blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

De Surinaamse taalproblematiek (11 en slot)

door mr dr W.R.W. Donner

De Namibische optie

Ik vermeldde in het voorgaande dat Namibië na de onafhankelijkheid het Engels verhief tot officiële taal terwijl de Namibiërs nooit iets te maken hadden gehad met die taal. Ik heb de verantwoordelijke autoriteiten in Suriname in de loop der jaren trachten warm te maken voor deze optie. In 1967 haalde ik als lid van de culturele adviesraad voor het Koninkrijk de Venezolaanse autoriteiten over om het Spaans in Suriname te komen bevorderen. Hetgeen ze met genoegen deden. Vervolgens maakte ik mij met kracht sterk voor het plan van de regering-Pengel om door middel van talenpractica het Spaans in Suriname te introduceren. (Sommigen beweren met stelligheid dat ik degene was die de heer Pengel zo gek wist te krijgen. Dit is onzin. De heer Pengel was al gek op het Spaans). Helaas is van deze plannen niet veel terecht gekomen. Het Spaans schijnt in Suriname niet aan te kunnen slaan.

In 1984 legde ik tijdens een bezoek aan Suriname de toenmalige minister van Onderwijs Sankatsing een plan voor om over te stappen op het Engels. Daartoe zou elk jaar het aantal lesuren moeten worden opgevoerd vanaf de kleuterschool, met schrapping van minder belangrijk geoordeelde vakken o.m. Nederlandse literatuur. Als het plan zou zijn doorgevoerd zou vandaag de dag bijna het gehele Surinaamse volk het Engels machtig zijn geweest en had men het Nederlands zonder moeite naar het tweede plan kunnen verwijzen. Met de Caricom in het achterhoofd hoop ik, dat de verantwoordelijke autoriteiten dit plan weer in overweging zullen willen nemen.

Grondwet
In mijn Proeve van een Grondwet voor Suriname die ik in 1987 aan de Surinaamse autoriteiten aanbood schreef ik het volgende:

Commentaar. Het zou niet van werkelijkheidszin getuigen indien Suriname zou vasthouden aan het Nederlands als officiële taal. Hiervoor zijn steekhoudende argumenten aan te voeren verband houdende met a) de wijze waarop de Hollander zijn eigen taal ervaart en denkt over anderen die het Nederlands hanteren. b) de positie van Suriname binnen de regio.
ad a) De Hollanders plegen hun eigen taal niet serieus of te serieus te nemen. De Fransen, de Britten, de Italianen, de Duitsers, noem maar op, zij allen doen moeite om anderen hun taal aan te leren middels allerlei instanties in binnen en buitenland zoals Humboldt-stichtingen, Alliance Française etc. Niet zo de Hollanders. Men zal in het buitenland tevergeefs speuren naar instellingen die zich voor de verbreiding van de Nederlandse taal inzetten. En geen enkele Nederlandse regering piekert erover een dergelijk initiatief te financieren, te subsidiëren of te stimuleren. Er bestaan enige instellingen in Nederland die de zuiverheid van het Nederlands in hun vaandel voeren. Maar instellingen die zich voor de verbreiding daarvan over de landsgrenzen heen inzetten bestaan er niet. De Hollander zal een buitenlander steeds in diens eigen taal trachten aan te spreken. Wellicht om te tonen hoe erudiet hij is (hij pleegt te glunderen als hem wordt gezegd hoe geweldig veeltalig hij wel is) of misschien acht hij anderen niet in staat tot een behoorlijke beheersing van het Nederlands. Hij drijft de spot met het Nederlands van de Vlamingen en de Zuid Afrikanen en zal nimmer het Nederlands van de Surinamers als volwaardig ervaren zoals een Brit dat doet met de taal van de Barbadianen of de Spanjool of Portugees dat doen met de taal van n’importe welke Latino dan ook. Een Brit, een Fransman, een Spanjaard of een Portugees, ze vinden het allen volkomen normaal in hun taal te worden toegesproken en staan daar eigenlijk niet eens bij stil. Zij eisen met andere woorden voor zichzelf niet het monopolie op van de taal. De Nederlander reageert echter met: gunst spreekt u ook Nederlands? En je spreekt het of slecht of onzuiver, nooit goed in hun ogen. De nieuwste mode is: je spreekt geen sprekend Nederlands. Jos de Roo die ook Surinaamse boeken recenseert voor Radio Wereldomroep zei eens ‘Don Walther schrijft geen levend Nederlands’. Welke Spanjool zegt ooit van een Mexicaanse of van welke andere schrijver dan ook dat hij geen levend Spaans schrijft? Hij ervaart het als een verrijking van de taal als iemand anders het Spaans afwijkend hanteert. De Nederlander ervaart dat echter als iets verwerpelijks; als iets barbaars. Suriname doet er m.i. goed aan lering te trekken uit de wijze waarop andere landen die in min of meer een gelijksoortige situatie verkeren te werk zijn gegaan bij de keuze van hun taal. Namibië koos voor het Engels niet voor het Zuid-Afrikaans toen het de onafhankelijkheid verwierf. Indonesië ging over op het Bahasa Indonesia en het Engels. Zaïre (Kongo) koos voor het Frans.
Op de Antillen gaat men in toenemende mate over op het Papiamentu. Geen mens die daar in Nederland warm of koud van wordt of werd. Erger nog: men houdt er in Nederland ernstig rekening mee dat het Nederlands als de gemeenschappelijke markt eenmaal een feit zal zijn, zal verdwijnen. Nu al worden talrijke colleges aan Nederlandse universiteiten in het Engels verzorgd en gaan er stemmen op de eis van een behoorlijke hantering van het Nederlands bij naturalisatie maar te laten vervallen. Periodiek worden voorstellen om het gebruik van de Nederlandse taal in de grondwet op te nemen om zeep geholpen in de Tweede Kamer.
ad b) Zowel uit een oogpunt van vergroting van de communicatiemogelijkheden als uit gevoelsoverwegingen zal men nu al in Suriname een beslissing moeten nemen over de officiële taal. Het ligt voor de hand te kiezen voor het Engels. In de eerste plaats omdat die taal de Surinamer beter ligt en daardoor gemakkelijker kan worden aangeleerd, in de tweede plaats doordat men via radio, film en televisie meer contact heeft met het Engels dan met het Spaans of het Portugees.

Slotopmerking

Wijlen Jagernath Lachman placht te zeggen: Ware woorden zijn niet mooi en mooie woorden zijn niet waar. Met mijn beschouwingen zal ik weer tegen vele schenen hebben geschopt en ik reken erop dat de franc tireurs en andere lieden met weinig toegevoegde waarde voor de samenleving, al schietensgereed zijn met hun giftige pijlen en hun braaksel. Ik reken op termen als publiciteitsgeil omdat ik zoveel schrijf. (Als je in het buitenland als hoogleraar weigert te schrijven word je ontslagen. In Suriname schijnt het schrijven als een afkeurenswaardige bezigheid te worden beschouwd. Helaas heb ik mijn buitenlandse veren nog niet kunnen afschudden, vandaar mijn geschrijf.)
Het tweede verwijt dat ik verwacht is: Streven naar erkenning. Gek is dat. Een man die door de Verenigde Naties waardig werd bevonden om in een commissie met mensen als Perez de Cuellar de voormalige secretaris-generaal van die organisatie en andere hoogwaardigheidsbekleders de cultuurschatten van de wereld te inventariseren zou snakken naar erkenning van Tja Dorsie c.s.
Een lieve dame zei eens: ik heb niets te leren van iemand die in de nor heeft gezeten. Daarvoor hulde. Ik doe een beroep op deze francs-tireurs om deze keer met deugdelijke argumenten mijn ongelijk aan te tonen en niet met bakba winkrie-termen. Verwijzingen naar mijn verleden om mijn argumenten te ontkrachten zullen bijvoorbeeld weinig indruk maken. Had ik niet gezeten dan was ik nooit in staat geweest om boeken te schrijven, was ik nooit naar het buitenland vertrokken om daar onschatbare ervaring op te doen (die ik thans tracht over te brengen) en was ik zeker als nummer zeventien op de lijst van meneer Bouterse terechtgekomen.

16 mei 2011

De Surinaamse taalproblematiek (10)

door mr dr W.R.W. Donner

Curatele

Suriname stelde zich, door toetreding tot de Nederlandse taalunie onder curatele van Nederland. Wij gaven daardoor de Nederlanders het recht om ons voor te schrijven hoe wij het Nederlands moeten hanteren. Als een Amerikaan schrijft thru in plaats van through en your honor in plaats van your honour dan zegt de Engelsman be my guest. Als een Surinamer zegt pennestreek en het precies zo schrijft als hij het uitspreekt, krijgt hij een gele kaart van de Hollandse scheidsrechter. (Wellicht vormt dit de reden waarom Surinamers als de dood zijn om te schrijven. Ze zijn bang voor de gele kaarten). Als over een paar jaar de Nederlanders weer met een nieuwe spelling komen en de Surinamer inmiddels gewend is geraakt aan pennenstreek in plaats van pennestreek krijgt hij weer een gele kaart. En zo zullen wij gele kaarten blijven krijgen.
De consequentie is dat wij genoodzaakt zijn steeds een Nederlands woordenboek bij de hand te hebben (of een Hollandse corrector in de buurt). Elk woord, hoe onbelangrijk ook, moet steeds opgezocht en onderzocht worden. Vandaag is het cadeau, morgen is het kado, overmorgen is het weer kado of misschien cado en ga zo maar voort. En wat te denken van de vrouwelijke en mannelijke woorden? Kietelaar, zo’n typisch vrouwelijk ding is mannelijk. (Men leze hiervoor mijn essay getiteld ‘Het Boekenweekgeschenk’,verschenen op de website van de Schrijversgroep 77). Wij hebben geen mogelijkheid om aan te voelen of iets onzijdig, mannelijk of vrouwelijk is. Eigenlijk zouden wij steeds met een woordenboek op zak moeten rondlopen anders worden wij bedolven onder de gele kaarten. Als dit niet verlammend werkt, weet ik het ook niet meer. In het Engels is bijna alles onzijdig. In het Spaans kan men aan de uitgang van een woord zien of het woord mannelijk of vrouwelijk is.

Therapie

Ik heb in het vorenstaande voldoende aangetoond dat naar mijn oordeel, het Nederlands geen zegen is voor Suriname. Nu verwacht men natuurlijk van mij een therapie. Kritiek leveren is immers gemakkelijk. De taalkwestie zit me al meer dan vijftig jaar dwars.
Aanvankelijk zag ik het Neger-Engels als oplossing voor de Surinaamse taalsituatie. Deze taal wordt in Suriname door een ieder verstaan net zoals het Papiamentu op Curaçao. Het is dan ook niet te verwonderen dat ik in mijn studententijd behoorde tot de vaandeldragers van Wie Eegie Sanie. Ook na mijn studententijd toen ik op Curaçao aankwam bevond ik mij in de voorste gelederen van de organisatie. Het kwam echter in 1963 tot een breuk met mr. Eddy Buma toen ik voorstelde het Neger-Engels gevarieerder te maken en meer aanvaardbaar voor de overige etnische groepen door de incorporatie en integratie van Hindoestaanse en Javaanse termen en daartoe voorstelde een commissie in het leven te roepen samengesteld uit creolen, Hindoestanen en Javanen met tot taak zich hiermee te belasten en de leider van Wie Eegie Sanie zich met hand en tand hiertegen verzette. Toen was het voor mij exit Wie Eegie Sanie. (Men zou dit de Indonesische optie kunnen noemen. De Bahasa Indonesia werd ook gevormd door elementen uit de diverse in dat land gesproken talen te integreren binnen die taal).

De Zuid-Afrikaanse optie

Ik vermeldde hierboven dat de Boeren in Zuid-Afrika (nakomelingen van Hollanders) in 1925 de naam van hun taal eenvoudigweg veranderden van Nederlands in Afrikaans om een stop te brengen aan de stroom van gele kaarten die ze steeds van de Hollanders kregen. Als iemand ze daarna zei: “je spreekt slecht Nederlands,” antwoordden zij gewoon. “Ik spreek helemaal geen Nederlands. Ik spreek Afrikaans.”
De variant van het Nederlands die wij in Suriname spreken, zou dan Surinaams genoemd kunnen worden en net als in Zuid-Afrika zijn eigen weg kunnen opgaan. De vraag is natuurlijk of wij het in de huidige wereldconstellatie ver met deze taal zouden schoppen. Ook in Zuid-Afrika wordt het Nederlands als ze het nu Nederlands of Afrikaans noemen langzaam maar zeker weggedrukt. Trouwens, ook in Nederland gaan er steeds meer stemmen op om over te schakelen op het Engels. Op veel universiteiten worden de colleges nu zelfs al verzorgd in het Engels.

[vervolg klik hier]

Elis Juliana – Gratitut na Joceline Clemencia

Joceline a kai
for di palu di bida
manera un mango djuli
ku prikichi a pik.
Danki Joceline
pa tur bo lucha
kontra ignoransia
pa pone nos pueblo
riba pedestal.

30 di mei, 2011

Joceline Clemencia (58) overleden

Op Curaçao is Joceline Clemencia maandagavond op 58-jarige leeftijd overleden. Ze leed al een tijd aan kanker, maar daar waren maar heel weinig mensen van op de hoogte.

Taalwetenschapper Clemencia was een bekend voorvechtster van de erkenning en het gebruik van het Papiaments. Ze was directeur van het Cultural Institute Independence en maakte zich sterk voor de emancipatie en de onafhankelijkheid van Curaçao.

Clemencia wilde vooral de Afro-Curaçaose bevolking bewust maken van haar afkomst en de cultureel-historische waarden van het eiland. Ze gaf lezingen over de geschiedenis van Curaçao en over de geschiedenis van de slavernij, op Curaçao en in het buitenland.

Daarbij benadrukte ze vaak dat in haar ogen de slavernij op Curaçao doorging, nog bijna een eeuw na de officiële afschaffing in 1863.

Clemencia hoopte altijd nog op officiële excuses van de Nederlandse regering voor haar rol in de slavernij.

 

[NOS-bericht]

De Surinaamse taalproblematiek (9)

door mr dr W.R.W. Donner

In de vorige aflevering toonde ik aan, dat het Nederlands ogenblikkelijk na de onafhankelijkheid door alle door Nederland gekoloniseerde landen buiten de deur werd gezet en opperde een mogelijke verklaring hiervoor.

Suriname vormde hierop, zei ik, de enige uitzondering. We waren bereid het Nederlands te omhelzen. Maar, voegde ik daaraan toe, deze beslissing heeft voor ons slechts windeieren opgeleverd. In Nederland worden wij met ons Nederlands nauwelijks serieus genomen en gewoon door Marokkanen en Turken in bijna alle geledingen van de samenleving voorbijgestreefd. Op de universiteiten, bij grote ondernemingen, in de politiek, overal. Ik wees er verder op dat de Antillianen betere schrijvers voortbrengen ondanks het feit dat ze bij voorkeur Papiamentu spreken. Op de HBS mocht ik een boek van Albert Helman niet op mijn lijst plaatsen. Van het boek van Frank Martinus Arrion, Dubbelspel, zijn bijna een miljoen exemplaren gedrukt om van vertalingen in veel andere talen niet eens te spreken. Als je de schrijver zou vragen wat zijn taal is zal hij ogenblikkelijk verklaren: Papiamentu. Het Nederlands is voor hem een tweede taal. Vraag je aan een Surinaamse schrijver wat zijn of haar taal is zal je ogenblikkelijk te horen krijgen: Nederlands. Ik houd mij op de vlakte. Een ieder die mij kent weet dat ik bij voorkeur Neger-Engels spreek.

Neger-Engels

Alvorens het betoog voort te zetten wil ik eerst iets zeggen over de term Neger-Engels. De term wekt in Suriname weerstanden op. God mag weten waarom. De term Surinaams wens ik te reserveren voor het Nederlands dat wij in Suriname spreken. Als wij verstandig worden zullen wij de term Nederlands afschaffen voor het Nederlands dat wij spreken en daarvoor de term Surinaams invoeren. De Boeren in Zuid Afrika, afstammelingen van Hollanders voerden voor de taal die ze daar spraken ook de term Afrikaans in om de voortdurende aanmerkingen dat ze ouderwets Nederlands spraken te pareren. Als een Hollander ze nu zegt dat ze slecht Nederlands spreken zeggen ze: “Man we spreken helemaal geen Nederlands maar Afrikaans. Dat is onze taal en daarmee doen we wat we willen.”Ook de Belgen noemen hun taal Vlaams en geen Nederlands. [Dit is opnieuw een vergissing: Vlamingen spreken van Nederlands – red.]

Verlammend

Het Nederlands werkt verlammend in Suriname zonder dat wij dat in de gaten hebben of durven te beamen. Innerlijk schijnt men een afkeer te hebben van de taal hetgeen blijkt uit het feit dat er zo weinig gelezen wordt. Een cultuurpolitiek gericht op de vergroting van het algemene ontwikkelingspeil van het volk door middel van het geschreven woord, schijnt in Suriname niet mogelijk te zijn, want men leest toch niet. Op de Antillen is cultuurpolitiek gemakkelijker te voeren door het volk in het Papiamentu te benaderen.

Voorsprong

Ook in Suriname heeft de uitsluitende hantering van het Nederlands de betrokkenen geen enkele voorsprong opgeleverd. Hindoestanen en creolen die zich niet schamen voor gebruik van het Sarnami of Neger-Engels en het Nederlands zien als tweede taal, schijnen het maatschappelijk verder te schoppen dan degenen die zich uitsluitend van het Nederlands bedienen. Men neme maar de proef op de som. Men vrage maar aan voormalig vice-president Sardjoe of hij niet liever Sarnami spreekt of aan ex-president Venetiaan of hij niet liever Neger-Engels spreekt.

[wordt vervolgd]

De Surinaamse taalproblematiek (8)

door mr dr W.R.W. Donner

Foutief Engels?

Hoe anders was mijn ervaring toen ik mij op de Engelse tour waagde! Ik vertaalde een van mijn boeken, Politiek betaalt over Jopie Pengel, in het Engels onder titel The Party Leader en toog met het manuscript naar de Frankfurter Buchmesse op zoek naar een uitgever. Daar maakte ik kennis met een Indiër, Lakhani geheten, die in Londen een boekhandel bezat. Hij bracht mij in contact met vertegenwoordigers van The Commonwealth House. Die vonden het interessant genoeg om het op de scholen in Londen, die vooral bezocht werden door West-Indiërs te brengen. Wat het boek interessanter maakte was het feit dat het door iemand was geschreven die niet uit het Engelse taalgebied uit de West Indies kwam.
Lakhani financierde de publicatie. Het boek liep als een trein. Achter elkaar werden stukken uit mijn dikke boeken omgewerkt (titels: Jungle Politics, Life in These Amazing West Indies, Road to Richess) en in verschillende versies (vocabulary range 3000 words, 900 words, 1500 words) uitgegeven voor gebruik op verschillende niveaus van onderwijs op de Londense scholen. Ik kan met de hand op het hart verklaren dat nooit een recensent een woord heeft gezegd over het taalgebruik. Er werd gewoon aangenomen dat het gehanteerde Engels een variant was van het Engels dat in de Caribbean wordt gesproken. Hier zien wij onmiddellijk een verschil in benadering van de taal door de Engelsen en de Hollanders. Voor de Engelsman is elke vorm van het Engels aanvaardbaar en wordt gewoon gezien als een variant van het Engels. Zelfs het Sranantongo wordt gezien als een variant van het Engels. Negro english, neger Engels, het Engels gesproken door negers. Het zou de Engelsman een zorg wezen dat de Amerikaan schrijft: your honor i.p.v. your honour of thru in plaats van through. De Hollander zou ogenblikkelijk uitroepen: fout. Hier ligt vermoedelijk de aversie tegen het Nederlands. Steeds heeft de Hollander iets aan te merken over de wijze waarop je zijn taal hanteert. Het blijft zijn taal en wordt nooit de jouwe.

Foutief Spaans

Vreemd genoeg had ik dezelfde ervaring in Costa Rica toen ik daar met mijn boeken in het Spaans verscheen. Ook de Spanjaard ziet afwijkende schrijfwijzen van het Spaans gewoon als de zoveelste variant van de taal. Er wordt nooit aan iemand gezegd dat hij slecht Spaans spreekt of schrijft. Op de scholen in Costa Rica braken ze slechts hun kop over de vraag of ze te doen hadden met een Cubaanse of een Ecuadoriaanse variant. Toen bleek dat ik Surinamer was werd dat nog mooier, want dan bleek er een Surinaamse variant van het Spaans te bestaan. Niemand piekerde erover om te zeggen dat ze met slecht Spaans te doen hadden. Elke Spanjaard zal u kunnen zeggen dat het Spaans dat in Columbia wordt gesproken het mooiste Spaans is. Niet slecht of goed, maar mooi. En welke Portugees zal aan een Braziliaan zeggen dat hij slecht Portugees spreekt? Daarom laat ik mijn boeken niet vertalen in het Engels of het Spaans (weggegooid geld) maar schrijf ze rechtstreeks in die talen. Ik laat ze ook nooit corrigeren. Elke schrijfwijze van die talen is immers aanvaardbaar zolang wat je zeggen wil maar duidelijk overkomt.

Het Nederlands heeft, om dit deel van het betoog af te sluiten, ons niet ver gebracht en zal ons niet ver brengen. Op de enige plek op aarde waar wij wat aan de Nederlandse taal zouden hebben gehad (Nederland) ziet men ons liever gaan dan komen. Het wordt echt tijd om het roer om te gooien.

[Slot volgt met suggesties voor een therapie – klik hier]

De Surinaamse taalproblematiek (7)

door mr dr W.R.W. Donner

Samenvatting

Laten wij eerst eens recapituleren wat wij tot nu toe gezien hebben alvorens het betoog te vervolgen. Alle voormalige koloniën van Frankrijk, Engeland, Spanje en Portugal besloten na de onafhankelijkheid door te gaan met de taal van hun voormalige meesters.

In het Nederlandse taalgebied was alleen Suriname bereid dit te doen. Dit werd zo vanzelfsprekend geacht dat deze beslissing niet eens in de grondwet werd opgenomen.

Suriname was het eerste land in de wereld dat een algemene leerplicht invoerde met de bedoeling alle Surinamers van welke kleurschakering dan ook te leren lezen en schrijven en hen via die weg om te vormen tot donkerhuidige Hollanders. Deze cultuur cq. taalpolitiek heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

In het voormalige moederland worden de Surinamers (donkerhuidige Hollanders) overal voorbijgestreefd door donkerhuidige Marokkanen waarmede Nederland nooit iets mee te maken heeft gehad.

In het eigen land is het de Hollanders ondanks repressie, niet gelukt de inheemse talen te verdringen. We mochten immers onze eigen talen vaak onder strafbedreiging niet spreken. Ook met aanmoediging (je kon gemakkelijker aan een baan komen als je goed Nederlands sprak), lukte dat niet. Het is gebleken dat de uitsluitende beheersing van de Nederlandse taal geen enkele voorsprong opleverde.

Ondanks een alfabetiseringsbeleid van meer dan honderd jaar moet de Surinaamse mens als semi-analfabeet worden gekenschetst. Elke generatie weet meer dan de vorige, dat wel, maar slechts in de breedte. Bij even doorprikken blijkt de kennis diepgang te ontberen. Ze lezen niet. Mijn vrouw heeft in Rotterdam een jaar lang een boekhandel gehad en wij kwamen steeds op allerlei Surinaamse manifestaties met boeken. Voornamelijk Surinaamse boeken. Ik kan met mijn hand op mijn hart verklaren dat in dat gehele jaar nooit een Surinamer de boekhandel is binnengestapt om een boek te kopen. Op grote manifestaties zoals Kwakoe in Amsterdam gaan de duizenden Surinamers die dat evenement bezoeken rechtstreeks naar de danstenten en eettenten zozeer zelfs dat deze trek van de bekende Surinaamse schrijver Ludwich van Mulier de aanduiding kreeg van dans -en eetcultuur. Elke maand houdt de schrijversgroep 77 een bijeenkomst waarbij talrijke boeken te koop worden aangeboden. Het aantal boeken dat over de toonbank gaat is minimaal. De Hollanders, onze guru’s, geven elkaar steeds boeken cadeau. Deze gewoonte is in Suriname volstrekt onbekend.

Surinamers lezen niet maar schrijven ook niet. Ik verzend elke week zowat tweehonderd essays voornamelijk naar intellectuelen. Er zijn hooguit tien lezers die mij vrij regelmatig terugschrijven met opmerkingen of mij complimenteren. Vreemd genoeg zijn deze brieven bijna alle afkomstig van Hindostaanse landgenoten.

De eindconclusie moet luiden dat het de Nederlanders niet is gelukt via het Nederlands de Surinamers op een hoger niveau van ontwikkeling te krijgen. Hun ontwikkeling eindigt veelal bij het verlaten van de schoolbanken. Dat geldt ook voor academici. En men kan zonder te lezen slechts een korjaal bouwen maar geen vliegtuigmoederschip. En blijkbaar moet het feit dat wij noch van lezen noch van schrijven houden gezocht worden in het Nederlands dat ons werd opgedrongen.

Ouderwets

Ik ga nu over tot een onderzoek van het waarom. Ik beëindigde de beschouwingen in de vorige aflevering met een relaas over de wijze waarop op Curaçao de Nederlandse taal overboord werd gezet, hetgeen was geschied met een enkele pennenstreek zonder poespas, zonder ruzie, zonder geharrewar. Naar aanleiding van dit voorval vroeg ik aan een blanke Curaçaoënaar hoe het toch kwam, dat op Curaçao de witte mensen aan het Papiamentu de voorkeur gaven boven het Nederlands terwijl de elite in Suriname het Nederlands als statussymbool beschouwde (let wel dit was het jaar 1957/1958). In Suriname zei ik, gaf het Nederlands status, zorgde voor afstand met Jan met de pet en hoe meer en hoe beter iemand het Nederlands beheerste hoe meer aanzien hij genoot. Hij antwoordde als volgt: vroeger sprak de elite op Curaçao inderdaad bij voorkeur Nederlands en het volk sprak Papiamentu. Toen kwam de olie omstreeks het eind van de eerste wereldoorlog op Curaçao aan met talrijke Hollanders in haar kielzog. ‘Wat voor raar ouderwets taaltje spreken jullie toch,’ zeiden deze Hollanders. ‘Barsten jullie maar met je Hollands,’ zeiden de Antillianen,‘Als wij Papiamentu spreken kan niemand ons zeggen dat wij ouderwets of raar of foutief spreken.” En zo stapten alle Antillianen over op het Papiamentu. Van hoog tot laag, van spierwit tot gitzwart, van rijk tot arm.

Foutief Nederlands

Ik had volop de gelegenheid om terug te denken aan de woorden van de oude Antilliaan toen ik een jaar of vijftien later het schrijverspad was opgegaan. Ik had kans gezien, dank zij een gedwongen sabbatical die ik van rechter Oosterling had gekregen (waarvoor ik hem zolang ik leef dankbaar zal blijven) een aantal romans geschreven. Ik stapte, in Nederland in 1974 aangekomen, met het manuscript van Maar Meneer de Rechter, naar een uitgeverij in Amsterdam Duwaer geheten. Ze vonden het verhaal wel interessant maar het had teveel taalfouten en was te dik. 400 pagina’s. Ik kreeg een Neerlandica mee om de taal te verbeteren en verder in het boek te schrappen. Alle rechtbankscènes moesten eruit. De kritiek na verschijning van het boek was om van te huilen. Teveel taalfouten. Potjeslatijn. Op dat moment besloot ik het schrijverspad te verlaten. Dank zij Astrid Roemer deed ik dat niet. “Trek je niets aan van het ge o.h.”, zei ze. “Geef het boek in eigen beheer uit in de oorspronkelijke versie.” Ik deed dat. Het kwam ter beoordeling terecht bij de Nederlandse bibliotheekdienst, die boeken beoordeelt voor de circa 1100 bibliotheken die Nederland rijk is. Astrid Roemer verzorgde de recensie en dat leverde mij alvast een order op van 700 exemplaren. De enige dissonant kwam van Jos de Roo die het voor de Wereldomroep recenseerde. “Don Walther schrijft niet levend Nederlands,” verklaarde hij voor de radio. Gelukkig luisteren niet veel mensen naar de Wereldomroep anders was ik weer kopje onder gegaan. Het is sindsdien in het Spaans en het Engels uitgegeven en loopt nog steeds als een trein.

In Suriname aangekomen met mijn boeken was het direct raak. De heer Snijders, hoofdredacteur van de Parbode verklaarde in een recensie, dat mijn boek Swietie Sranang kan mij nog meer vertellen wemelde van de taalfouten en ontraadde de scholieren om het te lezen. Het interesseerde hem helemaal niet of het boek mooi, leerrijk of vlot was geschreven. Bij hem ging het meer om de taalfouten. Nou, denken de Surinamers die het heerlijk vinden als het werk van een landgenoot wordt afgekraakt, dan hoef ik het boek lekker niet te kopen.

[vervolg, klik hier]

 

De Surinaamse taalproblematiek (6)

door mr dr W.R.W. Donner

Nuttige eigenschappen

Grote ondernemingen zoals de KLM laten hun boekhouding via internet in India verzorgen terwijl dat toch eenvoudiger in Suriname had kunnen geschieden, in het Nederlands dan wel. Terwijl de Nederlanders bliksemsgoed weten dat wij prima voetballers voortbrengen (geen enkel volk heeft zoveel talentvolle voetballers voortgebracht per hoofd van de bevolking als het Surinaamse volk) financieren ze voetbalscholen in Zuid Afrika, Nigeria en Ghana. Ze hebben meer landbouwarealen in Kenia in exploitatie dan heel Suriname bij elkaar. Het Nederlands dat wij toch zo koesteren schijnt ons blijkbaar alleen maar windeieren op te leveren.
Vermoedelijk hebben zij verzuimd ons, naast de introductie van het Nederlands, die blijkbaar ten doel had ons om te toveren tot donkere Hollanders, andere nuttige eigenschappen bij te brengen zoals op tijd komen, niet steeds tegenspreken, niet steeds alles beter denken te weten etc.

Schijnbaar geletterd

Surinamers plegen vaak denigrerend te spreken over de Antillianen die slecht Nederlands zouden spreken. Maar wonderlijk genoeg heeft Curaçao belangrijkere schrijvers voortgebracht dan Suriname, in het Nederlands dan wel. Ik noem slechts de namen van Frank Martinus Arion, Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Pierre Lauffer. Op de middelbare school keken de examinatoren verbaasd op, toen ik met de naam van Albert Helman op de proppen kwam voor mijn boekenlijst. Hadden ze nooit van gehoord. Van Cola Debrot wel. Kortgeleden werd een boek van Frank Martinus Arion waardig bevonden om in een oplage van bijna een miljoen exemplaren uitgedeeld te worden.
Ik heb zowel op Curaçao als in Suriname secretaresses gehad. Maar ik kan met mijn hand op mijn hart verklaren dat de Curaçaose secretaresses met kop en schouders uitstaken boven hun Surinaamse collega’s in de beheersing van het Nederlands. Ze spreken het armoedig, maar op papier beheersen ze het beter dan wij.

Kennisniveau

Het zou interessant zijn een onderzoek in te stellen naar de mate van kennis van Curaçaoënaars en Surinamers van dezelfde maatschappelijke klasse. Ik heb de indruk dat die van de Curaçaoënaar hoger ligt omdat de Curaçaoënaar, hoe vreemd dit ook mag klinken, meer leest dan de Surinamer. In het Papiamentu dan wel. Suriname telt vier dagbladen: de Ware Tijd, Dagblad Suriname, Times of Suriname en De West. Op een bevolking van 500 000 zielen is dat gemiddeld 1 dagblad per 125 000 zielen. Curaçao heeft 8 dagbladen op 135 000 inwoners.(Twee Nederlandstalige Amigoe di Curaçao en Algemeen Dagblad en maar liefst zes dagbladen die in het Papiamentu verschijnen namelijk, La Prensa, Vigilante, Nobo, Ultimo Noticia, Bala Korant en Extra. Dat is circa 17 000 inwoners per dagblad.
De Centrale bibliotheek van Curaçao is vijf keer zo groot als onze CCS bibliotheek en wordt door meer mensen bezocht dan CCS. Elke week is er een boekbespreking op de t.v.in het Papiamentu dan wel. In Suriname: never. Daar zit geen mens op te wachten.

Volksschrijvers

In dit verband wijs ik op het instituut van de volksschrijvers. Ik weet niet hoe de toestand nu is, maar in mijn Antilliaanse tijd (1957-1960) had je er talrijke volksschrijvers rondlopen: Willem Kroon, Guillermo Rosario, Elis Juliana om enkele namen te noemen die mij te binnen schieten. Deze mensen maakten gewoon een living van het schrijven van verhalen in het Papiamentu, novela’s geheten, en deze in dunne boekjes aan de man te brengen. Ze werden gretig gelezen door de eenvoudigste mensen. Een gerichte cultuurpolitiek met het doel de algemene ontwikkeling van het volk te vergroten, zou daardoor, naar het mij voorkomt, op de Antillen effectiever zijn dan in Suriname. Men zou slechts de novela’s behoeven te gebruiken als vehikel om kennis over te dragen. Dit zou in Suriname dacht ik, weinig effect sorteren. Ondanks het feit dat Surinamers niet als analfabeten mogen worden beschouwd, schijnen ze toch niet in staat via het geschreven woord met elkaar te communiceren en zijn verder nauwelijks geïnteresseerd in het geschreven woord. Ook hier blijkt dat het Nederlands eigenlijk verlammend werkt op de geestelijke vorming van de Surinaamse mens.
Ook het volgende feit verdient vermelding. Moesje op de Antillen heeft een zoon in Nederland. Ze schrijft de zoon een brief in het Papiamentu precies zoals ze het uitspreekt. Zoonlief begrijpt alles en schrijft terug in het Papiamentu en moesje begrijpt alles. Moesje in Suriname, als ze nou Hindoestaanse is of Javaanse of creoolse, is niet in staat zoonlief in het Hindi, Javaans of Sranantongo te schrijven. Om maar niet van het Nederlands te spreken.
Men neme eens de proef op de som. Stuur eens als schrijver een presentexemplaar van je boek naar de president of een minister in Suriname. Je kunt er donder op zeggen dat je nimmer een bedankbriefje terugkrijgt. Onbeschoftheid of vrees voor het maken van taalfouten? Doe hetzelfde met koningin Beatrix of een minister in Nederland of de Antillen en kijk naar het resultaat. Daar kan ik echt van meepraten. Ik geloof dat hier de schoen wringt. De vrees om te schrijven, uit vrees fouten te maken. Daar zal ik later uitvoerig op terugkomen.

[vervolg klik hier]

De Surinaamse taalproblematiek (5)

door mr dr W.R.W. Donner

Vooruitgang

“Het merkwaardige doet zich nu voor, wanneer ik rondom me kijk naar mensen die het maatschappelijk ver geschopt hebben, dat het uitsluitend gebruik van het Nederlands nauwelijks een voorsprong schijnt te hebben opgeleverd. Er zijn aanmerkelijk meer academici (zover ik kan nagaan) voortgekomen uit de groep die zich voornamelijk van de eigen inheemse taal bediende, dan uit de categorie van de snobs en de zogenaamde nette jongens die bij voorkeur het Nederlands hanteerden. Echt een onderwerp voor een proefschrift. Daarbij ware tevens een vergelijking te maken met de Friezen en een onderzoek in te stellen naar de vraag of de uitsluitend Friessprekenden een achterstand vertonen in het Nederlandse onderwijsstelsel. En wat te denken van de Hindoestanen en Antillianen? De Antillianen spreken bijna uitsluitend Papiamentu maar hebben aanmerkelijk betere schrijvers opgeleverd (in het Nederlands wel te verstaan) dan Surinamers die prat gaan op hun beheersing van het Nederlands. En ook voor de Hindoestanen schijnt het gebruik van het Sarnami nooit een handicap gevormd te hebben voor maatschappelijke vooruitgang.” Tot zover het citaat uit Swietie Sranang.

Maatschappelijke positie in Nederland

Ook in Nederland schijnt beheersing van de Nederlandse taal geen enkele voorsprong te hebben opgeleverd. Meer en meer geven de Nederlanders de voorkeur aan Marokkanen en andere allochtonen waar Nederland toch niets mee te maken heeft gehad. Allerlei visumbepalingen verhinderen dat wij het land binnenkomen. Mijn schoonzoon, een Costaricaan die geen woord Nederlands spreekt of verstaat en zijn hele leven geen spat arbeid heeft verricht, kreeg binnen acht maanden de Nederlandse nationaliteit. De zoon van een bekende Surinamer, die met een Iranese vrouw met de Nederlandse nationaliteit getrouwd was, moest vier jaar vechten om genaturaliseerd te worden. We krijgen geen voorkeursbehandeling en niemand schijnt enige verwantschap te verbinden aan het feit dat wij Nederlands spreken. Onze ministers worden op Schiphol zonder egards behandeld en men ziet ons liever gaan dan komen.

Politiek

De afgelopen jaren zijn de volgende landgenoten met veel misbaar uit het Nederlandse politieke machtscentrum verwijderd: Oedayraisingh Varma, Remak, Kortram (Tweede Kamer), de Faria (wethouder Rotterdam), Buyne en Belliott (wethouders Amsterdam), Bijlhout (staatssecretaris). Vreemd genoeg allemaal vrouwen, die uitsluitend Nederlands spreken. Marokkanen en Turken die nauwelijks Nederlands spreken zijn overal in opmars. Kijk maar: ze hebben al een burgemeester in de tweede grootste stad van Nederland [Rotterdam – red.]. Hadden een staatssecretaris (mevrouw Albayrak, thans waarnemend fractieleider van de PVDA). Hebben in de Tweede Kamer meer dan tien leden tegenover twee Surinaamse. (Er zijn evenveel Marokkanen als Surinamers in Nederland (circa 300.000). Meer dan de helft van de Marokkanen heeft niet eens de Nederlandse nationaliteit dus zijn als kiezers oninteressant, als men hen zou willen aantrekken uit een oogpunt van stemmenwinst. Toch heeft men ze liever in hoge functies in de politiek dan Surinamers. De gemeenteraden wemelen van ze. Daar kan ik als ex-bestuurslid van de VVD en vertegenwoordiger van Rotterdam in de algemene vergadering van deze partij wel van meepraten. Ik had steeds de grootste moeite de partijgenoten te enthousiasmeren voor onze landgenoten. De dag dat de Moslima zullen besluiten hun hoofddoek af te zweren, zullen ze ook de Surinaamse vrouwen verdringen uit de baantjes van het tweede plan zoals winkeljuffrouw.

[vervolg klik hier]

Lezing Saramaccaanse taal

Het Directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling organiseert een lezing en discussieavond over “Ontwikkeling van de Saramakaanse taal”. De lezing zal worden verzorgd door De heer Lienga Randolf, Coördinator van de Stichting Tamundu in Frans Guyana. Hij zal praten over het ontstaan en de ontwikkeling van de Saramakaanse taal. Hij gaat ook in op het alfabet voor de Saramakaanse taal (GDi Saamakatöngö-alifabëti, mi seei sondi).

De adviescommissie taalraad en taalwet ingesteld door de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling zal op deze avond aan de deelnemers vragen voorleggen die informatie moet voortbrengen over de positie die aan de marrontalen moet worden toebedeeld in de taalwet van Suriname. De vragen die onder meer gesteld zullen worden zijn: Wat en hoe denken onze mensen over hun eigen talen? Wat willen de sprekers van onze nationale talen geregeld hebben in een taalwet? Wat denken ze over één of meer officiële talen? Wat denken onze mensen over onderwijs in de eigen talen? Hoe denkt men over het Engels in Suriname en over het Nederlands dat de Surinamers praten? Wat wil men met het Sranan, het Surinaams-Javaans, het Sarnami, het Aukaans, het Saramakaans, de overige Marrontalen en de talen van de Inheemsen? Kortom, wat willen we in onze Surinaamse meertaligheid regelen en vastleggen.

Maandag 23 mei 2011, 19.00- 21.00 uur, Tori Oso (Fred Derbystraat, Paramaribo). Info: 520582

[Mededeling Schrijversgroep ’77]

De Surinaamse taalproblematiek (4)

door mr dr W.R.W.Donner

In de vorige aflevering begon ik mijn uiteenzetting over de Surinaamse taalsituatie met vermelding van de feiten. We zagen, dat de taal van het voormalige moederland (Engeland, Frankrijk, Spanje of Portugal) door vrijwel alle gekoloniseerde volkeren bij hun onafhankelijkheid werd overgenomen en uiteindelijk als onderdeel van het eigen culturele erfgoed werd en wordt beschouwd. In de door Nederland of door Nederlanders gekoloniseerde landen: De Nederlandse Antillen, Guyana, Ceylon, Zuid Afrika, Indonesië, vond dat niet plaats. Ook in Namibië, Rwanda Burundi en Kongo werd het Nederlands (Vlaams, Afrikaans) na de onafhankelijkheid onmiddellijk afgeschaft of naar het tweede plan verwezen. Suriname vormde hierop een grote uitzondering. In onze grondwet van 1987 wordt nergens melding gemaakt van een officiële taal. Men nam automatisch aan dat deze het Nederlands zou zijn.

Officiële taal

In 1876 werd de Algemene leerplichtwet in ons land ingevoerd met daarin de bepaling dat het Nederlands de officiële taal zou zijn. Ik wil aannemen dat daarmede de beste bedoelingen werden nagestreefd. Mogelijke oogmerken waren in de eerste plaats de maatschappelijke voorsprong van de lichtgekleurde bovenlaag teniet te doen. In de tweede plaats de Surinamers om te vormen tot gekleurde Hollanders door hen de Nederlandse cultuur bij te brengen. De leerplicht werd niet ingevoerd op de Antillen en ook niet in Nederland. Daar heerste verzet tegen. De socialisten waren tegen maar ook de Christelijke partijen. Daardoor duurde het vijfentwintig jaar (tot 1901) voordat de voorstanders erin slaagden het wetsontwerp door de Tweede Kamer te krijgen. De Christelijke tegenstanders eisten als tegenprestatie dat de kerken – uitgaande van het beginsel van de soevereiniteit in eigen kring – het recht zouden krijgen hun eigen scholen op te richten geheel gefinancierd door de overheid. Dit recht werd inderdaad in 1917 verankerd in de Nederlandse grondwet en voor ons land van toepassing verklaard. Vandaar de juridische grondslag voor de bijzondere scholen in ons land.
Vermoedelijk vormden wij het eerste land in de wereld met een algemene leerplichtwet. Landen als Frankrijk kwamen veel later (1884), België 1914, Nederland als gezegd 1901. Dat heb ik niet verder onderzocht. Wat mij interesseerde was in hoeverre deze wet die ons verplichtte het Nederlands tot het eigene te maken een zegen werd voor ons. Zijn wij daar wijzer van geworden?

Maatschappelijke positie

Naar mijn oordeel is kennis van het Nederlands nauwelijks van positieve invloed geweest voor de maatschappelijke positie van de Surinamers. In mijn Swietie Sranang kan mij nog meer vertellen maakte ik daarover de volgende opmerking. “Het was in Suriname gebruikelijk in de jaren 1935-1945, dat tegen meisjes altijd en bijna uitsluitend Nederlands werd gesproken. Alleen in de lagere standen kon men moeders of vaders Negerengels tot hun dochters horen spreken. Waarom weet ik ook niet. Bij de jongens kon men twee categorieën onderscheiden. De eerste categorie bestond uit jongens waartegen de ouders altijd Nederlands spraken omdat het chique stond of omdat de ouders het beheersen van de Nederlandse taal nu eenmaal noodzakelijk achtten voor de toekomst van hun zonen. (Als je Negerengels sprak was je vernegerd en dat was zeer afkeurenswaardig). Het was soms wonderlijk om te zien in hoeveel bochten de ouders zich konden wringen om dat tot stand te brengen.
De tweede categorie bestond uit jongens die thuis gewoon in het Negerengels werden aangesproken. Zodoende kreeg je jongens die uitsluitend Nederlands spraken en zich nauwelijks in het Negerengels konden uitdrukken (zo zij dat al probeerden ging dat zeer onbeholpen) hoewel ze de taal natuurlijk prima verstonden en jongens zoals ik, die uitsluitend Negerengels spraken en zich slecht in het Nederlands konden uitdrukken. Ik heb op de middelbare school (in Nederland) nooit hoger dan een zes gescoord voor Nederlandse taal.”

[wordt vervolgd, klik hier]

De Surinaamse taalproblematiek (3)

door mr dr W.R.W. Donner

Belgische gebieden
Ook in de Belgische gebieden van Afrika werd korte metten gemaakt met het Nederlands (Vlaams). Kongo kwam in 1880 in Belgische handen. Dat bleef zo tot 1960. Terwijl in België de Vlamingen en Walen elkaar steeds in de haren zaten en zitten, over het primaat van de taal, is daarvan in de Kongo niets te merken. Daar is Frans gewoon de officiële taal. Dit is ook het geval in Rwanda Burundi. Dit land was een Duitse kolonie tot 1923. Toen kregen de Belgen het in handen tot 1962. Ook daar is Frans de officiële taal.

lees verder…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter