blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Journalistiek & Nieuwe media

Santu Mofokeng – Let’s Talk

De Zuid-Afrikaanse fotograaf Santu Mofokeng opent op donderdag 23 september Let’s Talk, zijn eerste tentoonstelling in Nederland.

Santu Mofokeng (1956) wordt gezien als een van de belangrijkste Zuid-Afrikaanse fotografen van zijn generatie en begon zijn carrière als verslaggever van de anti-apartheidsstrijd. Later besloot hij om de politieke fotojournalistiek achter zich te laten en zich te richten op het dagelijks leven in de Zuid-Afrikaanse townships, ook specialiseerde hij zich in landschapfotografie. Let´s Talk toont een selectie van landschappen die zijn beïnvloed door klimaatverandering

 

Datum: donderdag 23 september 2010

Locatie: Prins Claus Fonds Galerie
Herengracht 603 Amsterdam

Tijd: 17.30 uur
Opening door Santu Mofokeng
Toegang: gratis

Klik hier om u aan te melden

 

 

 

Ravage en schoonheid komen samen in Let’s Talk, een fotoserie van uitzonderlijke esthetische kwaliteit waarin landschappen getoond worden in relatie tot ecologie, eigendom en macht. Vanuit een spiritueel perspectief zoekt Mofokeng naar persoonlijke reflectie en politieke observatie, een thematiek van verdeling van collectieve herinnering en publiek bezit. In zijn werk gebruikt hij een nieuw esthetisch vocabulaire. Toch is het eerder betovering dan cynisme die zich meester maakt van de beschouwer en wordt Mofokeng’s realiteit voelbaar gemaakt in haast mythische beelden.

Apartheid

Santu Mofokeng is geboren en opgegroeid in Soweto (Johannesburg) en kent de gevolgen van de apartheid, waarover hij zelf schreef: “Apartheid was een dak. En onder dat dak was het leven moeilijk, veel aspecten van het leven waren verborgen en of voorgeschreven. Mensen probeerden hun leven te leven in waardigheid, maar hun vreugde was bedorven door schuld en opstandigheid.” Mofokengs werk is sterk beïnvloed door de apartheid.

Voor zijn maatschappij-kritische werk en zijn belangrijke bijdrage aan de fotografie in Afrika ontving Santu Mofokeng in 2009 een Prins Claus Prijs van € 25.000,-.

De tentoonstelling Let´s Talk zal geopend worden door Santu Mofokeng op 23 september om 17.30 uur in de galerie van het Prins Claus Fonds, Herengracht 603 Amsterdam. Let’s Talk is gratis toegankelijk op werkdagen tussen 9.00 en 17.00 uur en is te zien tot 26 november 2010.

Samenwerking Bijlmerparktheater en Radio Mart

Vanaf september zal het Bijlmer Parktheater een samenwerkingsverband aangaan met Mart Radio. Deze samenwerking komt niet uit de lucht vallen. Mart Radio weet als geen andere radiozender de Caribische doelgroep in Amsterdam te bereiken. De uitzendingen van Mart zijn populair voor zowel licht vermaak als diepgaande discussies.

Het Bijlmer Parktheater vult met de samenwerking een groot gedeelte van het cultuuraanbod in op de zender waarin o.a. de diverse programmering van het theater zal worden besproken.

Op 11 september vindt de eerste van een reeks live-uitzendingen plaats vanuit het Bijlmer Parktheater. In de uitzendingen interviews, debat, optredens en nog veel meer.

Op 17 september wordt de samenwerking gevierd tijdens het feestelijke optreden van Trafassi.

Theo Para bij De Groene Amsterdammer

De bekende Suriname-essayist Theo Para is in de jongste editie van De Groene Amsterdammer zijn medewerkerschap als essayist begonnen bij dit Nederlands weekblad. Para schrijft in zijn nieuwste essay, getiteld ‘Ik weiger Bouterse’s hand, Bouterse, Chávez en de teloorgang van de rechtsorde’, voor het eerst over zijn getuigenis in het 8 decemberstrafproces tegen de verdachten Desi Bouterse en Marcel Zeeuw.

De Groene Amsterdammer bestaat sinds 1877 als onafhankelijk weekblad dat intellectueel, vrijzinnig en sociaal geëngageerd is. Volgens Wikipedia heeft het weekblad ook veel aandacht voor de derde wereld en verschijnen regelmatig artikelen tegen elke vorm van dictatuur. Bij Para’s artikel in De Groene Amsterdammer is de auteur ook geïntroduceerd aan de lezers door verwijzing naar zijn laatste boek De schreeuw van Bastion Veere – om de rechtsorde in Suriname (Van Gennep, 2009), die inmiddels in tweede druk is verschenen. Para waarschuwde daarin voor een ‘autoritaire terugval’ in zijn geboorteland Suriname.

De erfenis van Tula

,,Wat betekent Tula voor jou?”

door Jeroen Heuvel


Willemstad – ,,Misschien is het begonnen toen mijn vader verdronk toen ik pas 6 jaar oud was,en ik boos was op de wereld: waarom ik, waarom mijn vader? Nog steeds ben ik iemand die heel slecht tegen onrecht kan, maar ik weet niet altijd wat je ertegen kan doen. Tula, als leider van een grotere groep wist dat wel. Hij besloot anderen ervan te overtuigen dat zij zich niet hoefden neer te leggen bij het onrecht dat ze ervoeren. En hij wist ze te inspireren ertegen in verzet te komen.” Marlon Reina onderzoekt wat het gedachtegoed van de leider van de slavenopstand van 1795 doet met (Antilliaanse) jongeren van nu. Het resultaat van dit onderzoek wordt binnenkort via Tele-Curaçao uitgezonden. Centrale vraag die aan de gasten van deze serie wordt gesteld, is: Wat is voor jou de oogst van Tula?
Marlon Reina antwoordt zelf op deze vraag: ,,Zijn moed vind ik het grootst, maar zijn belangrijkste voorbeeld voor mij, dus wat ík van hem oogst is zijn helderheid, is het uitzetten van zijn visie. Hij wist heel goed waarvoor en waartegen hij streed, en waarom. Ik weet heel vaak dat ik boos word als ik onrecht zie, maar ik ga er meestal niet tegen in, misschien omdat ik niet altijd even goed kan verwoorden waarom ik zo erdoor geraakt wordt. Mijn grootste oogst van de strijd van Tula is dat: het rustig de zaken kunnen bekijken en weten wat het juiste is. En als je dat eenmaal weet, ervoor gaan, tegen elke prijs. In zijn geval zijn leven. Wij zijn nu soms al bijna doodsbang voor onze naam ‘wat zal men wel niet van mij denken?”
Marlon heeft acht gasten uitgenodigd om aan het programma mee te doen. Iedere gast loopt met de presentatrice van het programma een deel van de route, die de slaven op 17 augustus 1795 begonnen zijn, soms aanvallend, soms verdedigend tot het duidelijk werd dat de strijd de kop in was gedrukt en de leiders van de opstand op 3 oktober van dat jaar werden terechtgesteld. Ik was verbaasd dat Marlon mij ook op zijn lijstje had staan. Maar goed, nadat hij me had uitgelegd waarom en ik voor deze gelegenheid de geschreven geschiedenis van deze opstand weer had gelezen, kreeg ik ter voorbereiding op het gesprek enkele vragen gemaild. Wat mij het meest is bijgebleven over Tula naast de historische feiten, is voornamelijk de ijzersterke dialoog tussen Tula en pater Schinck – nou ja, zoals die door de pater in geschreven verslag is vastgelegd – en de heisa rond het standbeeld dat Toos Hagenaars (van Mierlo) van de held Tula heeft geboetseerd. De oogst van die opstand betekent voor mij [behalve dat de slavernij officieel is afgeschaft, ja] dat er weinig is bereikt, helaas, van de drie idealen die Tula voor ogen had, die van de Franse revolutie. Begrijp me goed, ik reken het Tula niet aan dat we, wereldwijd gezien – niet alleen op Curaçao – , nog steeds veel moeten doen om échte vrijheid, gelijkheid en broederschap te bereiken, net zo min als het Jezus is aan te rekenen dat wij mensen het nog niet voor elkaar hebben gekregen voldoende naastenliefde in de wereld te hebben.
Afgelopen vrijdag was ik aan de beurt. De filmcrew had al enkele opnamedagen achter de rug. Voor mij was als locatie gekozen de heuvel bij Fontein, beter bekend als Ser’i neger. Ach, met mijn achternaam voel ik me op dergelijke locaties al snel thuis. Daar maakte ik kennis met de crew (Marlon Reina is in Nederland gebleven in verband met zijn journalistieke werkzaamheden voor onder meer Radio Nederland Wereldomroep): Jermain Lo, regisseur en mede initiatiefnemer van dit project; Selwyn de Wind, director of photography; cameraman in opleiding Ryan Navarro en Nifa Ansano, presentator, hoewel ik haar al had leren kennen als poet-performer tijdens haar optredens voor de dichtgroep Poetic Colours .
De opnames duurden die dag tot ongeveer half vijf, de lunch en de pauze waren op de heuvel. Door de regen van de laatste tijd was er veel groen, ook veel jong groen op hetzelfde plateau als waar de rebellerende slaven zich ruim twee eeuwen geleden hadden verschanst voor het leger van kapitein Van Westerholt en waar ze met brokken kalksteen langs de hele lengte aan de zuidkant van het plateau een verdedigingsmuur hadden gebouwd. Ik vroeg me af hoeveel mensen toen de vrijheidsstrijd daadwerkelijk hadden gesteund. Hoeveel mensen? Hoeveel slaven, vrije negers, kleurlingen, blanken, om dat rare onderscheid te maken dat men gewoon is te maken. Hoeveel slavernij er nog steeds bestaat, zoals bijvoorbeeld kindslaven en seksslavinnen. Ik vroeg me af hoeveel mensen tegenwoordig echt vrij zijn? Vrij in de zin van bewust zijn van hun leven en keuzes maken om dat leven zinvol te laten zijn.
,,Verschiet je kruit niet,” zei Jermain, wanneer ik tussen de opnames door verder wil praten over het onderwerp. Omdat het hier een zogenoemd human interest programma betreft, gaat het er om dat de dialoog tijdens de opnames zo spontaan mogelijk gaat. Omdat ik vooraf de essentiële vragen al schriftelijk had beantwoord, kon de regisseur het verloop van de dialoog goed sturen, hoewel er ruimte bleef voor onvoorbereide wendingen aan het gesprek. Ik voelde dat ze soms een beetje geheimzinnig deden over een volgende ‘scène’, om het levendig te houden. Na de opnames zei Nifa dat ze ook al een paar jaar bij de voorbereidingen van dit project betrokken is, dat Marlon haar eerst had benaderd als één van de gasten, maar dat ze door haar inbreng bij de voorbereidingen langzaam maar zeker van rol veranderde, niet langer als gast maar als presentator. Die rol is anders, zei ze. Als presentator zoek je naar de juiste vragen om de gast zich tegelijkertijd op zijn gemak te laten voelen en hem zo puur mogelijk zijn gevoelens en gedachten weer te laten geven. Er is niets aan een gast die niet zichzelf is maar gevoelens en gedachten uit van zoveel andere mensen vóór hem.
Na afloop van de opnamedag vraag ik aan de crewleden wat voor hén de oogst van Tula is. ,,Vrij zijn om te doen, te zeggen en te studeren wat je zelf belangrijk vindt,” antwoordt Selwyn. Hij studeert in Hilversum voor cameraman en hij maakt ook graag foto’s. Zijn website heet www.pic-sel.com. Als ik aan Ryan vraag of de persoon van Tula noodzakelijk is geweest voor de afschaffing van de slavernij, denkt hij dat als Tula niet had bestaan er wel iemand anders de vrijheidsstrijd zou zijn begonnen.
Nifa wil vooral méér leren van de geschiedenis en kennis maken met hoe anderen er naar kijken. Ze heeft tot nu toe vier gasten gehad en ze vindt het frappant hoe verschillend iedereen denkt. ,,De één vindt Tula vooral een inspiratiebron, de ander ziet de oogst als een levensstijl, weer een ander wil meer doen in het kader van de strijd en tenslotte beschouwt iemand de oogst vooral als een verlengstuk van wat er is gebeurd.” Nifa: ,,Het is een groot verschil of je erover leest of dat je nu op de verschillende plekken aanwezig bent en er op deze manier mee bezig bent. Ik zie Tula vooral als iemand die van buiten het eiland komt met een grote bagage aan kennis die zich inzet voor de rechtvaardigheid van ónze mensen. Een slaaf die kan lezen en schrijven, verschillende talen kent, goed weet wat er op Haïti is gebeurd en in de Franse revolutie, de bijbel kent en in de dialoog met pater Schinck argumenten gebruikt waar de pater niet van terug heeft, dat zo iemand zich als leider opwerpt om hier op Curaçao een vrijheidsstrijd te beginnen, dat vind ik echt geweldig.”
Jermain heeft Marlon Reina zes jaar geleden leren kennen toen hij een filmpje maakte voor de herdenking in het Ninsee, het instituut in Nederland dat zich met het slavenverleden bezighoudt. Jermain heeft eerder voor de lokale televisie programma’s gemaakt, zoals de serie Makambia (te vertalen op twee manieren: als: Ben ik veranderd? en als: Ik ben vernederlandst) en Nos reino bij de viering van vijftig jaar statuut. Jermain: ,,Iedereen mag de geschiedenis op zijn eigen manier interpreteren, maar iedereen moet weten dat hij iets kan dóen.” Hij ervaart het werken aan dit project als een ,,emotionele rollercoaster”. ,,Ik weet nu nog niet wat voor mij de oogst van Tula is. Als dit klaar is, kan ik mezelf een kosecha voelen. Dan heb ík iets kleins gedaan.”
Naast het inhoudelijke hoopt hij met dit werk de kwaliteit van lokale tv-programma’s te verhogen, dat er meer human interest programma’s komen, niet van die goedkope waarbij er een hoofd praat terwijl de camera op een statief slechts is aangezet en na een aantal minuten weer is uitgezet. Jermain: ,,Ik hoop dat dit bijdraagt aan het verhogen van een gevoel van waardigheid.”
Dat doet me denken aan de emancipatie. Hoe komt het toch dat wij op Curaçao de dag van de afschaffing van de slavernij, 1 juli 1863, niet (willen) vieren? Is dat misschien omdat de emancipatie door de kolonisator is gegeven, top-down?
Tenslotte het woord aan Reina: ,,De gasten wonen voornamelijk op Curaçao, ze zijn welbespraakt. Het belangrijkste is dat zij weten te oogsten uit de geschiedenis van Curaçao. En daarmee zijn zij op hun eigen manier baanbrekend. Baanbrekend omdat voor het gros van de bewoners van Curaçao de associatie met de geschiedenis negatief is. Niet vreemd want Curaçao is ontstaan uit kolonisatie.
,,Een vanzelfsprekende afkeuring naar de ontstaansgeschiedenis van de eigen gemeenschap remt de saamhorigheid, en gevoelens van trots op wie je bent en dus je geschiedenis. Maar gelukkig brengen nieuwe generaties, nieuwe ontwikkelingen met zich mee. Op Curaçao groeit het besef dat er met negativisme niet veel valt te bereiken. Velen durven hun geschiedenis met een andere bril te bekijken. Ze halen kracht uit hun geschiedenis door zich te concentreren op de positieve aspecten, die de tot slaaf gemaakten hebben meegebracht.
,,De geschiedenis van de slavenopstand van 1795 is een goede inspiratie hiervoor. De leiding van de opstand, gesymboliseerd in Tula had een duidelijk ideaal waar hij voor wilde strijden, hij toonde visie, leiderschap en strategisch vermogen.
De gasten die Nifa ontvangt tijdens het lopen van de Tula route hebben dat inzicht. Ze hebben de mogelijkheid gevonden om een positieve draai te geven aan de oorsprong van het huidige Curaçao.” Toen Nifa op de lagere school zat, viel het haar op dat er weinig over de eigen geschiedenis van Curaçao werd meegegeven. Aan de andere kant weet ze dat ze vanaf haar jeugd tot aan de dag van vandaag bezig is met gelijkheid en zich inzetten voor anderen; net als Tula. In ‘Tula su Kosecha’ grijpt ze haar kans om haar eigen geschiedenis en haar verband met Tula uit te diepen. Speurend naar inspiratie uit die belangrijke vrijheidsstrijd uit de geschiedenis van Curaçao. Dit doet ze door te praten met Curaçaoënaars die ervoor hebben gekozen om op Curaçao te wonen. Curaçaoënaars die op hun eigen manier hebben toegevoegd aan de ontwikkeling van hun eiland. Net zoals Tula dat heeft gedaan.”

De eerste aflevering van ‘Tula su Kosecha’ zal op dinsdag 17 augustus 2010 worden uitgezonden. Dezelfde dag waarop in 1795 de vrijheidsstrijd is begonnen. De serie van 8 afleveringen zal 1 maal per week worden uitgezonden met de laatste uitzending op zondag 3 oktober. 3 oktober 1795 is de dag waarop de vrijheidsstrijd met de dood van Tula en kompanen deels is beëindigd. Enkele strijders beleven tot in november verscholen in de bossen rond het Christoffelpark. De uitzendperiode is hiermee identiek aan de tocht die de vrijheidsstrijders hebben gelopen. Op dinsdag 5 oktober zal de compilatie van de 8 voorgaande afleveringen worden uitgezonden. Door de serie lopen twee verhaallijnen: Nifa’s zoektocht naar inspiratiemomenten uit de Vrijheidstrijd van Tula en het verhaal van de gasten en de invloed hiervan op de zoektocht van Nifa.

zie: http://www.youtube.com/Tulasukosecha
ook op facebook: Tula-su-kosecha

Op de foto’s van boven naar onderen: Selwyn de Wind, Nifa en Jermain tijdens de rustpauze op de set; Toos’ beeld van Tula.

Een jazz-zender in Nederland

een bericht van Frank Ong-Alok

Er is al goed gereageerd op de vraag om Radio Jazz te promoten. Voor hen die dat nog niet deden is hier de link. Je hoeft alleen je emailadres en naam in te vullen en zo ondersteun je een zeer goed initiatief om een goede jazz-zender in Nederland mogelijk te maken.
Maak mij ambassadeur voor dit project zie de link – klik hier

Armand Snijders mishandeld

De Nederlandse journalist Armand Snijders, hoofdredacteur van het Surinaamse maandblad Parbode is afgelopen weekeinde in Paramaribo ernstig mishandeld. Dat heeft Snijders gezegd tegen de Wereldomroep.

Hij werd door een auto van zijn bromfiets gereden, en vervolgens geslagen en geschopt. Met gebroken ribben, een op drie plaatsen gebroken sleutelbeen en schaafwonden belandde hij in het ziekenhuis, waaruit hij dinsdag werd ontslagen. ‘Die rotzooi in Parbode!’, hadden de daders hem toegebeten.

Zorgelijk
Snijders is al vaker mishandeld vanwege zijn journalistieke werk in Suriname. De laatste keer was in oktober vorig jaar. Hij heeft geen idee wie er achter zit. Snijders heeft geen aangifte gedaan; hij gelooft niet dat de daders kunnen worden opgepakt.

Snijders staat in Suriname bekend als een kritische journalist die geen politiek kopstuk spaart.
De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) noemt de mishandeling van Snijders een zorgelijke ontwikkeling. ‘Hier is geen sprake van een incident, maar een doelgerichte mishandeling die ook nog terugkerend is’, aldus Thomas Bruning, algemeen secretaris van de NVJ.

[Ontleend aan Waterkant.net]

Vor de website van de Parbode, klik hier

Ook de Werkgroep Caraïbische Letteren verwerpt met kracht elke poging tot kneveling van de persvrijheid, en wenst Armand Snijders sterkte.

Medialandschap vraagt om andere auteursrechten

De digitale revolutie heeft het medialandschap onherroepelijk veranderd. Kijkers kunnen nu in principe altijd, overal, via alle platforms over alle programma’s beschikken.

De huidige praktijk van het omgaan met auteursrechten in de audiovisuele media sluit niet meer aan bij alle nieuwe mogelijkheden. Individuele contracten schieten te kort wanneer werken deel uitmaken van een veel groter (wereld)repertoire. Er zijn nieuwe auteursrechterlijke kaders nodig om volop gebruik te kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden.

Netwerk Scenarioschrijvers, Dutch Directors Guild, ACT, LIRA, VEVAM en NORMA hebben zich verenigd om met een goede oplossing te komen, die én toegang tot werken vergroot, innovatie mogelijk maakt, burgers niet criminaliseert, archieven ontsluit én zelfstandige makers garantie op een billijke vergoeding verschaft. Deze oplossing ligt ons inziens in goed, transparant collectief beheer van rechten door makers zelf via één portal: PAM (Portal Audiovisuele Makers).

Bovenstaand voorstel is een alternatief voor het plan dat is ontwikkeld op initiatief van de publieke omroep gezamenlijk met de commerciële omroepen, producenten en kabelexploitanten. Dat plan gaat uit van één producentenloket waar makers via buy-out contracten al hun rechten inleveren.

Bovenstaande organisaties willen op 14 juni graag belangstellenden over PAM informeren, vragen beantwoorden en steun daarvoor vragen. Zij hopen dat velen zich vrij kunnen maken om te komen. U kunt zich voor de bijeenkomst aanmelden via info@vevam.org

Documentaire Waarom nou jij over de SLM ramp in ‘89

In de documentaire Waarom nou jij? van Mike Ho-Sam-Sooi in opdracht van MTNL, halen nabestaanden en overlevenden van de vliegramp met een toestel van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij in 1989, herinneringen op aan het ongeluk.

lees verder…

De periodieke pers in (post)koloniale samenlevingen

Op vrijdag 21 mei 2010 organiseert de redactie van TS. Tijdschrift voor Tijdschriftstudies in Utrecht een symposium over (post)koloniale kranten en tijdschriften. Uit recente publicaties over de Indische en Surinaamse pers is gebleken dat de journalistiek in de Nederlandse koloniën een heel eigen dynamiek en problematiek kende. Kranten en tijdschriften vormen niet alleen een belangrijke bron van informatie over de koloniale geschiedenis; het medium van de (post)koloniale periodieke pers vormt in zichzelf een belangwekkend onderzoeksobject. Tijdens het symposium worden lezingen over de Nederlandse koloniën afgewisseld met bijdragen over andere (met name Franstalige) gebieden.

Programma:

* 9.30 uur: Registratie en welkom

* Sessie 1 (10.00-11:15 uur)
Keynote: Angelie Sens (directeur Persmuseum): ‘Tijdschriften van onder de Kankantri en Klapperboom. De periodieke pers in Suriname en Nederlands-Indië/Indonesië.’
Désirée Schyns (Hogeschool Gent): ‘Geschiedenis voor een groot publiek. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962) in Historia Magazine (1971-1974)’

* Sessie 2 (11.30-12:30 uur)
Adrienne Zuiderweg (Universiteit van Amsterdam): ‘Nieuwsgaring in Batavia tijdens de VOC.’
Gerard Termorshuizen (KITLV): ‘”Indië is eigenlijk Europa geworden”; Over Indische kranten en tijdschriften (1900-1942).’

V.l.n.r. Pamela Pattynama, Inge Dharmowijono, Adrienne Zuiderweg

Lunchpauze

* Sessie 3 (13.30-14:45 uur)
Keynote: Ieme van der Poel (Universiteit van Amsterdam): ‘Op zoek naar 20.000 doden: de vergeten geschiedenis van de Congo-Océan (1921-1934) door de ogen van de Franse koloniale pers.’
Emmanuelle Radar (Universiteit Utrecht): ‘Louis Roubaud en Le Petit parisien: kritiek op het Franse kolonialisme begin jaren 1930.’

* Sessie 4 (15.00-16.00 uur)
Yasmina el Haddad (Universiteit van Amsterdam): ‘Het literaire tijdschrift Al-Môtamid: eenheid in verscheidenheid.’
Fouad Laroui (Universiteit van Amsterdam): ‘Souffles, een postkoloniaal tijdschrift met een grote blinde vlek.’

Plaats: Universiteit Utrecht, Drift 21, Sweelinckzaal.
Kosten voor deelname (i.v.m. lunch en koffie/thee) bedragen 10 euro, ter plaatse te betalen. Aanmelden kan tot 7 mei via redactie@tijdschriftstudies.nl.

Het hondje van Kapuściński

Toen Ryszard Kapuściński ruim drie jaar geleden overleed, buitelden in necrologieën de superlatieven over elkaar. Commentatoren bewezen de een na de ander eer aan Kapuściński, die decennialang als buitenlandcorrespondent door de wereld was getrokken en over zijn ervaringen verslag had uitgebracht. De meeste waardering reserveerden zij voor de in boekvorm uitgegeven reportages, waarin Kapuściński op onnavolgbare wijze verslag deed van oorlogen, staatsgrepen en revoluties in Afrika, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika. Critici waren het er over eens dat vooral de synthese van persoonlijke waarneming en historische beschouwing zijn boeken kleur en betekenis geeft.

Ik kon mij destijds gemakkelijk vinden in al die loftuitingen. Mijn bewondering voor Kapuściński was gewekt tijdens het lezen van De keizer, zijn boek over Haile Selassie van Ethiopië, een evocatieve en intieme beschrijving van het leven aan het hof van Zijne Hoogvereerde Majesteit. Door het stijlvol verwoorden en inventief schikken van interviewfragmenten – afkomstig uit gesprekken die Kapuściński voerde met hoog- en laaggeplaatsten uit de entourage van Ras Tafari – wist de auteur op een overtuigende wijze het hofleven met al zijn intriges tastbaar te maken. Misschien omdat De keizer het eerste boek was dat ik van Kapuściński las, is het voor mij altijd zijn meest indrukwekkende prestatie gebleven, al verschenen er nadien nog een aantal eveneens voortreffelijke werken, zoals De sjah aller sjah’s – over het bewind van de sjah van Perzië. Ook dit boek is een studie over de nachtmerrie van de macht, zoals Salman Rushdie het verwoordde. Over de ondergang van een regime, het einde van een tijdperk en het ongewisse aanbreken van een nieuwe morgen.

Zoals voor zoveel lezers is één scene uit De keizer voor mij onvergetelijk gebleven. Een bediende vertelt: ‘Het was een klein hondje van een Japans ras. Het heette Lulu. Het mocht in het bed van de Keizer slapen. Bij diverse plechtigheden ontsnapte het aan de keizerlijke knieën en plaste dan op de schoenen van de hoogwaardigheidsbekleders. Het was die hoge heren niet toegestaan om iets te laten merken, om ook maar een gebaar te maken wanneer ze voelden dat er vocht in hun schoenen doordrong. Ik had tot taak tussen de daar staande hoogwaardigheidsbekleders door te gaan om hun de urine van de schoenen te vegen. Daarvoor gebruikte ik een satijnen doek. Dat was gedurende tien jaar mijn functie.’

Recentelijk werd via de Britse krant The Guardian wereldkundig gemaakt dat Kapuściński het niet al te nauw nam met de feiten. Volgens zijn biograaf Artur Domoslawski overschreed hij meer dan eens de grens tussen non-fictie en fictie, dikte hij feiten aan, ging hij onzorgvuldig om met details en beweerde hij soms ergens ooggetuige van te zijn geweest, terwijl hij zich op het bewuste moment aantoonbaar op een andere plek had bevonden. Ook verzon Kapuściński beelden om zijn verhaal kloppend te maken of mooier te laten lijken. De passage in De keizer over het speelse hondje is volgens Domoslawski een verzinsel waar in Ethiopië van meet af aan afwijzend op is gereageerd.

Domoslawski is de vijfde biograaf van Kapuściński, maar de eerste die barstjes heeft geslagen in het standbeeld dat zijn voorgangers van de Poolse schrijver hebben opgetrokken. Heeft zijn reputatie daardoor schade opgelopen? Ik denk het niet. Het merk Kapuściński kan tegen een stootje. En de successchrijver wist waarmee hij bezig was. Hij studeerde geschiedenis en Poolse taal- en letterkunde, debuteerde met gedichten en korte verhalen, en zag geschiedschrijver Herodotus en antropoloog Malinowski als zijn intellectuele rolmodellen. Daar rust zegen op zou je zeggen. De beschuldigingen van Domoslawski zijn ook niet nieuw. Nog bij zijn leven werden dezelfde kritiekpunten tegen het werk van Kapuściński ingebracht. De meester zelf reageerde er minzaam op. Naar zijn zeggen ging het hem minder om de feiten dan om de werkelijkheid achter de feiten.

Kapuściński leidde in overdrachtelijke zin een dubbelleven. De verslaggever Kapuściński beoefende het journalistieke handwerk, waarmee hij voldeed aan de wensen van zijn broodheer, het Poolse nieuwsagentschap PAP. De schrijver Kapuściński produceerde boeken, die hij in het Pools schreef en publiceerde, maar die vanaf de jaren tachtig in steeds meer talen werden uitgegeven. Domoslawski weigert de journalist en de schrijver los van elkaar te zien. Dat verklaart voor een belangrijk deel zijn aanmerkingen op Kapuściński’s werk. Daarnaast vergist hij zich in zijn aanname dat fictie en non-fictie strikt gescheiden compartimenten zijn en geen tussenvorm kennen.

In zijn boeken is Kapuściński een literator, die gebeurtenissen bijna terloops aanraakt, oppakt, van alle kanten bekijkt, tegen het licht houdt en op een andere plek weer teruglegt. Een kunstenaar die new journalism naar een hoger plan tilt en perfectioneert. New journalism had de grenzen tussen feit en fictie al tot stippellijnen teruggebracht. Literaire journalistiek, literaire non-fictie, creatieve non-fictie en faction zijn synoniemen die misschien nog preciezer dan het begrip new journalism uitdrukken dat mythologiseren en verdichten het bewandelen van een andere weg zijn om dezelfde werkelijkheid te bereiken: de werkelijkheid van de schrijver. Die de waarheid liegt om te kunnen stuiten op een diepere en persoonlijkere waarheid. En dan doet het er niet toe of het hondje van Haile Selassie werkelijk over de schoenen van hoogwaardigheidsbekleders heen plaste. En is het irrelevant of deze zich inderdaad niet mochten verroeren en of de doek waarmee hun schoenen werden afgeveegd van satijn, katoen of schapenwol was. Het hondje is dan een metafoor voor de verhoudingen aan het hof, voor de hiërarchie tussen Zijne Verheven Majesteit en zijn onderdanen. En zijn plasje het afwijkende en ongerijmde dat onafwendbaar door de paleismuren naar binnen sijpelt.

Waar is de Kapuściński die verslag doet van de breuklijnen in de geschiedenis van Suriname? Die de ontwikkelingen vanaf 1980 beschrijft met welgekozen metaforen en aandacht voor het betekenisvolle detail? Romanschrijvers, korte verhalen schrijvers en dichters hebben al dicht op de hartslag van die tijd gezeten. Al dan niet met aandacht voor de honden van Paramaribo – de gevangenen van hun erf en verschoppelingen van de straat. Maar waar blijven de literair bevlogen onderzoeksjournalisten?

Voor het Guardian artikel en enkele lezenswaardige reacties hierop:
http://www.guardian.co.uk/world/2010/mar/02/ryszard-kapuscinski-accused-fiction-biography

Lokale omroepen helpen pers Suriname

Medewerkers van de Nederlandse lokale omroepen Webfm & Webtv (Beuningen, Druten), OOG (Groningen) en Omroep Venlo (Venlo) geven in Suriname een vijfdaagse training voor lokale radiomakers in lokale journalistiek. De training maakt deel uit van een driejarig project van de OLON (Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland) en RNTC (centrum voor media, ontwikkeling en educatie, verbonden aan Radio Nederland Wereldomroep) en wordt gefinancierd door de Twinningsfaciliteit Suriname-Nederland UTSN. Via www.radiotwinning.nl zijn de komende weken verslagen te lezen van de deelnemende omroepen.

[Ontleend aan Linkedin]

Geïnterviewd door de Staatstelevisie!


Of ik een interview wil geven voor de STVS, programma Suriname Vandaag? Natuurlijk wil ik dat wel. Ik ben in Suriname om enkele weken les te geven aan de Schrijversvakschool die twee jaar geleden haar deuren opende. Het is toch uniek dat een jong land als Suriname zo’n school heeft en zij kan wel wat bekendheid gebruiken, veel mensen hebben er nog niet van gehoord, merk ik. Ik zal kort aangeven wat er op die school gebeurt en dan dat ik geen schrijftraining geef maar Surinamistiek… enfin, het zal wel gaan.

Het mediaveld in Suriname is met vier kranten, enkele maandbladen en ik weet niet hoeveel televisie- en radiostations spectaculair uitgebreid. Er is een academie waar journalisten worden opgeleid. De slaapverwekkende saaiheid van de tv uit de jaren ’80 heeft plaatsgemaakt voor een dynamische en kritische aanpak. Dus van dat front alleen maar goed nieuws!

Ik heb de studenten net iets verteld over “reinventing traditions” als de ploeg van de Staatstelevisie zich aanmeldt: een journaliste, een cameraman en een geluidsman die onmiddellijk luid gapend in een stoel kruipt.
De uiterst beminnelijke half-Javaanse is goed voorbereid, want ze heeft vellen met handgeschreven aantekeningen en ze heeft haar vragen opgeschreven. Ik stel een goede voorbereiding altijd zeer op prijs, dat geeft toch enige diepgang aan de zaak.
Vraag 1, netjes voorgelezen: ‘Kunt u vertellen waarom u in Suriname bent?’
De vraag verrast me, ja, goeie vraag, to the point. Ik ben in Suriname op uitnodiging van de Schrijversvakschool om een cursus Surinamistiek te geven aan de studenten.
Vraag 2, netjes voorgelezen: ‘Wat is het niveau van de Surinaamse schrijvers?’
Eeeh… ehhhh… mompel mompel (positivo gespeeld): het gaat de goede kant op, het drukwerk is beter dan vroeger.
Vraag 3, netjes voorgelezen: ‘Wat is de stijl van de Surinaamse werken?’
JJaaa, ja, jawel, jaja, jazeker, ja, nu u het zegt: ja de stijl, nou er wordt meer Surinaams-Nederlands geschreven, jaja!
En toen waren de vragen op. Camera af, geluid uit, gaapmannetje kruipt uit stoel. Waarop de uiterst beminnelijke half-Javaanse – ze is al bijna bij de deur – zich omdraait en uiterst beminnelijk tegen me zegt: ‘Die Surinamitie… eeh, wat is dat eigenlijk?’

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter