blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: poëzie

Sohrab Sepehri – Een Oase in het Moment

Als je naar me toe komt
ben ik achter het niemandsland.
Achter het niemandsland is een plek.
Achter het niemandsland zijn de pluizen van
de paardenbloemen de aderen van de lucht die
over een uitgebloeide bloem berichten
op de verste struik van de aarde.
In het zand zijn er sporen van paardenhoeven – van tengere ruiters –
die ‘s ochtends naar de top van de papaver reden.
Achter het niemandsland is de parasol van verlangen open:
tot een dorstige bries naar het binnenste van een blad rent.
De bel van regen weerklinkt.
Hier is de mens eenzaam.
En in deze eenzaamheid glijdt de schaduw
van een iep tot in de eeuwigheid.

Als je naar mij toe komt
kom langzaam en zachtjes
anders breekt mijn fragiele, porseleinen eenzaamheid.

[Uit Stegen van Stilte]

Michiel van Kempen – Gedicht

alles is in je ogen
je wezen je troost je mededogen
een leven dat wimpert tegen de dood
geef me één ooghaar van liefde
in jouw bescherming word ik groot

[uit Michiel van Kempen, Wat geen teken is maar leeft, verschijnt deze maand bij uitgeverij In de Knipscheer]

Albert Roessingh/Els Moor – Modern life

 

we zijn geen beelden
maar billen, buiken, tieten
die aandacht vragen

Beeld: Albert Roessingh; haiku: Els Moor

John Leefmans – Elegie

Je kwam “blijven”, maar zat heel de dag,–
terwijl de lome zondag in ‘n luie hangmat lag,–
nabij de Franchipane, en zat, en las;–
het frêle feetje van crême was.
Je zuchtte volwassen dat ‘t er hemels rook,
en ik fluisterde haastig: “Jij ook, jij ook!”
(Mijn zus, luid snuivend, gnuivend, siste:
“begrafenis”, maar dat was toen iets
waar jij en ik niets van wisten.)

“Wat lees je toch?” vroeg bedelman.
“Iets wat jij nooit begrijpen kan.
Klim maar in een boom,” zei edelman.
De geslagen hond droop deemoedig af,
knorrig de verse wonde likkend,
en morde dat hij was afgeblaft.
(“Een graf,” zei mijn zuster, knikkend.)

Was ik toen in een bloem veranderd
aan de Franchipane-boom, de tropenzon
zou op mijn witte blaadjes branden,
en mijn schaduw zou ik nauwkeurig
mikken op het boek, op het blad,
op de plek, die jij onder ogen had.
Onwetend genoot je zo van mijn geur,
(“katafalk”, zei dan de grote zeur),
en stil zou mijn schaduw sluipen, op zoek
naar vingers van onschuld en ‘t maagdelijk boek.

Vallen op aarde in de schemering,
en weer mezelf zijn; en kruiperig
hopen dat jij, voor je naar huis toe ging,
zou vragen waar ik gebleven was
toen jij in de schaduw zat en las?
“In een boom, zoals jij wilde.” (Klagerig.)
“Je ruikt best lekker, wilde.” (Plagerig.)
“Jij ook!” probeer ik zonder te blozen
als ik vergeefs tracht je te kussen.
(“Begrafenis” zei dan weer mijn zus en:
“Geef mij maar jasmijn, of rozen.”)

Sinds ruik ik bij elke begrafenis
jou; ik veronderstel dat onderhand,–
nu Oma Zus gestorven en begraven is
onder ruikers van jasmijn en rozenkransen,–
het boek bevlekt, beduimeld en aan flarden is?
Requiescat in pace.

[ongepubliceerd]

Rutger Kopland – Mens en Schaap

De mensen denken dat wij hier in de verte
een kudde schapen zijn — ze denken maar,

wij zijn niet eens wij, we hebben geen woorden
voor onszelf, we leven nog in de tijd hiervoor,

toen de mens nog schaap was, nog alleen
gras sprak, lucht las, water schreef.

[uit Geduldig gereedschap, 1983]

Achter het gordijn

achter het gordijn

achter mijn gordijn
ben ik soms in diepe rust
diepte van de ziel

haiku: Els Moor

Blauw paar

kom met je blauwheid
mijn witheid snel verblauwen
liefde maakt ons blauw

haiku: Els Moor

Jozef Slagveer: Tranen van een journalist

“Huil niet wanneer de zon schijnt, opdat je de sterren niet ziet.”

Toen men mij vroeg of ik genegen zou zijn een boek te schrijven over het leven van de journalist Jozef Slagveer, realiseerde ik mij terdege, dat het gewoon geen eenvoudige taak is een dergelijk moeilijk onderwerp op boeiende wijze te behandelen. Maar deze beklemming verdween spoedig toen ik overdacht wat ik in zijn dagboek zou kunnen opnemen. Het was of er in mijn geest een luikje openging, waaruit een stroom van herinneringen te voorschijn kwam. Het geeft het verhaal van een dichterschrijver-journalist, dat te snel – of misschien te laat opgroeide, de beschrijving van een leven dat veel tragedie bevatte, niet alleen voor hem – maar ook voor velen die hem dierbaar waren. Ik heb het niet gemakkelijk gevonden de deuren van het verleden te openen en dingen te vertellen die de meeste mensen zelfs aan vrienden niet zouden willen openbaren, of schrijven, om door vreemden te worden gelezen.

Waarom schrijf ik deze korte biografie. Er zijn verschillende redenen. Om te beginnen geloof ik dat het schrijven mij zal helpen mezelf klaarheid te verschaffen aangaande mijn houding tot de wereld om mij heen. Ik geloof dat het ertoe zal bijdragen mijn rechtschapenheid in eigen ogen te herstellen. Maar ook dat het anderen zal helpen. En dit rechtvaardigt naar ik meen, het openen van de deuren van een verleden, dat mij, die het doorleeft heeft, soms – wanneer ik er op terugzie, volkomen ongelooflijk onbestaanbaar voorkomt.

Ik heb lang nagedacht over de manier hoe het levensverhaal van de journalist Jozef Slagveer te beginnen. Ik zou kunnen aanvangen op het ogenblik van hilariteit, toen hij in 1968 debuut maakte met zijn novelle De verpletterde droomIk zou dan ook kunnen beginnen op het afschuwelijke moment, toen hij voor een open venster stond met tijden van verschrikking en vernedering. Misschien is de juiste manier om het te vertellen zoals het gebeurde. Jozef heeft nooit zijn eigen leven geleefd; het werd bepaald voor hij geboren was.

Zijn ouders waren hopeloos verzot op de kerk. Zijn moeder die positieve denkbeelden had over invloeden voor de geboorte, bracht zoveel tijd in de kerk door als ze maar kon. Ze wenste dat Jozef naar het klooster ging – en omdat zij het heilig beeld van Sint Jozef in de kerk tot vereren toe bewonderde, werd hij naar hem genoemd toen hij eindelijk op 25 januari 1940 ter wereld kwam: Jozef Hubertus Maria. Zijn vader had hem een andere toekomst bedacht. Zijn droom was hem als een grote dichter-schrijver te zien. Jozef heeft vaak getracht de oorsprong van de sterke liefde van zijn ouders voor de dichtkunst op te sporen. Misschien was dat het gevolg van onvervulde dromen, waarvan hij als kind nooit iets geweten heeft. Zijn vader, een man met een sterke wil en toch een gemoedsmens, voelde dat schrijvers degenen zijn met werkelijk talent. Hoe dan ook, zover als mijn herinnering teruggaat was de dichtkunst zijn leven.

Wat Jozef in zijn kinderjaren het meest voor voelde was angst en eenzaamheid. Hij was bang zijn ouders te ontstemmen. Hoewel ze veeleisend waren en veel van hem hielden. Hun toewijding aan zijn loopbaan was voor hen steeds de wonderpoort. Zijn gevoel van eenzaamheid was moeilijk te verklaren. Hij was eenzaam, waarom wist hij niet. Hij voelde zich altijd ontoereikend, en hield nooit van de jongen die hij was. Op de Sint Antonius-school te Mary’s Hope, een basisschool, die hij in zijn jeugdjaren bezocht, werd hij altijd Hubert genoemd. In zijn geboorteplaats Totness, stond hij bekend als Hubertus. Als ik in de tijd terug kijk, weet ik dat hij reeds op zijn vijftiende kon dichten. Het eerste gedicht in zijn jonge jaren was:

Totness

hier ben ik geboren
tussen de erebogen
van de kokospalmen
uit de schoot
van een negerin
hier klonken
de eerste vreugde‑
kreten van mijn vader
en de vroedvrouw
terwijl mijn huilen
moeders hijgen
eenzaam begeleidde
hier wil ik sterven
met erebogen
van kokospalmen
dit is mijn land
mijn eigen land
niemand die me
dit ontnemen kan

Jozef heeft een grote liefde gehad voor Totness. Na de basisschool vertrok hij naar Paramaribo om de Mulo-school te bezoeken. Op de Sint Paulusschool had Jozef nog de dromen van zijn moeder om het priesterambt te bekleden. Na zijn middelbare school (AMS) vertrok hij naar Nederland, met de bedoeling het kloosterleven in te gaan. Maar in Nederland ontdekte hij al gauw dat het niet zijn roeping was. Voor Jozef was het dan ontzettend moeilijk zich zelf te ontvluchten. Hij liet zich toen inschrijven op de Academie en Werkcentrum voor Expressie en ontving een journalistenopleiding aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Na zijn opleiding in de journalistiek ging hij werken bij verschillende dag- en weekbladen en hij debuteerde als dichter in 1959 in de dichtershoek van het Algemeen Handelsblad in Nederland. Ook studeerde hij M.O.-Nederlands en schreef schetsen voor het dagblad Trouw. Hij was tevens hoofdredacteur van Djogo, orgaan van het Surinaams Verbond.

Jozef Slagveer keerde in 1967 terug naar Suriname en werkte op de Hoofdafdeling Pers- en Voorlichting van het ministerie van Onderwijs. Tijdens zijn loopbaan als pers- en voorlichtingsman aan dit ministerie, is hij zich gaan wijden aan het theaterleven. In de jaren 1967 en 1969 schreef hij verschillende toneelstukken die hij heeft laten opvoeren. Enkele van zijn stukken werden in zijn geboortedistrict opgevoerd.

Zijn trots verzette zich er tegen ooit zijn gevoelens te laten blijken. Hij leerde zijn angst en afkeer maskeren met voorgewende onverschilligheid en een manier van doen als sprak eigenlijk alles vanzelf. Hij zocht het avontuur nimmer, maar was er zich van bewust, dat het altijd op de loer lag om hem te overrompelen. De meest alledaagse dingen eindigden bij hem dikwijls in hevige gebeurtenissen. Hij werd voorzichtig en trachtte vooraf te peilen of er in een bepaalde daad mogelijkheden voor emotionele belevenissen verborgen zaten. Het had echter geen zin dit te doen, want op de een of andere manier wist het avontuur hem toch weer te vangen. Zijn vader was opgetogen en zijn moeder bezorgd, hij zelf in het begin gealarmeerd, later berustend. Zo kreeg hij de roep nergens voor terug te deinzen, hoewel hij in werkelijkheid gevecht op gevecht met zichzelf moest leveren om de situatie de baas te blijven.

Eerste persbureau in Suriname
Na zijn ontslag als Pers- en Voorlichtingsman aan het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, begon hij met een nieuwsagentschap. Het was het eerste Algemeen Persbureau in Suriname. Het persbureau Informa werd in 1971 een feit. Het was de eerste keer in zijn leven, dat hij bewust toegaf aan iets, waarvan hij vooraf wist, dat het loerende avontuur een kans zou krijgen. Aan de Heerenstraat waar hij met zijn persbureau begon, publiceerde hij het Informa-bulletin en het weekblad Aktueel. Daarnaast verzorgde hij een informatief radioprogramma, onder dezelfde naam van het weekblad Aktueel.  [Aanvulling redactie CU: na de militaire coup van 1980 werd Slagveer perswoordvoerder voor de militairen. Hij werd door hen vermoord bij de decembermoorden van 1982.]

De beste journalist in Suriname
Jozef was een van de beste journalisten in Suriname. Hij was een journalist met een open blik. Hij was altijd als eerste bij het nieuws. Jozef heeft tijdens de regeerperiode van NPK-2, waar Henck Arron de leiding had, een financieel schandaal aan de grote klok gehangen. Willy Soemita, toen minister van Landbouw, belandde in de gevangenis. Het Soemita-dossier Smeergelden affaire die de journalist Jozef Slagveer publiceerde, viel als een slag bij de toenmalige NPK-regering. Jozef was radicaal en schreef de dingen zoals ze zijn. Hij werd daardoor niet overal met een glimlach ontvangen. Hij ging vaak uit op de achtergrond van het nieuws en wist zich nooit uit het veld te slaan.

Zijn publicaties
Jozefs eerste gedichtenbundel was een ode aan zijn geboorte district Coronie. Kosoe dron verscheen in 1969. Hierna verschenen de volgende publicaties:
De verpletterde droom
Sibi busi
Cocaïne doodt Paramaribo
Een vrouw zoals ik
De nacht van de revolutie enz.

8 december 1982
Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Suriname. Jozef die het toenmalige militairbewind kompleet ondersteunde, werd samen met 14 andere burgers op barbaarse wijze vermoord door de militaire machthebbers. Zijn dood is een schok geweest voor de journalistiek in Suriname, niet alleen maar ook voor de Coronianen. Na zijn dood, was de persvrijheid in Suriname opgehouden te bestaan, en werd pas in 1991 tijdelijk hersteld. Suriname heeft na de dood van deze bekende journalist nooit meer een persbureau gehad. Ook de jurist Riedewald, en Gonçalves, districtsgenoten, werden gerekend tot de slachtoffers van de decembermoorden.

[van Coronianen in beeld, website Coronie]

De aanraking

mijn felblauwe hand
op jouw rood-oranje rug
kleurrijke liefde

haiku: Els Moor

John Leefmans – Tango

Wie het sacrament wil eren,
ontheilige het niet met proberen
het na te spelen, na te zingen, na te dansen.

Als ‘t christendom, zonder veel kansen
ontstaan tussen gangsters en hun wilde bruiden,
en eenvoudige havenluiden.

Totdat deze kerk van de havenstegen
haar lage afkomst oversteeg en overwon
haar eigen martelaar kreeg,
haar zingende pausen in clubs en in zalen,
en alom de dansende kardinalen,
en bisschoppen op de bandoneon.

En op zondag in de zinkende zon,
klinkt in de parken alom,
na Mozart, Mascagni en een enkele milonga,
het Caminito als een canon
en teken om heen te gaan,
hand in hand op te staan
en zacht mee te zingen op de maat,
van klaver en schaduw langs het paadje,
een vriend die,- zoals ik,- verdwijnen gaat.

Wie zichzelve acht, zal dit sacrament
niet ontheiligen met een loos experiment;
hij geeft gesticht een hand; richt zich op; staat.

Lied van de heimwee

Heimwee heb ik naar jou,
land van mijn geboorte.
Als ik hier toch sterf,
begraaf mij op een berg,
opdat niet de aarde mijn lichaam
naar het duistere graf verbant.
Op een berg van grote hoogte
om te zien of ik vandaar
het land van mijn geboorte ontwaar.

(Lied uit een Spaanse liederenbundel. In: programmaboekje van Hoofden van de Oayapok! van theatergezelschap De Nieuw Amsterdam – DNA)

Jeffrey Quartier – Hor’ pasensi (Hori Blo)

Manten doro, neti p’sa
Mi no man’ syi fa yu ay ben lon watra
Mi no wan’ yere f’ yu sten tak’ un’ lobi k’ba
Ma m’ e luku a manten son
San e prani nyun hopu ini un’ gron
Fu betre misrefi, fu aksi pardon
Refrein:          
Hor’ pasensi, hori blo
Tan na mi sey fu un lobi kan gro
Yu na a winti ondro mi frey
Te mi wan moro luktusey
Yu na mi bro
Hor’ pasensi, hori blo
Yu na fu mi, mi na fu yu
Ma lobi na watra san soles’ o trubu
Un’ mu’ sabi pen fu warderi lafu
En yu ay, en yu ay m’ e syi
Ondro yu atibron fa yu e lobi mi
Mi e syi alla bun sorgu yu habi fu gi
Refrein: 1x
Bride:
U’ m’ syi a bun in’ den fowtu san un’ meki
Fu dipi a krakti fu un lobi
Mi sab’ tak’ un mus’ tan makandra
A libi dis’ n’ e pramis’ tamara
Lobi de fu wi
Refrein: 1x
Yu na a winti ondro mi frey
Te mi wan moro luktusey
Yu na mi bro
Hor’ pasensi, hori blo
 
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter