blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: poëzie

Seven haiku reflections in three languages

 

by Dwight Isebia

 

WAITING TO GO ON
Butterflies, surprised
by storms, wait till they calm down
to resume their flight

BEAUTY AND GREED
The most precious goods
please with beauty, but hurt by
the greed they ignite

AFWIJKENDE RAMP
Als voorspelbaarheid
de norm is, wordt afwijking
ervaren als ramp

CRISIS
Men ervaart crisis
als men twijfelt over wat
men dacht te weten

OPSLAG
Het kunnen opslaan
en doorgeven van kennis
maakte mens van mens

TO BE SENSED
The structure of brain
limits its function to the realm
of the sensible

PENSA PA META
Pa duru ku bo
traha, bo no lo logra
meta sin pensa

Bernardo Ashetu – De brug

Maandag
kwakkelt voort.Vrijdag
vriest het.

Een stalen brug
verrijst en bereikt
de nieuwe maandag
waarin de lente tiert.

[uit de ongepubliceerde bundel Boekanier]

Aldrick Figaroa – E Sombra … Su Mes

Un hende kier bo
Mas di loke bo ta kere
Kizas mas di loke bo ta desea

Un hende ta admirabo
Pa tur loke bo ta
Y ta keda kier bo, dia pa dia mas

Sin estorbo un dia lo bo realiza
Penetrante lo ta su mirada
Seductivo lo ta su palabra
Cariñoso lo ta su lenguahe
Y pa semper bo lo keda su Musa salvahe

Un hende lo keda kier bo
Pa dunabo forza y lealtad
Y asina hasi bo soñonan realidad

E hende ey ta biba den bo
Ta cargabo tur dia
Y nunca mas lo bandonabo

 

 

Bernardo Ashetu – Hersteld

Geheel hersteld van een langdurige
ziekte liep hij over een smalle weg
waar niets op was en niets omheen
was, een weg zonder einde. Hij dacht,
nu schuilt de zon in deze zoete regen
want een parelende regen viel. Hij
dacht eraan dat nu z’n bloed op
was en dat over zijn gebeente be-
driegelijke eeuwen zouden heengaan
en verglijden.

[uit Yanacuna, 1962]

 

Bernardo Ashetu – Hocuspocus

Als sop
vielen wij uit
de toverspreuk…Schuimend zeepsop.
Hulpeloos
was alleen
soldaat Parlevliet
omdat hij nog
wilde luisteren
naar fluitende
vogeltjes in de
golvende zomer.[uit de ongepubliceerde bundel Disso]

 

Michaël Slory – De dichter en zijn beminde

(burlesk à la Pantagruel)

Dichter:
Rivieren van gedichten
heb ik geschreven
bij de mangroven van jouw wimpers
en nog steeds
gaat mijn korjaal voort
al zingend over de golven
en zwenkend
door jouw tropenpracht.

 

Beminde:
Ben je niet bang dichter
te zullen verdrinken
tussen de weidsheid
van de kolken?

 

Dichter:
Of ik word
door liefdeswater
bedolven,
of opgetrokken
naar de wolken!

 

[ongepubliceerd, 19-4-1994/13-4-2010]

antoine de kom – nu de zon

nu de zon

lager staat is ze des
te heter en vrees ik ergens
dat – de jongste
van onze honden at zojuist een duif op.
kleine bruine veren over steen
verspreid. ik heb mezelf gisteren
uitgezwaaid. ik zal morgen
vroeg in de ochtend het land verlaten
op blote voeten.
de honden doen alsof ze slapen.
mijn hangmat is leeg. boven de kust
drijft rood en wit van vogels
door het groen. ik ruik naar hout
wat zurig wel. en verder is er stof
en natuurlijk het gevoel eindelijk
van hier te zijn: bij de cambio waren er
de kleine wisselvingers van een bruid zij
verrichtte handelingen en zei
nog net even iets liefs over pinnen
pin maar en kijk
zei ze staande op schelpzand bij de zee.
vanuit de verte woei een dreunende techno
beat aan. en ik zal zo dadelijk
worden aangesproken dan
zal blijken dat ik niet besta dat familie
voor mij in de plaats is gekomen in
kleren uit een heel andere tijd dan de onze
hun kleur en tongval overvallen me net als
de beat op de wind
die laat in de middag opstak toen
tegen de auto omgevallen lege dozen streelde
terwijl er laos in de zon ligt te drogen
op een betegelde tafel

Gekte, daar draait het om

door Eva de Mulder

Op weg naar Uitkijk passeer je Stichting Educatief Centrum‘De Uitkijk’. Een project ontwikkeld door Jit Narain Baldewsingh. Omdat hij sociaal betrokken is, omdat hij iets wilde betekenen voor kinderen en volwassenen in de buurt. Bibliotheek, cybercafé en op zaterdag film. Hij financiert het project door zijn werkzaamheden als arts. En wie weet ook door de opbrengsten van zijn dichtbundels. Jit Narain over zíjn project en zíjn poëzie.

Verscholen achter de artsenpraktijk van Jit Narain Baldewsingh verrijst een splinternieuw gebouw: Educatief Centrum ‘De Uitkijk’. Jit Narain is de bedenker van het project, en kan niet wachten het te laten zien. Het heeft wat voeten in de aarde om de juiste sleutels te vinden, maar uiteindelijk krijgen we de deur van het slot en wandelen we de bibliotheek binnen. Een goed uitgeruste ruimte met een redelijke hoeveelheid boeken. Allemaal particuliere donaties. Hij vertelt uitgebreid over het idee achter het centrum. “Kinderen én volwassenen zouden zich op een toegankelijke manier meer moeten kunnen ontwikkelen. En hoe kan dat beter dan met een bibliotheek?” Maar omdat in deze tijd van informatievoorziening niet meer zonder computers en internet kan worden gewerkt, heeft hij aangrenzend een computerruimte gebouwd. Je kunt er niet alleen internetten, maar er worden ook lessen gegeven; voor beginners en gevorderden. De apparaten werden aangeschaft met behulp van sponsorgeld. De Sewa-stichting in Den Haag gaf een bedrag van 15.000 euro. De rest financiert hij zelf. Op de bovenverdieping bevindt zich een film- en theaterzaal. Helaas zijn de sleutels hiervan nu even écht onvindbaar. “Maar elke zaterdag worden er films vertoond: overdag voor kinderen, ’s avonds voor volwassenen. De toegang is maar een paar SRD.”

Tot zover het gerealiseerde gedeelte van het project. Jit Narain zit echter vol plannen om het centrum uit te breiden. Een zwembad is in aanbouw en hopelijk klaar vlak voor de schoolvakantie. “Maar door de regen lopen we wat vertraging op.” Aan de linkerkant van het gebouw zijn de vormen van het zwembad al goed zichtbaar.“Verder moet er een muziekschool komen. En een crèche. Tot slot komen er ook logeervoorzieningen voor vrouwen die het minder goed hebben en voor bejaarden. Deze mensen kunnen dan helpen in de crèche of in de bieb. En zo de cirkel weer rond.”

Op 8 april was de onofficiële opening. Scholieren werden uitgenodigd en nu draait het als het ware proef. Later volgt een grootse opening. “Als in ieder geval het zwembad af is. Dan moeten ook bussen gaan rijden, zodat iedereen het centrum makkelijk kan bereiken.”

Toen hij nog in Nederland woonde, was Jit (winnen) Narain (god) al zeer sociaal bewogen en maatschappelijk geëngageerd. Zo was hij actief in de politiek, was hij huiswerkbegeleider en liep hij in de jaren ‘80 samen met duizenden anderen mee in de protestactie tegen de atoombom. Al in de bewogen jaren ‘60 kwam hij naar Nederland. Om te studeren: medicijnen in Leiden. Hij hield zijn Surinaamse paspoort om zo in Nederland de militaire dienst te ontduiken. Hij trouwde, kreeg twee dochters en werkte jaren als huisarts in Den Haag. “Maar Nederland was mijn plek niet. Ik werd onrustig, omdat ik besefte dat wonen op één bepaalde plek niet in mijn aard ligt. En omdat ik me er niet prettig voelde als arts: de houding dat patiënten koning zijn, dat de politie niets deed aan de in de poli bivakkerende drugsverslaafden (‘ja meneer, dat is úw probleem’) en de manier waarop psychiatrische patiënten werden doorverwezen. Nederland is geen goed land voor de zorgsector.” In Suriname leek men hem als arts bovendien meer nodig te hebben, en zijn medische kennis dus beter besteed dan in Nederland. Uiteindelijk leidde dit in 1991 tot de terugkeer naar zijn geboorteland, om er een nieuw bestaan op te bouwen. Hij kocht een stuk grond en stichtte zijn nieuwe poli. Zijn uiteenlopende interesse is gebleven en gelukkig blijft het ook in Suriname niet alleen bij denken.

Een bevlogen man, Jit Narain Baldewsingh. Bevlogen, strijdvaardig en mateloos enthousiast. Niet alleen over Stichting Educatief Centrum ‘De Uitkijk’, ook wanneer hij spreekt over zijn poëzie. Want bovenal is hij dichter. En een productief dichter bovendien. Hij laat zijn bundels zien, draagt voor en legt uit. “Het begon allemaal toen ik op de MAVO zat. Ik keek naar films en neuriede de muziek mee. Op de bestaande muziek bedacht ik nieuwe teksten. Niet bewust, het ging gewoon vanzelf.” Hoewel de Nederlandse taal op deze manier goed tot hem doordrong, werd het besef van zijn eigen taal (Sarnami) steeds sterker.Vanaf dat moment groeide de liefde en begon hij ook in het Sarnami te dichten. Talent zorgde voor de rest. “Talent is een opwelling die continu in je is”, zegt Jit Narain. “En het zorgt ervoor dat je iets kan zeggen, in geschreven woorden gevat. Die woorden brengen een emotie teweeg die uniek moet zijn. Dan is het kunst.” Sommige gedichten bedenkt hij in het Nederlands, anderen in het Sarnami. Deze taal heeft dezelfde woorden als het Hindi, alleen de grammatica verschilt.

Verzen ontstaan in een emotioneel denkproces. Jit Narain máákt gedichten.

Met een glinstering in zijn ogen en een onaangestoken sigaret verkeerd om in zijn mond, vertelt hij over zijn thema’s. “Ik heb geen muze, het leven is mijn inspiratiebron. Daar schrijf ik ook over. Over pubertijd en over mijn voorouders, over maatschappijkritische onderwerpen. Over dichter zijn en bewustzijn. Over de liefde, uiteraard, en over vriendschap. Onbedorven en onbevangen vriendschap, zoals kinderen die kunnen hebben. Zonder de dingen die het leven alleen maar kunnen bederven, zoals erotiek”.

In het Sarnami: Dosti ke cáh (wat vriendschap verlangt).

Wanneer weer
armen over elkaars schouders
zonder de aanraking te beseffen

Een aantal van zijn gedichten is ook in het Engels vertaald. Dat het vertalen van poëzie een kunst op zich is, ervoer Jit Narain met zijn vaste vertaler. Een voorbeeld:

De pen ligt er
het papier is willig
geen tekenen van klank

is vertaald als The pen is there, the paper is willing, no signs of sound. De nuances van de taal gaan soms verloren in de vertaling. Juist deze subtiliteiten zijn bij poëzie onontbeerlijk wil een gedicht je raken. Van de ene moederstaal kan Jit Narain het zelf makkelijk in de andere vertalen. “Omdat zowel het Nederlands als het Sarnami me van nature zijn bijgebracht, is het eenvoudig om het gevoel, de betekenis over te brengen. Zeker als je de componist bent van de tekst. Voor iemand die de woorden niet zelf heeft bedacht, is het idee erachter vaak moeilijk in woorden te vatten. En dat is nou precies de taak van een vertaler.”

Dat een gedicht meer is dan slechts woorden op papier, zegt de rest van het gedicht:

Wat waren ze wel
Bange, suffe, ontevreden
Betekenissen die zich schamen
Dat ze zouden binnentreden
En zich hullen in de spiegels van het blad
Willen ze onuitgesproken
Blijven
Nu kerf ik ze in glas

(Uit: wat vriendschap verlangt, door Jit Narain)

Alleen woorden op papier, blijven slechts woorden op papier. In glas gekerfd, zijn ze onontkoombaar, lijken ze betekenis te krijgen. Pas als je ze uitspreekt, gaan ze leven. “Juist daarom is het van belang dat gedichten hardop en bij voorkeur door de auteur zelf worden uitgesproken en voorgedragen. Klemtonen, accenten, ingelaste pauzes. Stuk voor stuk elementen die bijdragen aan de bewustwording van de tekst en de bedoeling van de ontwerper.” En dat Jit Narain kan voordragen, mag ik aan den lijve ondervinden. Niet alleen uit werken uit het verleden. Ook van zijn nog uit te brengen oeuvre licht hij een tipje van de sluier op.

Het afgelopen jaar heeft hij niet geschreven door de drukte met het opzetten van het Educatief Centrum. Nu hij alleen nog hoeft te adviseren en het verder allemaal ‘vanzelf’ gaat, richt hij zich weer op de poëzie. Het thema voor zijn nieuwe bundel: psychoses, schizofrenie en gekte. “Gekte, daar draait het om. Gespleten persoonlijkheid, het van binnenuit constant veranderen van perspectief.” Volgens Jit Narain roept schizofrenie hetzelfde op bij buitenstaanders. Die buitenstaander moet namelijk meegaan in de gedachte van iemand met een gespleten persoonlijkheid. Jit Narain licht dit toe met een voorbeeld uit zijn eigen praktijk. “Eén van mijn patiënten zette constant de tafels en stoelen in een andere opstelling neer. Wij zouden denken dat zo iemand gek is geworden. Maar de jongen zelf ziet het waarschijnlijk als de creatie van een architectonisch hoogstandje. De tekeningen in zijn hoofd wijzigen steeds, waardoor hij ook zijn opstelling moet bijstellen. Gek? Wij vinden waarschijnlijk van wel. Maar voor hem is het doodnormaal.” Verschil van inzicht leent zich natuurlijk uitermate goed voor poëzie. Hij zegt: “Terwijl het onderwerp vaststaat, denken de woorden magisch mee”.

Jit Narain: nog lang niet uitgedacht.

[uit Parbode, 1 juni 2006]

Jit Narain

door Michiel van Kempen

Met twee voeten in de modder van de rijstvelden, de blik speurend naar het altijd wijkende vaderland in de verte: zo heeft Jit Narain zijn poëzie geschreven. Hij werd geboren op 7 augustus 1948 te Livorno, een plaats niet ver ten zuiden van Paramaribo in Suriname. Hij groeide op binnen een homogeen hindostaanse cultuur en kwam op de lagere school in contact met de `buitenwereld’: andere talen, andere bevolkingsgroepen. Hij maakte de overgang naar de stad, behaalde het middelbare school-diploma en ging naar Nederland om medicijnen te studeren. In 1979 vestigde hij zich als huisarts in Den Haag, om eerst in 1991 weer te repatriëren. Hij beheert nu een polikliniek in het district Saramacca en bouwde achter zijn huis een cultureel centrum.

In zijn jaren in Nederland ontplooide Jit Narain zich als de peetvader van de literatuur in het Sarnami, de taal van de Surinaamse hindostanen, waarin tot aan het einde van de jaren ’70 nooit boekuitgaven waren gerealiseerd. Narain stichtte een collectief van schrijvers, gaf een tijdschrift in het Sarnami uit en schreef samen met de indoloog Theo Damsteegt een leerboek Sarnami. Begin 1978 kwam eerste dichtbundel Dal bhat chatni: Rijst, gele erwten, chutney – het dagelijkse voedsel van de eenvoudige hindostanen. Jit Narain stond tussen hen in, bezong voor hen de eigen geschiedenis in hun `boerentaal’, tilde die taal op tot een literair niveau en toonde met vertalingen van die poëzie en met zijn Nederlandstalige werk in een achttal bundels de buitenwacht het wezen van de hindostaan. `Ik schrijf voor mijn ajá [grootvader van vaderskant] en zijn generatie; ik ben hun verschuldigd hun geschiedenis en hun taal niet weg te laten vagen.’ In zijn laatste poëzie bezint hij zich op het leven als een deelhebben aan de begrensde tijd, een leven dat vuil maakt, maar dat ook kleurrijk is en hoop geeft, soms tegen de wanhoop van het schrijven en de dood in.

Jit Narain

arkáthi se máre kantráki
tohre pe ká gujral, orhni ká ká chipáis

denh pháre khun bujbujáy
i ghát man ná bháwe, u pardesi sujháy
kabbo man karke kabbo dil tút jáy

ham atkal holland men jiw bhatke
ká sikhli tose itihás re

bakrá ke mailá sáth ham baih jáb
talphalát ohí orhni tare nánk dabáy ke

[Vertaling:]

contractarbeiders zo talrijk dankzij de ronselaars
wat is u niet overkomen, hoeveel houdt de sluier niet bedekt

het bloed bruist ‘t lichaam scheurend omhoog
deze oever is niet goed voor mij, de andere voelt vreemd
soms barst ‘t innerlijk soms breekt ‘t hart

als een graat in de keel blijf ik in holland hangen, mijn ziel doolt
wat heb ik door uw geschiedenis geleerd

met het vuil van de hollanders drijf ik weg
spartelend onder die sluier, neus dicht voor de stank

[Vertaling: Jit Narain & Effendi Ketwaru]

Claudett de Bruin – letterlijk hersenspinsel

mijn neef is een nicht
en mijn nicht is een pot
allebei onder vuur
want die tori is hot

diep in de kast
zijn ze niemand tot last
maar nicht wil ook even
op stap met zijn neven
en die pot wil ook eens
naar de schuur.

goede raad is duur
wat is nep en wat is puur.
is het goed wat je doet
is het nodig dat je boet
voor vrolijk, vrolijk
vrolijk zijn.

(N.a.v. de discussie over homorechten in De Nationale Assemblee op 12 juli 2011)

Carry-Ann Tjong-Ayong – Mijn kankantri

Dit was de grootste kankantri die ik ooit heb gezien. Een reus onder de reuzenbomen met een rechte metershoge stam en een brede regelmatig wijdverspreide kruin. De wortels vormden kamertjes en de uitlopers liepen meters ver onder de grond om hier en daar als omgevallen boomstammen weer boven te komen en vervolgens weer te verdwijnen.

Bergershoop, vlak voor Lelydorp. Neficawipa had mijn vader het terrein gedoopt, dat hij in de jaren vijftig aanschafte en dat sindsdien door hem en zijn gezin, later door mijn oudste broer en zijn gezin wordt bewoond en dat nu tevens een crèche is voor vele Surinaamse kindertjes.

Mijn kankantri werd als religieus symbool aanbeden door mensen ver in de omtrek. De tekenen hier van zagen wij dagelijks onder de boom liggen. Bordjes eten, flessen drank, geld. Als kind begrepen wij dit niet ten volle en mijn broers waren enthousiast over de vondst. Tot een oudere neef ons uitlegde wat de betekenis hiervan was. Geheimzinnig vertelde hij van de rituele die ver naar binnen op de Bergershoopweg plaatsvonden. Maar Pa verbood ons er heen te gaan met neef Humbert. die alles durfde en overal “boorde”. Wij waren te jong. acht, negen, tien, elf….. “Niks er van. Ik wil het niet hebben!” waarschuwde hij. We keken elkaar teleurgesteld aan.
Pappy’s wil was wet.

Ik bleef dromen van mijn grote vriend, de kankantri en speelde tussen de wortels. We kerfden onze namen in de stam, verdeelden de kamertjes, verstopten daar onze kostbaarheden. Maakten foto’s en genoten de bescherming van onze reus.

Iedereen die op bezoek kwam keek vol ontzag omhoog. “Zo’n grote boom…..!” Wij waren trots op onze boom. Op veel kindertekeningen is hij te zien. Een boom is meestal vrouwelijk in Suriname. voor mij was het soms een vrouw, soms een man. De Mamabon, de Bigi Masra.

Wij viertjes gingen een paar jaar later naar Nederland op school. Mijn oudste zus zat op de AMS en de andere drie op de Calorschool. De twee oudsten vonden het spannend en verheugden zich op alles wat tieners bezig houdt. Nieuwe vrienden, uitgaan, andere kleren, avonturen. Ik wilde niet, Ik wist zeker dat ik heimwee zou krijgen, net als mijn jongere broer. En dat was ook zo. Het meest miste ik mijn kankantrie.

Jaren later kwam ik terug. Mijn broer werd zestig. Een bigiyari. “Waar is mijn kankantri?! Heb je hem omgekapt!” vroeg ik hem geschrokken. Toen vertelde zijn zoon mij, dat het op een dag vreselijk onweerde en dat de bliksem in de boom sloeg. Zij zagen die als een fakkel branden en weg was hij. Kurkdroog hout brandt fel. Ik huilde om mijn boom. Maar vuur heeft ook iets louterends, bedacht ik, mijzelf troostend. En ik schreef een gedicht.

Mijn Kankantri

mijn kankantri, je brede kruin getooid met nest
waar gieren zwieren rond je bladerdak
het bijennest als een camee onthult je lange hals
en eindeloos lange gestalte die als een reuzin
haar rok ontplooit in forse vouwen waar wij als kinderen
nog vol vertrouwen te rusten lagen

ooit de tatoeages van vijf kindernamen gekerfd
in je stam groeiden gestadig mee
en toen na jaren weer terug in Suriname
wij blij verrast weer in je schaduw toevlucht zochten
waren wij kind weer tussen je verknochte plooienkleed
onder de hete tropenzon

ik weet nog goed die nachten in mijn bed dat ik
het raam uitstaarde naar je silhouet en in gedachten
jou daar roerloos steeds zag wachten
en in de verte hoorde ik weer rituelen en vreemde
zangen uit mystieke kelen en dof geroffel van de oerwouddrum
en in de ochtend lagen aan je voeten soms
porties rijst wat eieren of een fles rum

maar hoe sinister ook die tekens waren
nooit heeft de angst ons blind vertrouwen doen bedaren
jij was voor ons de grote geest die ons beschermde
en dat is altijd zo geweest wij keken naar je uit van verre
zagen tegen je op tot aan de sterren en wisten
dat je er altijd voor ons was

Mijn kankantri, wat was ik diep bedroefd toen ik
na jaren weer terug op mijn vertrouwde grond
je trouwe reuzentorso niet meer vond
en werd verteld: een droge hete dag een donderslag
een bliksemschicht in middaglicht heeft onze reus geveld

mijn trouwe kankantri
net als mijn jeugd ben jij opeens voorbijgegaan
maar altijd in de nacht
is het of ik je nog op wacht zie staan

cat 8/3/2002

Dwight Isebia – Makambalisashón

Palabra bieuw ta hiba
na palabra nobo
Loke promé tabata pika,
despwés por haña gran akoho
E palabra makamba
ya mas no mester wordu mirá
komo palabra insultoso
y pesei awor nos por papia
di proseso di makambalisashón

Makambalisá kier men,
adapta na systema konsiderá
komo apropiado, komun of korekto
sigun systema of kultura di Makamba
Makamba moderno , otro for djesnan
den pasado lew di Afrika,
en general tin un koló kla ku parse blanku,
a nanse of lanta na Hulanda,
tin Hulandés komo promé idioma
y ta sinti su mes hulandés Eropeo
y parti di Hulanda su kultura

Makambalisashon por tin aspekto positivo,
pero mester di paga tinu
ku maske kon makambalisá
bo por kere bo ta,
hende no sa bira makamba
dor di studia makambismo
pero ta prudente si pa siña
kon pa trata ku makamba
ya kun nos pais ta makambalisando

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter