospalmen. Ook de plaatsnamen intrigeerden: Inverness, Mary’s Hope, Hague, John, Bantaskine, Burnside. Waar kwamen die namen vandaan? Al snel volgden meer vragen: wie wonen hier, wat leeft er achter de rustige façade? Hoe was het hier vroeger; waar zijn de oude verhalen? En welke toekomst heeft dit schaars bewoonde gebied? Kunnen de karakteristiek gebouwen beschermd worden voor verder verval? Is Coronie een voorbeeld van een nostalgisch paradijs, of van een plattelandsstreek die langzaam leegbloedt – zoals elders in de wereld?

Langzaam rijpte het idee om de oude huizen en de verhalen van de inwoners te documenteren, vast te leggen voor het nageslacht. Zeker omdat het voor een deel een verdwijnende wereld betreft: veel oude huizen zakken langzaam in elkaar; de ouderen die over vroeger kunnen vertellen zijn van zeer hoge leeftijd. Zo ontstond het boek Dromers, doemdenkers en doorzetters; verhalen van mensen en gebouwen in Coronie.

Coronie is ook een inspiratiebron voor kunstenaars. Op het welkomsbord dat je ziet bij binnenkomst van het district staat: Coronie: Vredig, Vrij en Vriendelijk. Maar al snel merk je, dat onder de zichtbare vredigheid de onvrede broeit. En vrij? Vrij om iedere paar jaar te stemmen, maar niet gehoord te worden? Vriendelijkheid, ja, dat is precies onze zwakke plek, zei iemand, want omdat we vriendelijk zijn, denkt iedereen dat ze ons Coronianen in de maling kunnen nemen. Maar is Coronie wel zo vriendelijk? Nee, zeggen diverse mensen, er heerst achterdocht en jaloezie. Ja, zeggen anderen, het is een heerlijke, rustige plaats om te leven. De paradox van Coronie is een bron van inspiratie voor kunstenaars. Je kunt je eigen projecties maken, je eigen ‘Coronie’ scheppen: de groene rust van Coronie werkt als een spiegel die je eigen dromen, nachtmerries en beelden weerspiegelt.

In de expo De verleiding van Coronie/2 laten acht Surinaamse kunstenaars (en een uit Den Haag) hun visie op Coronie zien. Een ander deel van de expositie, gemaakt door Dick ter Steege en Fineke van der Veen, sluit aan bij het boek en laat de realiteit van Coronie zien. Panelen met bouwhistorische informatie die het resultaat tonen van onderzoek naar de meest karakteristieke gebouwen van Coronie. Foto’s van Coronianen en van fenomenen als het openluchtmuseum en de ruïne van de kokosfabriek – ooit de trots van Coronie.

Over de auteurs

Fineke van der Veen (1947). Opleidingen in onderwijs, journalistiek en beeldende kunst. Zij werkte tot 2006 in diverse beleidsfuncties bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, o.a. op het terrein van gender, vrede en veiligheid, met name in Zuid-Amerika en het Caribische Gebied; Afghanistan en Soedan. Momenteel werkt zij via haar bureau Art & Story (beeld & tekst) aan (internationale) projecten zoals ‘Coronie!’ en ‘Cross Point’, een samenwerkingsproject van Europese beeldend kunstenaars.

Dick ter Steege (1949). Na zijn opleiding tot architect aan de TU Delft werkte hij meer dan 30 jaar in een groot aantal ontwikkelingslanden. De laatste tien jaar heeft hij zich gespecialiseerd in de revitalisering van historische steden en gebouwen in o.a. Indonesië, Yemen, Ghana, Roemenië en Azerbeijan. Na een recente opleiding tot bouwhistoricus legt hij zich meer toe op de analyse van gebouwen en historische structuren. Hij is momenteel naast in Suriname actief in Indonesië, Iran, Georgië en Zambia.

Chandra van Binnendijk (Paramaribo, 1953) werkt in Suriname als publicist en redacteur. Na jaren in de journalistiek – voor zowel lokale als Caribische media – verplaatste haar werkterrein zich naar kunst en cultuur, voornamelijk de beeldende kunst. Ze was als schrijfster, samensteller en mederegisseur betrokken bij lokale documentaires en deed onderzoek en productie voor diverse projecten van filmmakers. Voor KIT Publishers schreef zij met co-auteur Paul Faber Sranan, Cultuur van Suriname (1992); Twintig jaar beeldende kunst in Suriname 1975-1995 (1995) en Beeldende kunst in Suriname, de twintigste eeuw (2000). In 2010 was ze betrokken bij de tentoonstelling en het boek Paramaribo SPAN, Hedendaagse beeldende kunst in Suriname en de tentoonstelling en de publicatie Schaafijs en wilde bussen, Straatkunst in Suriname.

Dromers, doemdenkers en doorzetters. Verhalen van mensen en gebouwen in Coronie.
Auteurs: Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk,
ISBN 9789460221163
Paperback, 192 pagina’s, € 24,50
Uitgever: KIT Publishers
Verkrijgbaar in boekhandel, bij de uitgever en via internet.

De expositie De verleiding van Coronie/2 in De Haagse Kunstkring, is te zien van 12 februari t/m 1 maart 2011

De Engel van Kebayoran

Na de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië in december 1949 vertrekken bijna 200.000 (Indische-)Nederlanders met passagiersschepen naar het moederland. In de zomer van 1951 reist de achttienjarige blonde Lily, studente aan het Utrechts Conservatorium, tegen deze stroom in naar Indonesië. Ze gaat naar haar geliefde man, de adellijke Amir. Ze is eerder in Nederland met de handschoen getrouwd. Al snel neemt de antiwesterse retoriek van Soekarno steeds heftiger vormen aan. Nederlandse bedrijven en fabrieken worden genationaliseerd en Europeanen worden bedreigd. Eind 1957 komt er een exodus op gang van de laatste tienduizenden Nederlanders. Daarna is er vrijwel geen blanke meer op Java te bekennen. De Nederlandse consulaten worden gesloten.

Lily woont met haar man en drie kinderen in een villawijk in Bandung waar ze steeds geïsoleerder raakt. Haar wispelturige en licht ontvlambare echtgenoot werkt voor de INTEL, de Indonesische geheime dienst en is gecharmeerd van de kosmopolitische Soekarno.

In de loop van de tijd zetten Lily’s kinderen zich steeds meer af tegen hun ‘blanke’ achtergrond. Dochter Dewi verft haar haren zwart en zoon Guntur sluit zich aan bij het fanatieke anticommunistische studentenleger dat mede het Soehartoregime aan de macht brengt. Lily’s beeldschone kleindochter Lativa, ‘de engel van Kebayoran’, trouwt met de zoon van een zeer vermogende en invloedrijke minister uit het Soehartoregime. Het echtpaar behoort tot de high society van Jakarta. Guntur daarentegen raakt aan lager wal en komt in een stadskampong van deze luidruchtige en krankzinnige metropool terecht.

De engel van Kebayoran gaat over familie en liefde, verlies en angst in het turbulente postkoloniale Indonesië.

Over de auteur

Louis Zweers is kunst- en fotohistoricus. Hij is deeltijddocent aan de Masteropleiding Media & Journalistiek van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij stelde twintig boeken samen over fotografie, media en geschiedenis in het bijzonder over Nederlands-Indië/Indonesië. De engel van Kebayoran is literaire non-fictie met een fotokatern.

De Engel van Kebayoran; een familiegeschiedenis
Louis Zweers
ISBN 9789460221132
Paperback, 232 pagina’s, € 19,50
Amsterdam, KIT Publishers
Verkrijgbaar in de boekhandel, bij de uitgever en via internet.

Abdelkader Benali maakt nieuwe zesdelige serie boekentelevisie

 

20090905 Werkgroep Caraïbische Letteren. OBA. Lelu! Lelu!  (Abdelkader Benali), Rappa. ©Roeland F

Abdelkader Benali (links) naast Rappa. Foto © Roeland Fossen

De Nederlands-Marokkaanse schrijver Abdelkader Benali maakte vorig jaar een goede beurt met zijn tv-programma Benali in Boeken. Daarin nam hij een aantal auteurs op sleeptouw om hen over de impact van een stad op hun schrijverschap te laten praten. Vanaf 10 april komt hij terug bij de NTR (op Nederland 2) met een nieuw tv-programma dat eenvoudigweg Benali Boekt heet. Zes zondagavonden lang, tussen 22.55 en 23.20 uur, trekt hij op met Nederlandse schrijvers, “op zoek naar hun persoonlijke drijfveren.” In de ontmoetingen duikt Benali het privéleven van de schrijvers in en gaat hij met ze op zoek naar de bron van hun schrijverschap. Wat zet hun pen in beweging? De serie levert “soms onthullende verhalen op over de relatie tussen de geschreven boeken en het persoonlijke leven”, zo wordt aangekondigd. Centraal staan de auteurs Connie Palmen, Doeschka Meijsing, Tommy Wieringa, Thomas Rosenboom, Leon de Winter en Ramsey Nasr. Zo reist Benali met Connie Palmen naar het huis in Zuid-Frankrijk, “waar ze rouwt om haar overleden echtgenoot Hans van Mierlo”, gaat hij op bezoek bij Leon de Winter in zijn Amerikaanse woonplaats Los Angeles en zeilt hij met Thomas Rosenboom terug naar ervaringen uit zijn jeugd. Vanaf zondag 15 mei 2011 is Benali ook present in het NTR-programma Het Beloofde Land, een vijfdelige serie over de invloed van migratie op de Nederlandse samenleving.

Opgehangen Iraanse op Curaçao gefotografeerd

Zahra Bahrami, die zowel de Nederlandse als de Iraanse nationaliteit bezat, is opgehangen door het regime in Iran. Bahrami kreeg de doodstraf opgelegd voor het smokkelen van drugs. Het vonnis kwam laat naar buiten omdat haar advocaat zwijgplicht had, aldus dochter Banafsheh Najebpour.

lees verder…

Slang bijt meid

door Michiel van Kempen

Op 17 maart gaat het nieuwe RTL televisieprogramma Echte Gooische Meisjes in de Jungle in première. RTL 5-baas Remko van Westerloo heeft gemeld dat het een grappig realityprogramma wordt waarin meisjes uit allerlei RTL 5-programma’s een tocht afleggen in de jungle in Suriname.

Wat het binnenland daar dan van denkt, vermeldt de RTL-baas niet. Maar zoals men weet kan men de natuur niet ongestraft aan zijn liaan trekken. Eerder deze maand moest een van de deelneemsters vanuit de jungle (want zo heet dat, ‘tropisch regenwoud’ klinkt natuurlijk niet spannend genoeg) met spoed naar het Academisch Ziekenhuis in Paramaribo worden gebracht. Ze was door een slang gebeten. Mediajournaal.nl meldde: ‘Slang bijt echt RTL5-meisje’. Er zijn dus ook andere RTL-meisjes: van plastic, van bijenwas, van siliconen vooral ook. Maar dit was een echt meisje. Het had de moed gehad een doos met een slang te openen en die beet haar in de hand. Mazzel: het was geen gifslang, maar een wurgslang, een anaconda of aboma. Levert vervelende ontstekingen op, maar RTL-wicht is niet gewurgd, afkloppen.

De dienstdoende reporter ˗ Starnieuws kwam er als eerste mee op 10 januari ˗ had niet geïnformeerd naar de betekenis in de winti-cultuur bij de binnenlandbewoners. Maar de boa constrictor, zo meldt ons de goeie ouwe Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië uit 1914-17 is de afgodslang, de dagoewesneki of Papasneki, en die kan men maar beter met rust laten, want hij is de machtigste foduwinti, erg belangrijk in de communicatie tussen goden- en mensenwereld. Terecht dus dat de RTL-huppelkutjes hun mobieltjes niet mochten meenemen naar het binnenland. De reporter noteerde ook niet hoe lang die slang was. De Encyclopaedie schrijft, alsof ze het zelf ook niet helemaal gelooft: ‘Volgens de oude reizigers: Schomburgk en Maximiliaan Prins von Wied, zouden zij zelfs 6 à 10 Meter lang kunnen worden, met een dikte als een mansdij.’

In het najaar van 2008 ontving ik de onderstaande foto’s van een anaconda die in Benzdorp in het zuidoosten van Suriname was gevangen. Aan de betrouwbaarheid van Schomburgk en de Prinz von Wied hoeft niet meer getwijfeld te worden. In de buik van het beest zaten meer dan honderd kleinere slangen van allerlei soorten. Misschien moeten de Gooische kandidates deze foto’s maar eens goed bestuderen, voordat zij opnieuw naar de jungle afreizen.


  • RSS
  • Facebook
  • Twitter