blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavernij & verleden, slavernij & heden


door Rolf van der Marck

Wat weet Nederland van slavernij? Wat wil Nederland weten van slavernij? In zijn algemeenheid –het heeft geen enkele zin hier te verbijzonderen– moet het antwoord op beide vragen ‘nee’ zijn. De Nederlander wéét niets en wíl niets weten van slavernij, voor hem is het gezeur, de slavernij is toch al in het midden van de 19e eeuw afgeschaft? Nou, wat zeuren ‘ze’ dan nog? Desondanks ben ik als bakra tien jaar geleden naar Suriname, één van die met een slavernijverleden beladen landen, geëmigreerd en dáár ben ik eerst te weten gekomen welk een enorme invloed de slavernij heeft gehad en nog altijd heeft op ‘de Surinamer’, zwart, wit, geel of bruin en alles er tussenin.

Suriname is eerst twee-en-dertig jaar zelfstandig en bevindt zich dus nog steeds in de postkoloniale periode en dat zal nog wel even duren ook. Een schrikbewind van drie-en-een-halve eeuw, dat autochtone bevolking, geïmporteerde slaven en contractarbeiders steeds letterlijk onder de knoet heeft gehouden schud je niet zo maar even van je af. En omdat Suriname nu eenmaal een wingewest was, moest en zou het profijtelijk zijn en daar draagt het tot op vandaag de sporen van. Wat er nog van de autochtone bevolking over was, werd te lui bevonden om te werken, dus er moesten arbeiders, slaven dus, worden geïmporteerd. Toen de slavernij eenmaal was afgeschaft moesten ‘dus’ opnieuw arbeiders worden binnengehaald, nu op contract, maar erg veel verschilde dat niet van slavernij.

Deze wordingsgeschiedenis van Suriname heeft geresulteerd in de demografische samenstelling van Suriname zoals wij die vandaag de dag kennen, bij benadering te weten Indianen (3%), Creolen (32%) en Marrons (10%), Hindostanen (35%), Chinezen (3%) en Javanen (15%). Naar religie verdeeld is 27,4% Hindu, 25,2% Protestant, 22,8% Katholiek en 19,6% Islam. De officiële voertaal is het Nederlands, daarnaast is Sranan een belangrijke voertaal (±70%) en in mindere mate het Sarnami (±27%). In totaal kent Suriname ruim 20 talen.

Tot midden/eind 19e eeuw was de situatie vrij overzichtelijk, de autochtone Indianen waren nauwelijks meer in tel noch in tal, de bevolking bestond uit een zeer kleine blanke elite en daarbuiten het werkvolk, de tot slaaf gemaakte Afrikanen. Wel kwam al vrij snel binnen die groep Afrikanen een verbijzondering tot stand, namelijk de uit slavernij gevluchte vrije Afrikanen, de Marrons, die zich in het binnenland vestigden. Eerst met de afschaffing van de slavernij werd het gecompliceerd. Enerzijds werden de vrijgegeven slaven verplicht nog tien jaar bij hun meester te blijven werken, anderzijds kwamen de contractarbeiders het land binnen, die aanvankelijk dan wel een vorm van dwangarbeid ondergingen, maar die na afloop van de contractperiode veelal werden gecompenseerd met grondbezit. Vermenging van ras was aanvankelijk nauwelijks aan de orde, ieder trok zich terug op de eigen cultuur.

(Philippos II van Macedonië, vader van Alexander de Grote, aan wie de spreuk ‘divide et impera’, ‘verdeel en heers’, wordt toegeschreven)

Zo is Suriname een etnische smeltkroes geworden zonder smeltpunt, want alhoewel naar mate de tijd voortschreed vermenging van ras al lang geen uitzondering meer vormde, zijn niet alleen de etnische scheidslijnen blijven bestaan, maar worden deze tot op de dag van vandaag gekoesterd. De voor zijn samenhang zoveel geprezen Surinaamse samenleving is in feite niet anders dan een ‘make beleive’ van mensen die zeggen elkaar te respecteren, maar die als het er op aankomt steeds weer terugvallen op de eigen groep, binnen de bestaande etnische scheidslijnen. Dat die scheidslijnen zijn blijven bestaan is in hoge mate te wijten aan het koloniaal bewind, dat steeds met succes een ‘verdeel en heers’ politiek heeft gevoerd om als kleine elite het gepeupel de baas te (kunnen) blijven. Ter illustratie van deze bestaande scheidslijnen moge dienen dat er een paar decennia geleden een beweging is geweest van mensen die grofweg het westelijk deel van Suriname tot een Hindostaanse staat wilde maken, en waarbij het oostelijk deel zou worden toegekend aan de rest van de Surinaamse bevolking. Kortom, Suriname is nooit een natie geworden en heeft ook nooit aan ‘natievorming’ gewerkt. Integendeel, in het voetspoor van de kolonisator heeft het bevrijde Surinaamse volk er nooit werk van gemaakt om de etnische scheidslijnen te slechten.

(no such thing as “wan pipel”)

Dat is het bedrieglijke van die elkaar oh zo respecterende Surinamers, ze houden de schijn op, maar ze vertrouwen elkaar niet. In wezen is het land tot op het bot verdeeld. Dat is waar de slavernij tot op de dag van vandaag nog werkt, nog dagelijks voelbaar is, ook al is die dan bijna anderhalve eeuw geleden afgeschaft. Het is de buitenwereld die zeurt wanneer ze niet wil zien en erkennen dat Suriname nog niet heeft afgerekend met de slavernij.

De hier eerder gepubliceerde beschouwing van Peter Meel over de televisie-serie “De slavernij” vormde de aanleiding om míjn visie te geven op de dagelijkse beleving van de slavernij in Suriname.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter