blog | werkgroep caraïbische letteren

Albert Helman – Drie gedichten

Renvooi

Vanwaar wij komen weet ik niet.
Slechts dat ik hier een wijle was, nóg ben,
weet ik van jaar tot jaar steeds beter.

En onbetwistbaar is, dat wat in het ongekende
zijn oorsprong had, in onbekendheid ook
zijn onafwendbare voleinding vindt.

Wanneer en waar of hoe dit zijn zal
is niet erg relevant, want onherroepelijk
komt toch het sluitstuk: onze laatste snik.

Per saldo is het enig-echte vraagpunt:
of wij hier thuis zijn en pas later “uit”
dan wel nog uit en straks eerst eindelijk “thuis”?

O Magna Mater, Sfinx, er is geen antwoord
op dit uw eeuwig raadsel. Wat ik gissend u
ook zeggen mag, gij mompelt slechts “A-ha!”

[Uit Uit en thuis, 1994]

 

 

Al vóór der dingen oerbegin
bestond het Woord, het sprakeloos Woord.
Het had geen slot, het had geen zin,
het was door niemand ooit gehoord.

Toen sprak het Woord zichzelve uit,
werd beeld en schaduw, onontward;
werd echo, harmonie, geluid,
maar vroeg om oor en hoofd en hart.

Het wrochtte eindeloos zich voort,
heeft ruimte en tijd geheel vervuld,
totdat het vlees werd, en het Woord
in ons zich met ons heeft vervuld.

En hoor, de mond sprak, zuchtte, zong.
Wij zijn in wezen anders niet
dan waar ons oer-zijn aan ontsprong:
het Woord, beklonken tot een lied –

tot krijten van de boreling,
tot angstschreeuw van ’t verschrikte kind,
tot diep-versmoorde jubeling
waarmee de knaap het meisje wint,

tot krijgsroep en tot wijze raad
die volken leidt; tot zacht verwijt
der moeders en tot dof “te laat” …
O laatste kreet naar eeuwigheid!

Lang heeft het Woord bij ons gewoond,
het bleef de kroon van ons bestaan.
Maar wie heeft ons zijn zin getoond
of in de klank de ziel verstaan?

De dichter somtijds, – als het Woord
uit al wat stom is tot hem spreekt,
of als hij verre zangen hoort
terwijl zijn tong de spraak ontbreekt.

Zijn vers is woordgeworden vlees:
gebalde geest tot mens verdicht,
die niettemin, emotie-hees,
weer losbreekt, uitzwermt als gedicht.

[Uit Verzamelde gedichten, 1979]

Verzamelde gedichten

 

Erkenning

Ik weet dat ik eens weer hevig verlangen zal
naar deze stilte, het oerbos, de wolkenlucht,
lang gedruis van regens, de naderende val,
de savana, de hitte, het vogel-gerucht…

Maar nu is er gedaver en onrust, zoveel
wat mijn hart verontrust; hoor, tot diep in de nacht
schetteren feesten en radio’s voort, – en ’t krakeel.
Als Heine ben ik hier, thuis, om mijn slaap gebracht…

Zal ik dus straks weer elders naar toe moeten gaan
waar grotere takken, ruimere kaders zijn?
Waar enkele wereldburgers elkaar al verstaan
en men rijke roem oogst met maar ’n klein kwatrijn?

Ik weet dat ik dan weer hevig verlangen zal
naar een vroege ochtend, zo wijd en fris als thans;
naar de morgenzon van straks, en de avondval:
want, och, noch mèt dit land, noch zonder leef ik gans.

[Uit Uit en thuis, 1984]

 

Uit en thuis

on 15.10.2016 at 19:12
Tags: /

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter