blog | werkgroep caraïbische letteren
4
 

Sranan een uitstervende taal?

Sinds de onafhankelijkheid van de Republiek Suriname is het Sranan –na het Nederlands als eerste taal– officieel de tweede taal van het land. Begrijpelijk, omdat ruim 70% van de Surinaamse bevolking Sranan spreekt. Zelfs bij Omu om de hoek kun je met Sranan terecht. Maar de vraag is: hoe lang nog?
Vóór, tijdens en na de onafhankelijkheid is daar bij voortduring over gesteggeld, en de laatste jaren hoor je steeds vaker verkondigen dat wij vanwege ons lidmaatschap van Caricom en vanwege de zich steeds meer opdringende globalisatie zouden moeten overschakelen op het Engels. Alsof dat zo simpel is.

Onze ontwikkelingsgeschiedenis is nu eenmaal zodanig dat het vijfendertig jaar geleden de meest zinnige beslissing was om het Nederlands tot landstaal te maken en het Sranantongo tot tweede taal. Dit impliceerde dat het onderwijs geheel Nederlands bleef, en dat het Nederlands derhalve op de scholen niet alleen moest worden onderwezen maar ook gesproken.

Of er toen over gedacht en gesproken is om ook het Sranan als leervak te introduceren? ‘t Zal best, maar ik weet het niet, feit is dat het niet gebeurt. En dat heeft z’n repercussies. Want net zoals je je auto moet onderhouden opdat die gangbaar blijft, zo moet je je taal onderhouden opdat die spreek- en schrijfbaar blijft. En dát gebeurt nu juist niet, van onderhoud is geen sprake.

Het uitgangspunt was kennelijk dat je het Sranan van huis uit spreekt en (dus) beheerst, maar dat je op school degelijk Nederkands moet leren. Dat van huis uit Sranan spreken gaat al niet meer op, maar het beheersen, daar moet een heel groot vraagteken bij worden geplaatst. Spreken lukt nog wel, maar spellen en schrijven? Als slag in de lucht wil ik de stelling poneren dat 70% van de Surinamers dan wel Sranan spreekt, maar dat maximaal de helft daarvan, dus maximaal 35%, ook zo’n beetje Sranan kan spellen en schrijven.

Hoe kan het ook anders waar elk landskind het moet stellen met zijn of haar huis-, tuin- en keuken-Sranan waar nooit meer iets bijkomt, maar waarvan in de loop der jaren enkel een deel vervliegt. Daarbij is het Sranan (nog) een levende taal en dus bij voortduring aan verandering onderhevig, maar evenmin als scholing bestaat er zoiets als bijscholing.

Kijk naar onze Surinaamse literatuur, wie schrijft er nog in het Sranan? Edgar Cairo wist er nog wel raad mee, maar het werd hem lang niet altijd in dank afgenomen: hij schreef te moeilijk! Maar verder? Michael Slory schrijft bijna alleen nog maar in het Engels, en verder beperken de Surinaamse schrijvers zich tot wat woorden Sranan waar het niet anders kan en verder (Surinaams) Nederlands, that’s it, daarmee moeten wij het doen. Een teken aan de wand.

En behalve de druk van het Engels op het Sranan door de eerder genoemde globalisatie wordt het Sranan ook nog eens gekannibaliseerd door de hier met vacantie komende blaka bakra’s van de tweede en derde generatie, die met hun Bijlmertaaltje denken Sranan te spreken, zoals bijvoorbeeld: “Ik heb angri, ik ga nyangen!”, of “Je maakt me louw!”

Dat verval van het Sranan is ook af te lezen aan bijvoorbeeld door Suripop in de loop der jaren gebrachte liederen en is dagelijks te constateren aan de hand van de Surinaamse liedjes die op radio en TV ten gehore worden gebracht, en waarvan de Sranan tekst dikwijls veel te wensen overlaat, of –wat uit arren moede helaas meer en meer gebeurt– waarvan de tekst half Sranan en half Nederlands is, makkelijk tóch!?

Des te opmerkelijker is het dan ook dat zo’n jaar geleden (reden om het maar weer eens uit de kast te halen) een boek is verschenen De Spelling van het Sranan Hoe en en waarom zo*) van Eddy van der Hilst, dat –zó maar– rimpels veroorzaakt in onze kleine, oh zo rustige taalvijver. Maar wie merkt het op en wie doet er wat mee? Enkel een ‘elit grupu’, maar op school komt het niet, net zo min als in Sipaliwini, of noem maar willekeurig welke buitenplaats op.


De immer ijverige kerken hebben de bijbel in het Sranan vertaald, maar als ze hun leerlingen geen Sranan gaan onderwijzen dan kunnen ze binnenkort maar beter de bijbel in het Nederlands ter beschikking stellen. Ongetwijfeld ís het aantal bijbels in het Sranan al drastisch afgenomen. Kortom, als het Sranan geen verplicht schoolvak wordt, dan is het binnen enkele decennia een wegkwijnende taal.

Dit is nu eens écht een taak voor Lanti, maar let wel: het is dan misschien nog niet 5 voor 12, maar zó ver mogen we het niet laten komen, wij moeten hart hebben voor ons cultureel erfgoed! Het onderwijs in het Sranan als verplicht vak op de lagere scholen, en op z’n minst als keuzevak op de vervolgopleidingen, zal op de agenda moeten worden geplaatst, en de meest gerede partij om dat te doen is De Nationale Assemblée (DNA). Daarom roep ik de media op net zo lang te blijven drammen totdat dit onderwerp op die agenda staat. Redt het Sranan van de ondergang!

———

*) De spelling van het Sranan | Hoe en waarom zo, Paramaribo 2008, ISBN 99914-921-1-9, door de auteur in eigen beheer uitgegeven.

4 comments to “Sranan een uitstervende taal?”

  • Het Sranan “officieel” de tweede taal van het land? Heb ik iets gemist dan? Wanneer en bij welke resolutie?

    En de situatie is dan misschien wel zorgelijk, er verschenen wel nieuwe dichtbundels van Irene Welles-Burke en een heel mooie van John Leefmans!

  • 1) Sorry Michiel, ik was in de stellige overtuiging dat het Sranan officiëel de tweede taal is van Suriname. Daarom heb ik jouw vraag voorgelegd aan Jules Sedney, met zijn bijna 87 jaren nog altijd het historisch geweten van hedendaags Suriname zoals ik hem noem, die mij antwoordde: “Het Sranan heeft nooit een officiële status gehad. Geen eerste en ook geen tweede officiële taal van Suriname.” Duidelkijker kan het niet. Daarom mijn excuus voor de misleiding.

    2) Okay, op poëziegebied het magere resultaat van twee dichtbundels, maar op prozagebied?

  • Het advies om het Sranan als vak op de lagere school te introduceren, is goed bedoeld maar zal op groot maatschappelijk verzet stuiten, zeker ook bij de creoolse (stad)middenklasse. Verder zal het ook bij de andere etnische groepen, vooral bij de hindostanen, op veel weerstand stuiten. Vanuit die groep zal dan geeist worden dat ook het Sarnami Hindi ingevoerd moet worden, zoals de Culturele Unie Suriname (CUS) twee jaren terug bij de herdenking van de Hindostaande immigratie al voorstelde een derde couplet van het volkslied in het Sarnami goed te keuren. Er zijn al enkele tv-zenders die bij de afsluiting het couplet in het Sarnami afdraaien. En als onze Javaanse broeders ook erkenning van het Javaans in het onderwijs eisen, en de Saramaccanse broeders en zusters idem, zal dat ook gehonoreerd moeten worden. En dat zal financieel heel moeilijk gaan; dat is te merken in Zuid-Afrika waar men een aantal binnenlandse talen, naast het Engels en Afrikaans, ook officieel heeft verklaard. De kosten om leerboekjes in al die talen samen te stellen en uit te geven, zijn enorm, terwijl het rendement alleen een in stand houden van een groepstaal is, niet betere studiemogelijkheden. Daarvoor moet je Engels kennen. Dat is dan ook de hoofdreden geweest waarom vele creoolse ouders in de vorige eeuw hun kinderen verplichtten Nederlands te spreken en te lezen, want dat zou hun schoolcarriere positief beinvloeden en hun verdere studie eventueel tot in Nederland beter ondersteunen. En die houding bestaat nog steeds: we leren onze kinderen een taal, niet zozeer uit emotionele en culturele gebondenheid, maar meer met het oog op betere kansen in de schoolloopbaan en verdere studie. En er zijn genoeg voorbeelden waaruit blijkt dat dit gewerkt heeft, dus de volgende generaties gaan daarmee door. Nu merk ik dat vele jonge hindostaanse ouders, vooral de moeders, hun kinderen het Surinaams-Nederlands als moedertaal meegeven en dat die kinderen gaandeweg wel Sarnami leren en verstaan, maar steeds minder spreken, vooral de meisjes, maar ook de jongens. Onderling spreken ze minder Sarnami, meer Nederlands en Sranan. Dit geldt vooral in de verstedelijkte gebieden. Op de plattelanden in Nickerie en Saramacca wordt het Sarnami nog steeds als moedertaal gesproken, maar vanaf de schoolloopbaan begint, komt daar het Nederlands bij en later het Engels. Het Sranan minder. Vandaar dat ik problemen voorzie als het Sranan op de lagere scholen in Saramacca en Nickerie als vak wordt ingevoerd. Ouders zullen hun kinderen liever weghalen van school of op een particuliere school zetten als ze dat kunnen betalen. We zullen met deze realiteit moeten leren leven, vandaar dat het belangrijk is dat de originele vorm van het Sranan (en het Sarnami, het Javaans en Saramaccaans) bewaard wordt en door cultuurdragers gecultiveerd wordt, zodat wie dan ook altijd deze talen kan leren, maar niet dat het koloniale taalopleggingsproces in moderne vorm herhaald wordt door kinderen op de lagere school een taal als vak bij te geven, waarbij het niet duidelijk is wat het nuttige rendement daarvan voor hun verdere schoolloopbaan is. In dat opzicht is de introductie van het Engels veel relevanter, en zelfs die introductie stuit op veel uitvoeringsproblemen en is de geplande invoering in npilotfase het afgelopen schooljaar niet doorgegaan. Tussen haakjes, een onderzoek van een afstuderende cursist van de MO-opleiding Nederlands aan het IOL heeft uitgewezen dat de meerderheid van de Saramaccaanse jongeren eerder het Nederlands als tweede taal leert en wil leren, dan het Sranan. Dus ook vanuit die hoek mag er weerstand verwacht worden.

  • Rappa, bedankt voor je uitvoerig commentaar. Dat mogelijke invoering van het Sranan als leervak op de lagere scholen op verzet zal stuiten is te verwachten (verwachtbaar zegt men in Suriname tegenwoordig) en begrijpelijk, maar daarmee is nog niet gezegd dat het níet zou moeten gebeuren.

    Momenteel is het zo dat het Nederlands de officiële taal is van de Republiek Suriname, zoals bij de onafhankelijkheid 35 jaar geleden is bepaald. Daarnaast wordt door iedereen aangenomen dat circa 70% van de Surinaamse bevolking Sranan spreekt, een gegeven dat ik bij gebrek aan beter maar zal aanhouden.

    Dagelijks ervaren wij dat er aan de taalbeheersing van het Nederlands nog wel het een en ander mankeert, of we het nu hebben over regeringsfunctionarissen, parlementariërs, journalisten, of zeg maar de gemiddelde burger, een 10 voor taal is er niet bij. En onze scholieren zuchten nog altijd om die Nederlandse grammatica onder de knie te krijgen, om te weten wanneer er een ‘d’ of een ‘t’ op het eind staat, etcetera. Om nog maar te zwijgen van het aantal mensen dat niet of onvoldoende van het Nederlands gebruik kan maken.

    Als er dan daarnaast het Sranan is, waarover kennelijk 70% van onze bevolking de beschikking heeft, dan is dat Sranan volgens mij een mooie en welkome parallel-weg naar goede onderlinge communicatie. Maar bij het Sranan doet zich het probleem voor dat het dan wel door 70% van de Surinamers wordt gesproken, maar het wordt nauwelijks meer geschreven en gelezen. Het Sranan is er ooit uitgeslagen, en om het helemaal te bewaren kwam Papa Koenders helaas te laat. In hoeveel gezinnen –zeker in de verstedelijkte gebieden– wordt thuis nog Sranan gesproken? Dat zijn er bitter weinig!

    Dat betekent dus dat de taalbeheersing van het Sranan hard achteruit loopt en dat het uitsterven ervan het voorland is. De vraag is of wij dat mogen toestaan voor een toch nog zo wijd verbreidde en gewortelde taal. Want we praten hier niet over zo maar een groepstaal, nee, toevallig wordt deze taal ook gesproken door Hindostanen, Javanen, Saramaccaners, Aucanen, etcetera. Het Sranan heeft zich bewezen als een waardevol –in Suriname welhaast universeel– communicatie vehikel.

    Om die reden acht ik het ook niet terecht dat er aan ons volkslied een derde couplet –en dan in een beperkte groepstaal als het Sarnami– zou moeten worden toegevoegd, zoals de Culturele Unie Suriname (CUS) twee jaren bij de herdenking van de Hindostaande immigratie heeft geëist. Die eis is enkel op etnische gronden gesteld en die is niet gerechtvaardigd door bijvoorbeeld een grote verspreiding van en draagvlak voor het Sarnami. Hetzelfde geldt voor het Javaans, etcetera. Die eis krabt enkel aan de korst van ons Suriname, waarbinnen heel veel op etnische en religieuze basis volstrekt van elkaar verschillende groepen vooralsnog vredig samenleven.

    Mijn bovenstaand pleidooi is enkel en alleen ingegeven door de treurnis dat zo’n belangrijke en nuttige –om niet te zeggen noodzakelijke– taal als het Sranan teloor zou gaan.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter