blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: poëzie

Herinnering aan Holland

[De 14-jarige Afghaanse Sahar blijft vooralsnog in Nederland. Onze medewerker Hendrik Marsman houdt haar de navolgende beschouwing voor.]

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Emmanuel W. Védrine – Pyebwa libète

[Vier Haïtianen hebben een aanklacht ingediend tegen oud-dictator Duvalier. Ze beschuldigen hem van misdaden tegen de menselijkheid, waaronder marteling. De vier zouden tijdens zijn regime gevangen zijn gezet. Duvalier, beter bekend als ‘Baby Doc’, kwam zondag onverwacht terug naar Haïti na een ballingschap van 25 jaar. Hij werd dinsdag opgepakt voor verhoor, maar is nu weer vrij. Volgens zijn advocaat is Baby Doc niet van plan Haïti te verlaten. De oud-dictator is inmiddels wordt verdacht van diefstal, corruptie en verduistering in de periode van zijn bewind, dat is het tijdvak 1971-1986. Haïti is nauwelijks bekomen van de aardbeving van vorig jaar en op dit moment politiek zeer instabiel.]

Palmis, mwen konnen poukisa
Ou fyè konsa
Ou se senbòl libète
Se sa k fè ou toujou nan tire pye
Ak pye kokoye
Palmis, tout lòt pyebwa yo konnen ou
Kòm bwapiwo,
Grennpwonmennen
Ou wè tout bagay
Ou konn tout sa k ap pase.
Mwen renmen parye sou ou
Mwen pa renmen parye sou tonton
Anpil se magouyè
Dyòl bòkyè
Malveyan
Grandan
Gouloupya.
Yo pa t goumen pou libète
Men ou te kanpe dyanm sou tè Desalin ak Tousen
Depi anvan 1804,
Palmis, ou kanpe drèt kou Lakrètapyewo
Ap fikse lesyèl.
Ou kanpe drèt tankou Chalmayperal
Ou fè m sonje
Ewo nou yo
Lè m gade w,
M ta renmen tout Ayisyen
Fyè tankou w,
Lib tankou w
Menm jan ou gen libète ou pami lòt pyebwa yo
M ap parye sou ou
M p ap parye sou tonton
Tonton ka blofe m
Mwen pi fè branch ou yo konfyans
Menm jan zwazo yo fè yo konfyans
Pou pa deniche yo.

[overgenomen van Potomitan; Site de promotion des cultures et des langues créoles/ Annou voyé kreyòl douvan douvan]

Michael Slory – Gods aanwezigheid

Smekend,
naarstig zoekend
naar het onvervulbare.

Het zonlicht
is de klaarte.

Kristallen wonder
voor mijn eigen ogen.

Als mijn stem
nog de mijne is nu.

Kristallen wonder,
het hart van God
is hier
twinkelend
en denderend
hier vóór mij.

.

 

Bea Vianen – Het Boek

Ze lagen lang en zwijgend
te ontcijferen wat de takken
op hun huiden schreven

en ontdekten dat wat er te lezen viel
de dingen vertelden waaruit
ze bestonden

bladzijden eigen vlees
illusies, adem, bewegen,
huizen, bomen, straten

leeggebloed, uitgevloeid
tot zinnen, stilte,
schaduw en zand.

[verschenen in de jaren ’60 in de Vrije Stem]

 

Geoffrey Philp – Erzulie’s Daughter

It began with the usual insults
about her nose and hips,
and the belief that her true-true mother
lived on a coral island protected
by sunken galleys and man-o-wars.

These fantasies,
her therapists said, were drawing her
toward a different future
than her parents had wished for
when they punished her
for not reading the books they’d studied,
and sent her away on Easter egg hunts
dressed in starched, pink dresses, white bonnets,
and blue bows in each braid of her stubborn hair.

And when she began cutting her wrists,
arms, legs, and belly, her parents
agreed with the psychiatrists
to the prescriptions of pills, potions,
and poisons to keep her grounded in this life.

But then, the scabs became scars became scales,
her hair grew wild and untamed,
and a garden of yellows, blues, and reds sprouted
on her arms, legs, and back –
her ears and lips studded with gold –
and almost overnight she changed into something
she had always resembled in her own dreams,
in the mirror of her mother –
something beautiful and fearsome.

Jamaican Geoffrey Philp is the author of a children’s book, Grandpa Sydney’s Anancy Stories; a novel, Benjamin, My Son; a collection of short stories, Uncle Obadiah and the Alien, and five poetry collections, including Exodus and Other Poems, Florida Bound, hurricane center, xango music, and Twelve Poems and A Story for Christmas. Who’s Your Daddy?: And Other Stories was published by Peepal Tree Press in 2009. Geoffrey lives in Miami, Florida.

Read Rethabile Masilo’s interview with Geoffrey at Poéfrika.

Visit Geoffrey’s blog.

[from Peony moon]

Albert Helman – Djoeka

Niets evenaart dit donkere brons
dat glimt van een verzonken zwart:
Nacht openbaart in zon zijn hart
van bergkristal en ravendons.

Gedreven-glimmend ebbehout
tot glansmetaal door wind verhard –
is heel zijn spierentors; verstard
zijn louter lijf van duister goud.

Maar ‘t ogengit dat broedend schouwt
onder de diepe voorhoofdfrons
bergt stalen vlucht in de cocons
van zelfbewustheid, eeuwenoud.

Want al zijn kracht, beducht voor wat
ongrijpbaar hem geheel omvat,
is argwaan, hiëratisch groot,
voor steedse arglist, blanke dood.

[1960; opgenomen in Adyosi/Afscheid, IBS, 1993]

Bea Vianen – de blinden

kan niet,
weerklonk de schreeuw om het gestelpte licht
en langs de wankele grenzen van hun vlees
zochten zij hun oorsprong te heroveren

maar aan dat tasten kwam geen eind
nooit vrij, nooit los zochten zij vergeefs
en dansten het verzet, de walging in hun benen
op de chaotische ritmen van de nacht.

eens waren er gezichten, een lachende optocht
die plotseling verdween met het licht
en niemand die achterbleef
niemand om hun te vertellen dat zij
blinder waren dan ze konden zien.

[verschenen in de jaren ’60 in de Vrije Stem]
.

 

Gedichten over eilanden (II)

Aruba

door Albert Hagenaars

[Vaar naar de vuurtoren is een anthologie met gedichten en volksliederen over álle eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Vandaag aandacht voor Aruba.]

Aruba, qua oppervlakte net iets kleiner dan Walcheren en qua inwoneraantal dan Den Bosch, heeft een bonte en dus boeiende geschiedenis. Zo was Aruba het eerste eiland dat met de Status Aparte een land werd binnen het Koninkrijk der Nederlanden, op 1 januari 1986.

Het imago van de op 30 december 2010 overleden entertainer Roberto Alfonso ‘Bobby’ Farrell, voor het grootste deel van z’n carrière het gezicht van Boney M. (een groep die 150 miljoen platen wist te verkopen) is dankzij de speling van het lot het bekendste van het eiland afkomstige cultuurproduct.
Niet toevallig leverde Aruba, na Curaçao, de meeste gedichten voor het boek. Die zijn van: Nena Bennett, Frida Domacassé, Giselle Ecury, Nydia Ecury, Helena Engelbrecht-Fornara, Henry Habibe, Ireno Ricardo Kock, Clyde Lo-A-Njoe, Quito Nicolaas, Roberto Henriquez en Ramón Todd Dandaré, aangevuld door Juan ‘Padú’ Lampe, bijgenaamd tata di nos cultura, die de tekst voor het volkslied schreef op muziek van Rufo Wever. Het heet ‘Aruba dushi tera’ (wat ‘heerlijk land’ betekent). Omdat het Papiaments de overheersende thuis gesproken taal is (70% tegenover ruim 6% Nederlands) en het onafhankelijkheidsstreven altijd sterk was, moest ook van de Arubaanse bijdragen een aantal vertaald worden, maar liefst 7 stuks. Gelukkig is zowel het origineel als de vertaling opgenomen.

Alle teksten verschenen eerder; sommige in de aan de Benedenwindse eilanden gewijde anthologie De kleur van mijn eiland: Aruba, Bonaire, Curaçao, II (2006), andere in de verzameling De navelstreng van mijn taal – Poesía bibo di Aruba /Levende poëzie van Aruba (1992).

Is ‘eilandgevoel’ het sleutelwoord van de anthologie in z’n geheel, voor Aruba zijn, gezien de frequentie, woorden als heet, zon, wind, zout, steen en zee, die bij de meeste participanten in telkens andere combinaties terugkeren, het belangrijkst. Deze en enkele andere, soortgelijke motieven vormen als het ware het lexicale skelet van Aruba. Samen bieden ze meer dan genoeg om de fantasie te prikkelen en de poëzie in werking te zetten. Die komt dan ook sterk opzetten in het aan Aruba gewijde deel van het boek, sterker dan je op basis van de beperkende omstandigheden zou verwachten. Als we het in andere opzichten aansprekende volkslied buiten beschouwing laten, valt het nog niet mee om zo objectief mogelijk de tekst te kiezen die poëtisch het meest te bieden heeft. Daarom verlaat ik me maar op m’n eigen, uiteraard hoogst subjectieve oordeel en neem ik ‘Paradise lost’ over van Giselle Ecury, dat met weinig omhaal van woorden dusdanig de beschrijving en het lot van een kind van zes mee weet te ontstijgen dat het niet alleen verdrietig en schrijnend genoemd mag worden. Het raakt, met name in de slotstrofe, aan een staat van zijn die veel verontrustender is, die namelijk zelf in het geding is. De vervreemding zet echter al in met het neologisme in ‘palmend groen’, met de originele beeldspraak van ‘in rafels zwaaien’ en ook met de tegenstelling tussen ‘stil’ en ‘zwaaien’:

Paradise lost

buiten stond het palmend groen
stil langs de startbaan
in rafels te zwaaien
toen ik moest gaan
eilandskind

de wind draaide zich
de zee verbleekte
liep kolkend leeg
lucht wolkte vormeloos uiteen
de pop op mijn arm huilde
tranen van steen
warmte hield haar adem in
de zon ging uit
ik verdween
kind van zes

het vliegtuig vloog mij uit elkaar
nergens kwam ik aan
ik ben
alleen
niet van hier
niet meer van daar
ertussenin
ontdaan

De vraag naar de identiteit of het besef van verlies daarvan, raakt in het vacuüm van het vliegtuig dat bij geen enkel land hoort, in een ruimte die zelfs primaire herkenningspunten als lucht en zee verliest, vervlochten met thema’s als emigratie/immigratie, heimwee maar evengoed een onbestemd verlangen, en initiatie.
De eerste en laatste regel van deze strofe zijn subliem. De slotregel bestaat maar uit één woord maar telt voor twee vanwege de dubbele betekenis; ook het voltooid deelwoord van ‘ontdoen’ schemert er toepasselijk doorheen.

Een groter verschil dan met de eveneens bewondering afdwingende slotstrofe van het gedicht ‘Lago Heights’ van Frida Domacassé is haast niet denkbaar. Na elf kwatrijnen van gedetailleerde beschrijvingen van de eigen buurt (zie titel) en de benoeming van de bewoners daar, gezien het gebruik van de verleden tijd deels gebaseerd op herinneringen, sluit Domacassé af met een lofzang van slechts twee regels die echter wel twee keer zo lang zijn. Met de elfde strofe erbij, luidt die:

pronkend strompelend op gouden muiltjes
dansen op cubaans’ muziek
tot we onder een grote klamboe
sliepen van het spelen moe.

vijf stille straten in het maanlicht driehonderd huizen ingedut
tientallen dromen van geluk min lago heights op een voetstuk.

Wat de gedichten van Ecury en Domacassé en zoveel andere dichters in dit boek wel delen is het terugkijken op een geluksperiode die samenvalt met zowel de jeugdjaren als met de kleine ruimte waar die hun beslag in kregen. Een uitstekend voorbeeld levert Nydia Ecury, die haar bijdrage niet voor niets ‘Herinnering’ noemde. Het woord ‘herinnering’ komt er maar liefst zeven keer in voor, in telkens de eerste regel van evenzoveel strofen. Elk daarvan is gevuld met prachtige beelden. Om er slechts twee te kiezen, maar nu in het Papiaments:

Mi ta korda tempu di aña
ku tin alabansa pa Mama Maria
ainda mi boka ta purba
aroma di sensia
i mi ta sinti
kon bas di e orgel
ta lora, ta bini
te boltu
net den mi pechu

Mi ta korda tempu
ku aña t’ei kaba
i Mariachi, mi wela
ta trese foi tienda
ròl di sèn pretu
i bòter di ròm
pa grandasi mei aanochi
dandé
pa kantika bunita
i tor bon deseo

Ecury toont hiermee tevens treffend aan hoe geschikt het Papiaments, mede dankzij de diverse bronnen waaruit de Portugese humuslaag bevloeid wordt, voor poëzie is. In de Nederlandse vertaling van Lucille Haseth en Aart G. Broek luiden de betreffende fragmenten: De tijd van het jaar herinner ik mij / van het Lof voor Moeder Maria / mijn mond proeft nog / de geur van wierook en ik voel nog / hoe de bas van het orgel / komt aangerold tot hij precies / in mijn borst over de kop slaat. // De tijd van het jaar herinner ik mij / wanneer ’t ten einde loopt / en mijn grootmoeder Mariachi / uit haar winkel rollen zwarte centen / en flessen rum meebrengt / om te middernacht / de zangers van dande te bedanken / voor alle mooie liederen en alle goede wensen.

Henry Habibe richt zich in ‘De verbeeldingsdans’ op al die verschillende invloeden. Hier is, in de vertaling van D.M. van Schendel-Labega, het laatste deel van zijn gedicht:

Estreya, Estreya,
geheel in het geel gekleed
waar men zoenoffers brengt:
de troepiaal van onze samenleving.

Portugezen als straatvegers,
baboes als wasvrouwen,
Chinezen als strijkbazen,
San Nicolas als koperblazers.

Mensen en nog eens mensen,
hoeden versierd met zwarte linten,
dat is nou Aruba
dat is nou Aruba.

Zo danst men daar
de verbeeldingsdans,
de verbeeldingsdans.

Niet misschien de beknoptste maar zeker de krachtigste regels vinden we aan het slot van ‘Vlammend Eiland’ van Roberto Henriquez, die nog beter hun werk doen door de geslaagde syntactische verknoping:

en elke dag
van elk jaar
wringt wreed
tot zweet
het vuur mijn land

Het is moeilijk niet nog meer te citeren maar de andere eilanden wachten en die weten weliswaar maar al te goed wat uithoudingsvermogen is maar willen evenmin als Aruba hun geduld te lang laten beproeven.

Alle teksten in Vaar naar de vuurtoren werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments tevens in vertaling, de Engelse om begrijpelijke redenen niet.

Het resultaat is hoe dan ook een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Vaar naar de vuurtoren – gedichten over eilanden. Samenstelling en redactie: Klaas de Groot. Uitgeverij In de Knipscheer. ISBN: 978-9062-656585.€ 18,50

 

Bernardo Ashetu – Rozen

Brengt hij rozen, denk
dan dat ze van mij zijn
gekomen, stroomafwaarts
vanaf ‘t kleine dorp
waar ik hout bewerk
in ‘t oerwoud. Denk
dat ze van mij zijn ge-
komen, doe ze in je mooiste
vaas, zegen mij met je
warme lippen en wacht
ongeduldig tot ‘t ogenblik
waarop ik blakend voor je
deur sta.

Bernardo Ashetu – Iets

Er bleef iets geplakt
in een vervlogen jaar.

Iets als een mammoet
gestorven in sneeuw.

Het diende zich aan
in de lente.

Het bleef
en werd een mozaïek
van schreeuwende kleuren
waar God
nog dagelijks mee speelt.
.

Dyeniya Kofoala 2011

Winsi fa a dondru e bari psa noya nanga ala en krakti
blaka wolku e tapu un son
No lasi ati! Un man tapu a ogri
No frigiti a boskopu fu a Apintidron
Dyonsron wan nyun dei o broko opo
pe a son o piri en tifi agen, yagi ala dungru gwe
Mi e winsi yu nanga yu oso, wan bun Bedaki nanga
Dyeniya Kofoala 2011

Zelfs als de bliksem in alle hevigheid door de lucht flitst
De zon overschaduwd wordt door donkere wolken
Verlies de moed niet! Wij kunnen het tij keren
Vergeet de boodschap van de Apinti drum niet
Spoedig zal een nieuwe dag aanbreken
waarop de zon weer fel zal schijnen en de duisternis verjaagt
Ik wens u en de uwen een goed Bedaki en een gelukkig 2011 toe

Even if the lightning flashes through the sky in its full force
the sun is overshadowed by dark clouds
Do not lose heart !We can turn the tide
Never forget the message of the Apinti drum
A new day soon will dawn
where the sun will shine brightly and dispels the darkness
Wishing you and yours a good Bedaki and a happy 2011

Kabiten André R.M. Pakosie

Mieke de Haan – Fata Morgana

Wat doe je
als de fata morgana
achter heuvels
zichtbaar wordt?

sta je stil?
loop je door?
kus je de aarde?
denk je dan

dat het een valstrik is van God
gooide Hij een stukje hemel
in het zinderende zand
dat bij al teveel dorst en verlangen
verschijnt
en genadeloos verdwijnt?

bij welke stap
vervliegt de hoop
daar te zitten
onder bomen
in de schaduw van de troost?

drogen de tranen dan
voordat ze vallen?

.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter