blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: poëzie

Leonard Nolens – Dankwoord bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren

Goedemiddag Majesteit,

Goedemiddag beste familie en vrienden, geacht publiek,
Lang geleden, een bliksemflits, maar lang geleden hebben mensen spelenderwijs en streng hun best gedaan om mij te leren spreken, en als ik aandachtig luister doen zij dat nog steeds. Ik vond het als kind blijkbaar de moeite waard hun woorden in de mond te nemen en zo verstaanbaar mogelijk aan hen terug te geven. Ik kreeg woorden en hele zinnen cadeau, en door mijn al dan niet aangeboren verlangen om te leren spreken schonk ik die woorden en zinnen terug. Dat is, als ik daar even bij stilsta, als ik daar een leven lang bij stilsta, een wonderlijke handeling, want zo bekeken is ieder woord formeel een dankwoord.

Danken is overigens etymologisch afgeleid van denken. Er vindt in alle spreken spontaan of bewust en gewild of ongewild een dankzegging plaats.

 

     Wie meent hier het fluweel te horen van een poëtische tong, is te kwader trouw. Een dichter bijvoorbeeld dankt al schrijvend impliciet of expliciet de anderen door wie en van wie hijzelf en zijn taal zijn gemaakt. Hij componeert zijn werk onder de koepel van wie hem zijn voorgegaan, ook al keert hij zich tegen die lange traditie. Wat hij ook doet, want schrijven is doen, is net zo fysiek als daadwerkelijk handelen, wat hij ook doet, in geen enkel geval ontsnapt hij aan de mond en de beet, de hand en de greep van wie hem leerden spreken en schrijven.
Wie spreekt neemt automatisch een ander in de mond. Een ander houdt mijn hand vast nu ik dit schrijf.
     Wie spreekt en schrijft is altijd aan het danken, en vaak dus, nogmaals, tegen wil en dank. Want danken is moeilijk. Je vraagt niet om cadeaus en je verwacht ze niet meteen, tenzij die cadeaus je eigen gedichten zijn. En vaak ben je bang, ten onrechte trouwens,, al dankend de trots van je persoonlijke verdienste te verliezen. En altijd ben je bang al dankend iets of iemand over te slaan.
     Danken is moeilijk. Een eerbetuiging is een geschenk dat verplichtingen schept, en soms is een cadeau een vergiftigde gift. Paul Valéry gaat nog verder en zegt: “Chaque louange est une gifle à l’orgueil.” Ik vertaal: “Elke lofzang is een oorvijg voor de hoogmoed.”
     Danken is moeilijk. Danken is een kunst. Je weet niet bij wie of bij wat te beginnen, zelfs je sterfbed kan een dankbetuiging zijn. Is danken dan een uiting van beschaving? Ik weet het nog zo niet. Ook een hond begint te kwispelstaarten of sonoor te blaffen als je zijn doos met brokken uit de kast neemt. En soms bezit een trotse boer geen talent voor dankbaarheid en is hij jaloers op het paard dat zijn kar trekt.
     Danken is moeilijk. Voor wie er zich toe zet is gauw het einde zoek. Aan wie en wat is een dichter schatplichtig? Op die vraag is heel zijn werk een antwoord, evident of cryptisch, maar een antwoord. En dat antwoord vindt ook deels zijn oorsprong in een hoogstpersoonlijke mythe die zich traag een weg moet banen in de taal van iedereen. Met die mythe doel ik op het van huis uit meegekregen melodische en ritmische verhaal, een latente muziek. Dat klinkt mysterieus. Dat is ook mysterieus, want die muziek is de specifieke gave, de singuliere gift, het gekregen gegeven van een lichaam dat ouder is dan ons bewustzijn en waarmee u en ik het moeten doen. Die muziek is wat Baudelaire noemt ‘l’expérience innée’,
de ingeschapen, aangeboren ervaring. Wij komen nu eenmaal ter wereld met een bepaalde genetische set. Die set is deels de bril waardoor wij de wereld bekijken. Mijn ogen en oren zijn immers ouder dan mijn grootvader. Die aangeboren ervaring moet uit haar verborgenheid treden als wij willen worden wat wij zijn.
     Danken is moeilijk. Danken is een kunst. Maar hier nu word ik hopelijk liefdevol onderworpen aan de regels van de republiek der letteren, aan de wetten van het hof, aan de hoffelijkheid en de plezierige plicht van een vandaag wel heel concreet geworden dankwoord. Normaal gezien zit ik op vrijdag 30 november 2012 ’s middags alleen in een kamer en regisseer ik zelf de boel. Ik ben het al meer dan veertig jaar gewend nauwlettend mijn eigen protocol te volgen. Een kunstenaar is dag en nacht de ceremoniemeester van zijn eigen banaliteiten en plechtigheden. Hij beseft al jong dat als hij zichzelf en de mensen iets te bieden wil hebben, hij dagelijks de mensen moet verlaten. Hij zondert zich dagelijks van de mensen af om iets te maken en zodoende zijn plaats te vinden onder die zelfde mensen. Hij geeft de woorden, de muziek en de beelden die hij van u heeft gekregen, op zijn manier aan u terug. Hij maakt van u zichzelf en geeft zich terug aan u. De dank die u, leden van de jury en bij uitbreiding u die hier vandaag in deze zaal aanwezig bent, de dank die u mij zegt, zeg ik u terug. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om uitdrukkelijk ook mijn dank te betuigen aan het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren. En in mijn dankzegging wil ik hier ook mijn uitgever Querido betrekken die al meer dan vijfentwintig jaar mijn werk voortreffelijk behartigt.
     Danken is moeilijk omdat het zich richt tot u allen. En, nogmaals, als u dat danken beschouwt als de praat van een fluwelen tong, verdenk ik u opnieuw van kwade trouw. De nep en het inzicht, de sneer en de kus, de shit en de schoonheid, ik heb het allemaal van u gekregen, zelfs dit lijf en zijn Nederlands heb ik van u gekregen,  ik geef het u allemaal anders terug in mijn werk.
     Dat heet dan dank voor dank. Dat heeft, voor mij althans, iets feestelijks. Het feest is ook de titel van een reeks gedichten die ik meer dan een kwarteeuw geleden heb geschreven. Ik lees u het eerste, het telt maar acht verzen, de flessen en glazen staan klaar.
 
                                          
Het feest
Laten we drinken omdat er niets te vieren valt
Dan dat we bleven leven om mekaar te bezoeken.
Het is een feest dat jij vandaag niet bent gestorven.
Het is een feest dat hij geen degelijke wortels had
Maar benen om te komen naar mijn huis van ons.
Het is een feest dat zij haar eenzaamheid kan geven
Aan het muzikale oor dat deze kamer is geworden.
Laten we drinken zonder andere reden dan wij.

Leonard Nolens – De dichter tegen zichzelf

Toe maar, probeer het maar, kleed mij maar uit

Tot op het bot, ik blijf de laatste snit
Van je pak, de uitgeslapen rechthoek
Van je bed, je handigste vorm van hoop.

En jij, jij bent toch maar een glimp
Van mij, ach jij, mijn kettingrokende schaduw
Tussen twee treinen, mijn kreunende schim

Met koffers, jij, mijn hinkend spook
Dat weg zal spoelen in de trage draaideur
Van een afgedankt station.

Toe maar, probeer het maar, vergeet me maar,
Mijn vriend, mijn volmondig afwezige slaaf
Ik ben je zweep, jij bloedt mijn uren uit.
Ik ben je werk en jij bent mijn bediende.

Uit: Laat alle deuren op een kier. Verzamelde gedichten
Querido, Amsterdam, 2004
The poet to himself
 
Go on, just you try, unclothe me
To the bone, I’ll remain the final cut
Of your suit, the rested rectangle
Of your bed, your handiest form of hope.

And you, you’re nothing but a glimpse
Of me, oh you, my chain-smoking shadow
Between two trains, my moaning phantom

With suitcases, you, my hobbling ghost
Who will wash away through the slow revolving door
Of a derelict station.

Go on, just you try, forget me,
My friend, my frank absent slave.
I am your whip, you bleed from my hours.
I am your work and you are my servant.

Vertaling: Scott Rollins.
Morgen, vrijdag 30 november 2012 ontvangt Leonard Nolens uit handen van H.M. Koningin Beatrix de hoogste literaire onderscheiding binnen de Nederlandse taal, de Prijs der Nederlandse Letteren. Vertaler Scott Rollins is te gast bij de Werkgroep Caraïbische Letteren volgende week donderdag 6 december bij de Sinterklaasviering in literair theater Perdu in Amsterdam.

Charles Corsen – Maanziek

Ik heb een spaarpot
waar bij avond
de maan in gaat,
met open mond. –
En later loop
ik op straat te dansen:
ik geloof (en hoop)
dat niemand weet
van wie ik de blik krijg.

[Uit: De Stoep, serie 2, nr. 10, sept. 1948, p. 25. Gecit. naar Charles Corsen, Verzamelde gedichten (1948-1961). Bijeengebr. en van bibliogr. gegevens voorzien door Daphne M. van Schendel-Labega. Rotterdam: Flamboyant, 1977, p. 9. Ook in: Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie, samengesteld door Laurens Vancrevel, 2012.]

Lasana M. Sekou – The Angel of Death

I cannot write a poem for gaza children
It would be a mangle of grief, a dirge for peace
I cannot write such a poem for gaza children
It would be a sad thing, a crying shame
I cannot write this poem for gaza children
It would fall down, a blubbering bloody squall,
   a murderous rite.
   even now as we weep and wail,
   there is reeling and raging
   there is a mass of gales in the whirlwind
   there will be sowing in the blink of a blasting eternity
   that is never far off.
I cannot write that poem, the one you’re thinking of,
The one you know that I should write.
 
 
© 11.18.2012

John Leefmans – Program

Ik ga van blad tot blad.
Hooguit verraad ik mijn bestaan
met een uitroepteken in de marge.
Ik weet wat in de kranten staat,
en leer steeds meer wat dat betekent.
Ik heb jouw krant misschien gelezen
vluchtig, en passant en even
de koppen gesneld zonder te weten
dat jij bent ondergedoken, volens,
in ‘t grijs van het grote vel
als a onderkast in een cursiefje
of in een advertentie
een verminkte L.
Alleen woorden hoef ik te weten,
processor gevoelig voor context-verschillen.
Cursor vlieg ik naar een andere rubriek,
en sluit het raam. Ga naar een andere mode.
Jouw blad ligt reeds verknipt in een dossier;
ik weet de sleutel, de taal, de code;
ik kan je opzoeken als ik zou willen,
en zo lang bestuur en drijver het doen.
Maar iedere ochtend brengt nieuwe kranten.

read on…

Carel de Haseth – zo stil


zo stil
nu de eerste
na de laatste
dichter ons verliet
zoveel woorden
nog te schaven
af te wegen
zin te geven
zo stil nu
onbeschreven
geduldig
het papier
bij het overlijden van Kopland en Komrij

Sleutel naar morgen

In het huis-aan-huis-blad www.zuidoost.amsterdam.nl stond op Werelddierendag 4 oktober 2012 j.l. een stukje over Rudy Bedacht, ‘journalist, professor in de muziekwetenschappen, muziekpedagoog, componist, filosoof, dichter, schrijver, liefhebber van koken, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau’. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag schreef hij een gedicht dat het blad afdrukt:

read on…

Theo Hiemcke – Nieuw land


Uit een fictie
die nog slechts bestaat
als overblijfsel
van een roekeloze daad,
op de illusie
van een nieuw begin
heb ik mijn huis gebouwd,
een droom geschapen,
daar leef ik in.
[07.08.2000]

Maria van Daalen – Knekel

hoofd dat mijn beenderas bevat voor later
spreek met een mond vol aarde van het leven
ik voel de zon en ja, ik blijf nog even
mijn ogen tranen maar ook dat is water

woorden bewogen door de wind – dat staat er
in elke beendervel volop geschreven –
vormen de liefste zin aan mij gegeven
zolang mijn schedelmond nog praat – ik schater

mij schuimend, bottend, brandend, stormend naar de
vier elementen die zich zingend mengen
met mij, de lichtste, aether, als hun hemel

die schedeldak mag vullen met gewemel
van wormen, rijmend kronkelend in strengen
ten slotte is mijn vruchtbaarheid mijn waarde


[Uit Maria van Daalen, De wierde van Wierum, 2010.]

Caribische Letterendag in een nieuw jasje

door Quito Nicolaas

Afgelopen zondagmiddag vond in de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam de aftrap van het nieuwe literaire seizoen plaats. Komend jaar belooft  opnieuw een enerverend jaar te worden voor schrijvers, recensenten, uitgevers en webshops.  

read on…

Ramon Todd Dandaré 70 jaar

Op vrijdag 21 september 2012 vierde Ramon Todd Dandaré zijn 70ste verjaardag. Hij verwierf een goede reputatie als man die het Papiamento meer ruggegraat gaf in zijn functie van directeur van het Taalinstituut van het Ministerie van Onderwijs op Aruba. Zijn eigen poëzie verscheen in o.m. het tijdschrift Watapana en de bloemlezing Cosecha Arubiano. Hij is de auteur van het bekroonde jeugdtheaterstuk E Hombercito di den tera. We wensen hem nog vele jaren toe.Pabien Monche Ramon hopi mas anja di bida i cu salud, dicha i felicidad i cu tur bo sonjonan wordo realisa.

In het tijdschrift Callaloo 21.3 (1998) 645-646 verscheen zijn gedicht ‘Isla di mi’, met een vertaling in het Engels van Frank Williams:

Isla di mi, mi kier
kambia bo fashi
Mi kier sinta pafó
na Hudishibana
skirbiendo ku piedra
mi nòmber
den santo
i laga olanan
lora bin kit’é.
Mi kier subi riba
bo lombrishi
i tira e flor di kibrahacha
p’é baha ku biento
i kubribo ku oro.
Mi kier dobla e watapana
bir’é kara p’ariba
i saka tur su djus
pa mi yena mi mes k’e forsa
dje primitibo indjan.
Mi kier koi bo kurpa
lor’é boka abou
pa mi hunga ku e tesoro
ku bo ta warda den fondo di bo ser.
Mi kier drenta bo serebro
mané un idea di ayera
mané un echo di mañan,
mané un unión karnal
mi kier ta den bo
pa bo ta den mi.
Mi kier ta un,
un so ku bo
i mi kier dirihibo mané
un piskadó
ta dirihí su kanoa
p’é tira su tarai.
Mi kier sakabo,
kore bai ku bo
hibabo te na solo
pa mi ponebo riba mundo
na e lugá di más halto,
pa bo ta un dios
ku ta traha su hende
i ta bolbe mat’é
hink’é hundu den bo
fondo kayente.
Isla di mi, mi kier
kambia bo fashi.

Island of mine, I want
to change your face
I want to sit outdoors
near the dunes of Hudishibana
writing my name
in the sand
with a stone
as the rolling waves
wipe it out again.
I’d like to rise
on your navel
and fling the Kibrahacha flower
that will descend with the wind
and bury you in gold.
I want to twist the Watapana tree
turn its face to the East
express all its juice
to stuff myself with the vigor
of the primitive Indian.
I’d like to pick you up
put you face down
so I could play with the treasure
you’re hiding deep inside your soul.
I wish to invade your mind
like a concept of the past
like a fact of tomorrow
like carnal intercourse
I want to be within you
so you can be in me.
I want us together
to be a single one
I would like to steer you
like a fisherman
would deftly navigate his boat
to cast off his net.
I want to take you away,
to elope with you
and together reach the sun
to lay you on top of the world
at the highest spot,
so you can be a god
with power to create man
and later destroy him
and hide him deep down
inside your warm womb.
Island of mine, I want
to change your face.

Corly Verlooghen – Zelfbeschikking

Und eine neue Welt entspringt
(`Die Schöpfung’)

Het vonnis is betekend en geen veilig pad
voert mij terug naar de vermetelheden
van jeugd en speelse liefde mijmering en wat

gedweep met een heldhaftig meisje in mijn buurt
toch ligt mijn wereld feestelijk te stoven
in eigen zomer die mijn wensen puurt

en heilig maakt want alles is van mij
je stille heimwee borsten triest verlangen
beginselloos beginsel alles is van mij

[uit Kans op onweer, 1960]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter