blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Kinder- en Jeugdliteratuur

50 Cent schrijft jeugdboek

De Amerikaanse rapper 50 Cent gaat een jeugdboek schrijven over pesten. Dat meldt uitgever ‘The Penguin Young Reader Group’. Playground, wat de titel van het boek zal zijn, zal gaan over een 13-jarige jongen die spijt heeft van zijn pesterijen als hij merkt hoe hard zijn slachtoffers hieronder hebben geleden. Het verhaal is semi-biografisch, want de rapper werd vroeger zelf veel gepest. Hij was op jonge leeftijd al betrokken bij geweld en drugsfeiten.

Eerder schreef 50 Cent ook al andere boeken. In 2005 was er de autobiografie From Pieces to Weight en in 2009 The 50the Law. Zijn nieuw boek Playground verschijnt in januari 2012.

[van De Standaard Online, 22 juni 2011]

Allemaal boekjes, allemaal schrijvers

door Bonnie van Leeuwaarde

Muizen, okertjes, monsters, rupsjes en spaarzame meisjes en ondernemende jongens zijn de nieuwste kindervriendjes. Ze spelen de hoofdrollen in de boeken die werden gepresenteerd tijdens het dertiende Kinderboekenfestival. Dat het gaat om leesplezier, maar ook om spelenderwijs meer leren, dat hebben deze schrijvers goed begrepen.

De Stichting Projecten Christelijk Onderwijs Suriname organiseert vanaf 1999 het Kinderboekenfestival. Het doel is om het lezen te bevorderen. De stichting geeft ook boeken uit. Door de jaren heen zijn er al minstens dertig uitgegeven.

Titel: Familie Oker en de monsters
Gaat over: De familie oker – papa, mama, oma, Blauwe Mien en Rode Sien- wordt opgegeten. Door welk monster?
Doelgroep: Vanaf drie jaar
De schrijfster: Ans Engel (59) bedacht het verhaaltje, maakte de poppen van gedroogde okers en ander natuurmateriaal en maakte er foto’s van.
Hoeveelste boek: Eerste
Uitgegeven door: Stichting Lezen
Illustraties: Stanny Handigman

Hoewel Ans Engel al heel wat jaren met kinderen werkt -ze leest wekelijks voor, is lid van Stichting Lezen, is begeleider op de Nola Hatterman Art Academy en is als decorateur betrokken geweest bij boekjes van anderen – kwam haar eerste boekje dit jaar pas uit. Het idee onstond vijf jaar geleden, in een droomsituatie. Ans was niet helemaal wakker en een haarbandje gleed uit haar haren, in de maripaboot met gedroogde okertjes. Zonder erbij na te denken pakte ze zo’n okertje en deed het haarbandje erom, in plaats van om haar eigen staart. “Ik vond het een leuk effect”, vertelt Ans. “Ik dacht: als ik er wat oogjes bij doe, heb ik een leuk poppetje.” Voilà, een creatie was geboren. Ze maakte er een aantal en toen ze van een tripje uit het buitenland terugkeerde, waren tot haar ontsteltenis de okerpoppetjes opgegeten, waarschijnlijk door een awari. De haarbandjes en oogjes had hij netjes achtergelaten – die lustte hij niet. Nu was er ook echt een verhaal geboren; compleet met een misdrijf en een verdachte.
Ans werkt graag met natuurmateriaal: takken, lege bijennesten, gedroogde vruchten, stronken… “Mijn huis is vol met dit soort rommel”, zegt ze er zelf over. De natuur komt in haar boekje helemaal terug. “Ik vind het belangrijk dat kinderen zien hoe mooi de natuur is. Als het gedroogd is, kan je er ook mooie dingen mee maken. Door dit boekje maak je ze daarvan bewust. Het is leuk om hun fantasie te prikkelen om zelf iets te maken. Het is ongelooflijk wat er uit kinderhanden komt.”
Naast het exemplaar met verhaal, is er ook een prentenboek. Dat is voor de allerkleinsten om door te bladeren. In beide vraagt de schrijfster ouders en kinderen om verhaaltjes bij de plaatjes te bedenken en zelf aan de slag te gaan met natuurmateriaal. Ze is heel benieuwd naar wat er uit de bus komt.
Elke basisschool krijgt van Stichting Lezen, die het lezen wil bevorderen, drie boekjes en een prentenboekje. Een klein gedeelte wordt verkocht. Natuurlijk heeft Ans al een volgend boekje in haar hoofd. Daarin spelen meneer en mevrouw Maripaboot de hoofdrol.

Titel: De belevenissen van een muizenfamilie en andere verhalen
Gaat over: Het titelverhaal van de verhalenbundel gaat over het ongehoorzame muisje Piepje dat zichzelf en haar familie in de problemen brengt.
Doelgroep: Voor de wat oudere jeugd
De schrijfster: Joyce Pereira (59)
Hoeveelste boek: Eerste
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: Rodney Vrede jr

Schrijven was een therapeutische ervaring voor Joyce Pereira. “Het zal cliché klinken, maar drie jaar geleden zat ik in een hele, grote, diepe dip. Ik lag op de bank en wilde niets meer doen. Ik wist wel dat dit niet kon, wist dat ik iets moest doen. Op een avond bad ik tot God voor kracht. Toen ik wakker werd, schreef ik het woordje ‘konijnen’ op.” Vanuit dat ene woordje ontstond het verhaal van Spikkeltje, het ondeugende konijntje. “Vanaf dat moment bleef ik schrijven. Na het ene verhaal volgde het andere.” Het schrijven gaf haar leven weer inhoud, zegt de van nature vrolijke Joyce. “Het heeft me geholpen om uit de dip te komen.” Nu bedenkt ze zelfs aan de lopende band kindermopjes. Die wil ze uiteraard ook uitgeven, want de smaak heeft ze nu goed te pakken.
Ze weet nog, toen ze het boek de eerste keer in handen had: “Ik had een heel warm, dankbaar gevoel. Ik hield het vast en visualiseerde dat het in de handen was van een kind. Daarnaast kon ik niet wachten tot ik het aan mijn dochter en kleinkinderen kon geven en de smile op hun gezichten kon zien.”
Voordat de bundel gepubliceerd werd, las ze de verhalen aan haar kleinkinderen voor. Die genoten ervan en kennen hele stukken uit hun hoofd. Joyce wilde dat plezier ook delen met andere kinderen. Ze heeft bewust gekozen voor wat oudere lezertjes die zelf kunnen lezen, vanuit de gedachte: lezen is weten. “Ik wil graag mijn steentje bijdragen”, zegt Joyce, “om kinderen meer plezier te geven in het lezen en het zelf lezen te bevorderen.”

Titel: Versjes voor de OS Kwamalasamutu: Taal leren is leuk, Het meisje met de vogels en andere Indiaanse verhalen, Laat het verleden leven! Een boek over de geschiedenis van de bewoners van Kwamalasamutu.
Gaan over: gedichtjes van de leerlingen en onderwijzers, Indiaanse verhalen en de geschiedenis van het gebied.
Doelgroep: oorspronkelijk de leerlingen van OS Kwamalasamutu
De schrijvers: Leerlingen en onderwijzers OS Kwamalasamutu en projectbegeleider Els Moor
Hoeveelste boek: De drie boekjes zijn de eerste publicaties van OS Kwamalasamutu
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: leerlingen OS Kwamalasumutu

Op OS Kwamalasamutu zitten ongeveer 180 leerlingen. Ze praten thuis vooral Trio. Pas wanneer ze op school komen, leren ze Nederlands te praten. Daardoor kon de schoolstof minder snel opgenomen worden. Vanaf 2007 vlogen elke maand twee leerkrachten, onder wie Els Moor en een maatschappelijk werkster, Rita Day, naar Kwamalasamutu. Hun doel: de schoolprestaties verbeteren en de onderwijzers en kinderen meer plezier in de lessen te laten beleven. Het was onderdeel van het internationale project Change for children, dat als pijlers had: onderwijs, gemeenschapsontwikkeling, medische zorg en verbetering van de bestaansinkomsten.
Susan Macnack is schoolhoofd van OS Kwamalasamutu. “De meeste kinderen spreken Trio. Wij proberen het Nederlands op een speelse manier makkelijker voor ze te maken.” Dat doen ze middels versjes, liedjes, aanschouwelijk materiaal en toneelstukjes. Het materiaal werd aangepast aan de belevingswereld van de Trio’s. Schoolhoofd Macnack: “Sommige kinderen zijn nog nooit naar Paramaribo geweest, anderen gaan pas op hun achttiende. Als je praat over een auto, staat het zo ver van hun belevingswereld.”
Dus geen verhalen en gedichten over auto’s, maar wel over bootsmannen, jagers, cassavebrood bakken en het dorpshuis. Hun eigen overleveringen, zoals van Toewie en Kroemoe en de liefde van Matoewie voor vogels, werden verteld en de geschiedenis van het gebied werd aan ze geleerd. Pildas Tawadi is meester in de vijfde klas. “Het was moeilijk om de kinderen te leren over de geschiedenis van Suriname”, legt hij uit. “De slaventijd is voor hun een vreemd begrip, een andere wereld. We zijn nu begonnen bij onze eigen omgeving, onze eigen geschiedenis. Zo komt de geschiedenis dichter bij ze.”
Al het nieuwe, eigen materiaal werd vastgelegd. Zo zijn de drie boekjes ontstaan.
Het project Change for Children heeft al successen geboekt. Sinds het is gestart, zijn tien zesdeklassers geslaagd en naar de stad gegaan voor vervolgonderwijs. Ze doen het goed op de voj-scholen, zegt MacNack. “Ik schrik als ik ze na drie maanden weer ontmoet. Ze praten dan al beter Nederlands en zijn niet meer bang om fouten in deze taal te maken.”
Het project liep van 2007 tot 2010. Jammer dat het is afgelopen, vinden de onderwijzers van Kwamalasamutu. Maar de boekjes zijn er, en met die werken ze door. Macnack: “We gaan door om de Nederlandse taal makkelijker te maken voor de leerlingen. Ze hebben de taal nodig, want hun wereld wordt steeds uitgebreider. We vinden het allemaal jammer dat het project afgelopen is, maar we moeten ook een keer zelfstandig worden. En dit is ook een kans om te laten zien wat je zelf kan.”

Titel: Rupsje Regenboog en Het levensverhaal van de rijstkorrel
Gaat over: Rupsje Regenboog trekt zijn mooie, gekleurde schoenen aan. Als hij eindelijk klaar is, verandert hij in een vlinder. Het levensverhaal van de rijstkorrel laat kinderen op en makkelijke manier zien hoe rijst wordt gemaakt.
Doelgroep: Vanaf 0-jarigen
De schrijfster: Indra Hu (38) schrijft al negen jaren, maar deze zijn haar eerste in full colour en op rijm.
Hoeveelste boek: Achtste en negende
Uitgegeven: in eigen beheer
Illustraties: Stanny Handigman (Rupsje Regenboog) en Tapasia Daryanani (Het levensverhaal van de rijstkorrel).

Indra Hu had eerder geschreven over de muizen Lena en Jopie en de kakkerlak en oma. Toen haar vader vorig jaar overleed, was ze zo verdrietig dat ze geen zin meer had om te schrijven. Om haar af te leiden, nam haar man haar mee op vakantie naar Amerika. Een dag voor terugkomst kocht Indra in een one-dollar-shop knutselmateriaal, waaronder gekleurde pompoentjes. Een zakje daarvan belandde in haar kast. “Toen ik eens langs die kast liep, leek het in een flits op een gekleurde rups.” Een kronkelend personage borrelde omhoog: rupsje regenboog. “Want alle kleuren van de regenboog waren erin.” De kleuren maakten haar vrolijk en Indra kreeg zin om te schrijven. “Mijn vader had als levensmotto: ‘Het leven kent verdriet, maar ook vreugde. Laat vreugde je leiden, en niet het verdriet.’ Ik dacht: ik ga het doen. Hij zou boos op me zijn als hij zag dat ik zoveel verdriet had. Hij vond altijd dat ik mijn vreugde moest delen met anderen. Ik moest het doen voor mijn vader.” Ze schreef het verhaaltje binnen een dag.
De boeken van Indra Hu werden goed verkocht op het KBF. Ze verkocht in die week van beide samen bijna 200 exemplaren. Uit het boekje van de rups leren kinderen verschillende dingen: hoe ze hun schoenen moeten aantrekken, ze leren tellen tot tien en dat een rups in een vlinder verandert. In Het levensverhaal van de rijstkorrel wordt in rijm verteld hoe rijst zijn weg vindt naar ons bord.
Vooral op Rupsje Regenboog is Indra Hu trots. “Omdat het mij de mooie, plezierige dingen van het leven heeft gewezen. Ik had veel verdriet, maar door het rupsje heb ik het verhaal van de rijstkorrel afgemaakt.”

Titel: Rozengeur voor oma Roos
Gaat over: De broers Ed en Rik komen tijdens vakantie in het binnenland in een sprookjesachtige wereld terecht. De mystieke Yandabitana gidst ze door hun vroegere jeugd en maakt ze bewust van de grote wereld. Maar hij geeft Ed en Rik ook een cadeau mee voor hun oma.
Doelgroep: Voor de wat oudere jeugd
De schrijfster: Cobi Pengel (72) schreef al twee verhalenbundels met Surinaamse sprookjes. Ze is geboren in Nederland, maar woont al meer dan vijftig jaar in Suriname. Ze won in 2006 de derde prijs van de korteverhalenwedstrijd ‘Werelden in Ontmoeting’.
Hoeveelste boek: Derde
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: Albert Roessingh

“Ik schrijf al jaren”, vertelt Cobi Pengel. “Het is eigenlijk begonnen toen ik kleinkinderen kreeg. Ik schreef gedichtjes en verhaaltjes over mijn kleinkinderen.” De omaliefde boorde een bron van sprookjes aan – door de jaren heen vlogen ze uit haar pen. Cobi schrijft de verhalen namelijk eerst met een pen op, daarna gaan ze in de computer. Haar eerste bundel, De Gele Papegaai, kwam in 2009 uit, in 2010 De grote en de kleine hengelaar. Haar sensoren staan open, de natuur is haar inspiratie. “Geluiden van de natuur kunnen me heel erg beïnvloeden”, zegt ze. Het gekwaak van een kikker terwijl ze op haar terras zit ‘s avonds? Hop, ‘De grote en de kleine hengelaar’, over een betoverde kikker, is geboren. Sprookjes, daar is Cobi dol op. “Sprookjes en de droomsfeer, bij het lezen hou ik daar zelf van. Toen ik jong was, las ik ook altijd sprookjes waar ik mijn fantasie de vrije loop kan laten.” Ze schrijft voor wat oudere kinderen. “Ik ben op die golflengte afgestemd”, zegt ze. “Dit vind ik leuk.”
Ze vindt het een genoegen om te schrijven. “Ik geniet immens van het bedenken en schrijven van verhalen. En als mensen de verhalen ook mooi vinden, dan is dat mooi meegenomen.”
In haar boeken probeert ze het opgeheven vingertje te mijden, maar er zijn wel degelijk lesjes uit te leren. Zoals in Bange Benny, die bang is voor het donker en voor boeboelaas.
In een droomwereld leert hij zijn angsten overwinnen. In Rozengeur voor oma Roos worden de broers geconfronteerd met hun kwajongensstreken (het doodkapulteren van ston doifi en het pesten van een meisje), maar ook met hun goede daden (zich ontfermen over een zwerfhondje). In Yandakonde wijst hun gids ze vreselijke dingen zoals aardbevingen, kindsoldaten en inbraak. Waarom? “Dat is de ellende van de grotere wereld”, legt Cobi uit. “Het is er, het is de realiteit. Ze kunnen ook een dag overvallen worden of een aardbeving meemaken. Maar Yandabitana laat ze niet zomaar gaan, hij geeft ze liefde mee. Hij laat ze merken dat de liefde overwint.”

Titel: Amaisa gaat sparen
Gaat over: Amaisa van Boven-Suriname gaat met haar moeder mee naar hun kostgrondje. Van de verkoop krijgt ze wat geld. Amaisa wil een deel daarvan sparen.
Doelgroep: Oorspronkelijk de kleintjes van Boven-Suriname, voor ze naar school gaan.
De schrijfster: Christine Feenstra (32), projectmedewerkster bij Stichting Projecten
Hoeveelste boek: Vijfde in de reeks over het meisje Amaisa.
Uitgegeven door: Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname
Illustraties: Rodney Vrede jr

De Amaisa-serie is ontstaan uit het project Vroege Stimulatie Taalontwikkeling in Boven-Suriname. Christine Feenstra: “We wilden de kinderen in de voorschoolse leeftijd al in aanraking laten komen met de schooltaal, het Nederlands. Voordat ze naar school gaan, praten ze voornamelijk Saramaccaans.”
Een aantal thema’s werd uitgewerkt, helemaal in de levenssfeer van de kinderen om ze zo dicht mogelijk bij hun werkelijkheid te houden. De thema’s waren onder meer gezonde voeding, het lichaam en het dorp. De woorden die daarbij horen, worden spelenderwijs met de kinderen geoefend. In de vorm van liedjes, aanschouwelijk materiaal en werkbladen. Daaruit ontstonden de boeken met Amaisa in de hoofdrol. Aan de achterkant worden de nieuw aangeleerde woordjes verduidelijkt met plaatjes – allemaal heel helder. Elke keer leren ze zo 20 tot 25 nieuwe woordjes.
Ook in Paramaribo en andere districten zijn de belevenissen van Amaisa populair. Dat komt door de herkenbaarheid, het eenvoudige woordgebruik en de prachtige plaatjes, denkt de schrijfster. “Ook in andere districten is de problematiek met de taalsituatie hetzelfde. Voordat de kinderen naar school gaan, zijn ze niet zo gewend aan het Nederlands en kunnen de juf niet goed verstaan.”
Het project startte twee jaar geleden. De moeders worden erbij betrokken om samen met de kinderen te oefenen en te praten, ook in het Saramaccaans. “Het is belangrijk dat de moeders de kinderen stimuleren om talig te worden. Als het kind goed is in het Saramaccaans, dan is het al talig en zal het makkelijker een nieuwe taal leren.”
Wat zijn de resultaten ondertussen? “Het is nog moeilijk om conclusies te trekken, maar we hebben al verbetering gezien. We merken dat de kinderen al een beetje gewend zijn aan de klanken van de taal. Dat is al een stap in de goede richting.”
Christine Feenstra wil dolgraag verder gaan. Dat gebeurt zodra de middelen er zijn, dan zullen er zeker nieuwe avontuurtjes van Amaisa volgen.

Ook gepresenteerd:
Groeipijnen van Joany Lansdorf
This is me – bundel zelf geschreven kinderverhalen
Pelifant en Olikaan van Marjanne en Loes Wanders

[uit de Ware Tijd, 04/06/2011]

Caribbean Picture Books: The Importance of the Illustrator

 

 

 

 

 

Before you get too excited, the images above and throughout this post are not (unfortunately!) works of Caribbean children’s illustration. They are, rather, works of Caribbean fine art by the likes of Nancy Reyes from Cuba, Jacques Richard Cherry from Haiti, Elpedio Robinson from Jamaica, John Mendes from Trinidad and Tobago, Magda Magloire from Haiti, and Tara Natalie Madden from Jamaica. That revelation aside, don’t the images look like they could easily be found on the pages of Caribbean children’s books? I think so. I wish so! (As always, click on images to enlarge.)

With my recent post on Trinbagonian illustrator James Hackett, I have begun translating my conviction about the importance of Caribbean children’s illustration into action, by bringing attention to the work of wonderful artists doing fantastic work right here in our region. Now, the artists profiled on the blog may not have ever illustrated a children book. Many of the artists I will interview or feature on the blog in upcoming posts are Caribbean individuals who have only considered children’s illustration but who have not actively explored or gotten into the field. Nevertheless, I am dedicated to highlighting these Caribbean artists on the blog: people who have the talent, who have the potential, who have the interest, but who simply haven’t been approached to do the work of children’s illustration.

I may get some grief for this, but I am going to say it anyway: I simply don’t think Caribbean children’s illustration as it stands today is all that great. I mean the work that currently appears in published Caribbean children’s books. To put it plainly, Caribbean children’s illustration as it looks today, lacks versatility, seriousness (in the sense of professionalism) and sustained effort. Caribbean children’s illustrators (who by the way, are a small group) simply haven’t been inventing much, and we are waaaaaay behind our continental counterparts in this respect. Much― and that is not all, there is some great work out there― but again, much of the illustration currently appearing in Caribbean picture books is basically clichéd: cute, simplistic, uninventive, cartoony, and computer-generated. Not that computer-generated in inherently bad, but in my opinion, if it’s computer-generated it has to be really well-done.

Looking at many of the illustrations in Caribbean picture books, I might be tempted to say that Caribbean artists are simply not that talented. This I know, is far from the truth. There is abundant, fantastic artistic talent in the Caribbean. What is missing in our region, is a sense of the importance of the role of the children’s illustrator. Also, many of us do not yet understand that works of children’s illustration are as much “fine art” as the creations we see displayed in Caribbean art galleries and museums. Caribbean artists fail to see children’s illustration as the lucrative business and fine artform that it is, and we are decades behind continental children’s illustrations (UK, Asia, USA, Africa) in this sense. So that is where we are right now in Caribbean children’s illustration: abundant talent to choose from, but no cohesive, well-respected children’s illustration field/industry with ties to an organized, professional and active Caribbean children’s publishing mechanism with plenty and sustained work opportunities for illustrators.

Since the dawn of the twentieth century, children’s illustration in the UK and the USA, and in Asia and recently Africa, has steadily become more elaborate and inventive as continental illustrators bring more fine art techniques, media and cross-cultural inspiration into their work. Children’s illustration used to be dominated by European norms: the traditional watercolor/pen/graphite/oil/acrylics. Now, all mediums and techniques are fair game because we have the technology to beautifully and faithfully transfer almost any artistic creation onto the pages of books. So today we have children’s illustrators all over the world who are doing stunning, culturally significant work using non-traditional techniques like batik, stained glass, mosaic, foil stamping, tissue paper collage, cut paper collage, 3D pop art, and scratchboard.
Just check out the American picture book, The Blizzard’s Robe illustrated in batik by Robert Sabuda and his other picture book, Saint Valentine which is illustrated in mosaics created from marbleized and hand-painted papers. Or, check out the award-winning American children’s book Smoky Night, illustrated by David Diaz which uses acrylic with mixed-media collage illustrations. Clearly, as the children’s literature market becomes more globalized, children’s illustrators all over the world have begun to use media like fine artists: to reflect and express culture, to tell complex and unheard of stories, to grapple with important social and human issues, all through the fine, increasingly high art of children’s illustration.

I hope our artists in the Caribbean will also come to see children’s illustration as a fluid, socially-conscious and versatile artform with the potential for dynamic approaches. If Caribbean children’s illustration is to really do something for our children and for our culture, we need savvy fine art illustrators (i.e. not just ordinary, run-of-the-mill illustrators) who can experiment with a mixture of forms and techniques to define and redefine a truly authentic Caribbean children’s book aesthetic. Our modern Caribbean artists are creating fabulous showroom masterpieces using batik, acryclics, and other media. If only they could see children’s books as another showroom, another “museum” into which our children wander to learn, wonder, gaze and explore. I am not saying everyone will want to, or is cut out to be a children’s illustrator, but I highly suspect that more people would be drawn to it if they knew how important, how fulfilling (and yes, how lucrative) it is.

So I keep encouraging Caribbean people and artists to keep an open mind about children’s book illustration. The work of the Caribbean illustrator especially is so crucial, so special. We’re not there yet, but if I have anything to say about it (and I’m sure you know I do :-)) we will be soon.

 

[van Summer Edward Blogspot]

Reuzengolf voor RBTT Bank

RBTT Bank was aanwezig tijdens het Kinderboekenfestival met het leuke project Join the Wave’ – Doe mee met de golf. Een groot aantal kinderen heeft de RBTT-stand bezocht en heeft heel enthousiast meegedaan met de golf. De kinderen hebben zelf een golf kunnen schilderen onder begeleiding van de bekende kunstenaar George Struikelblok, en zo hun talenten laten zien. George Struikelblok heeft aan het einde van het festival alle golven die geschilderd zijn door de kinderen in één grote golf verwerkt en tot een kunstwerk gemaakt. Dit project – Join the Wave – is in het kader van de RBC Blue Water Day die op 10 juni gevierd wordt. George Struikelblok overhandigde twee kunstwerken aan de heer Peter Ng A Tham, President & Country Head van de RBTT Bank. De heer Ng A Tham was heel blij met de kunstwerken waar je het talent van de kinderen kan zien. Een van de kunstwerken is opgehangen in het RBTT-kantoor Jozef Israël-straat en het andere zal in het RBTT kantoor Mr.J. Lachmonstraat worden gehangen. Ook hebben de kinderen een tekening gekleurd en een opstel geschreven over het belang van water. Er zal een aantal winnaars worden uitgekozen die een geschenkje van de RBTT bank zullen krijgen.

[uit De West, 11 juni 2011]

First Lady leest voor in presidentieel paleis

De Surinaamse first lady Ingrid Bouterse-Waldring had vanmorgen ruim twintig leerlingen van de St Thomas Mooreschool, een basisschool uit Wasjabo, op bezoek in het presidentieel paleis. Op het terras las Bouterse-Waldring de kinderen voor uit het boek Rozengeur voor oma Roos van Cobi Pengel. Na afloop kreeg elk kind (van 10 tot 14 jaar) een eigen boek mee om het verhaal thuis verder te kunnen lezen.

“Lezen is weten”, zo stelt de first lady, “en ook al woon je heel ver weg, als je veel leest leer je de wereld kennen.” De leider van de Thomas Mooreschool ontving tijdens het bezoek uit handen van de first lady twee pakketten van kinderboeken met verhalen die zijn geschreven zijn door kinderen uit Kwalamasemutu. Het pakket bestaat uit de boeken: Het meisje met de vogels, Laat het verleden leven en Taal leren is leuk.

Het voorlezen van schoolkinderen maakt deel uit van de campagne om het lezen onder Surinaamse kinderen te stimuleren waar de presidentsvrouwe eind vorig jaar mee van start is gegaan. In november opende Bouterse-Waldring een leeshoekje in een kindertehuis op Para. Tijdens de nationale voorleesdag in maart was ze met onder meer minister Raymond Sapoen van Onderwijs en Volksontwikkeling present om schoolkinderen voor te lezen in het Cultureel Centrum Suriname. Inmiddels werkt het kabinet van de first lady ook samen met de stichting Kinderboekenfestival om leesactiviteiten op te zetten.

Het leesbevorderingsproject past binnen de portefeuille kinderen en educatie van de first lady. Volgens Serena Holland van het kabinet van de first lady komen regelmatig verzoeken binnen om een leeshoek in te richten op scholen, kindertehuizen of oppascentra. Eind deze maand ontvangt Bouterse-Waldring leerlingen van de OS Lebi Doti uit het gelijknamige dorp in Brokopondo. Holland verwacht dat tijdens die voorleessessie ook een kinderboekenschrijver aanwezig is.

De kinderen uit Wasjabo brachten tijdens hun educatieve trip naar de stad ook een bezoek aan fort Zeelandia, het Openluchtmuseum in Nieuw Amsterdam, de brandweer van Commewijne, het hoofdkantoor van de DSB Bank, Surinam Airways, Paramaribo Zoo en de chocomelfabriek van Michi.

[uit Starnieuws, 13 juni 2011]

21-12-2012 op Bonaire ontraadseld

Spannend jeugdboek over de zeer nabije toekomst

door Jeroen Heuvel

Afgelopen week is er een nieuw Nederlands jeugdboek dat zich deels op Bonaire afspeelt, op twee plaatsen tegelijk ten doop gehouden: in Aruba en in Den Haag. ‘Het jaar 2012 is net begonnen,’ staat er op de achterflap van Black Mamba. ‘Onverwachts vertrekken Nikita en Claire, twee hartsvriendinnen van 15 en 16 jaar, naar Bonaire. Ze verblijven op Black Mamba, de oudste plantage van het eiland, waar onverklaarbare dingen gebeuren. Samen met Kirza, Francis, Roy en Alvin gaan ze op onderzoek uit. Als een oude geest het zestal confronteert met het duistere verleden van Atlantis, raken ze verzeild in een bizar avontuur. 2012 blijkt het cruciale jaar om de aarde van haar definitieve ondergang te redden. Wanneer de twee meiden tijdens hun vakantie in New York tot de ontdekking komen dat ze al vanaf Amsterdam onophoudelijk worden geschaduwd, is het te laat. Toeval bestaat niet en ze lopen met open ogen in de val.’

Veel kinderen lezen graag spannende boeken, bijvoorbeeld over indianen en cowboys – Arendsoog –, over piloten in oorlogstijd – Biggles –, of over paarden en liefdesavonturen op vakantie, en soms echte literatuur, zoals Alleen op de wereld. Later op de middelbare school gaat die hobby over in andere bezigheden, voor de meeste kinderen. Als er door de leraar Nederlands een lijstje met verplichte boeken wordt opgegeven, vergalt dat tegen beter weten in het leesplezier. In sommige landen proberen ze speciaal voor de leeftijdsgroep die dreigt af te haken, boeken te publiceren. Jongeren spelen de hoofdrol, laat de inhoud gaan over de ontwikkelingsfase waarin zij zitten, dan zou de groep van twaalf tot vierentwintig jaar aangesproken worden, omdat deze adolescentenromans de mogelijkheid tot identificatie bieden. Volgens mij is het op de eerste plaats belangrijk dat een lezer plezier beleeft aan een boek. Dat mag iedere lezer zelf bepalen. Aan dit debuut van Rosee Bentana is veel leesplezier te beleven, vind ik.

Het is een echt meidenboek, waarin ze veel giechelen en lachen. Nikita is het verlegen, intelligente meisje dat alles wat ze weet, heeft geleerd van Discovery Channel en dat komt goed van pas in dit avontuur met dodelijke slangen, de Black Mamba. Het boek is vanuit Nederlands perspectief geschreven en bestaat uit drie delen. Het eerste deel vertelt over de aankomst op Bonaire en heet dan ook: Een andere wereld. ‘Ik doe gewoon net alsof de douane de entree van de Efteling is. Kom ze hebben net een nieuw sprookje, over twee meiden die naar de tropen gaan.’ ‘Met een heks?’ ‘Met een heks.’ ‘En een prinses?’ ‘En een prinses.’ ‘Dan wil ik de prinses zijn.’ ‘Mij best.’ Op pagina 10 staat ook het verschil tussen de twee hartsvriendinnen beschreven, als ze op Schiphol wachten op hun vlucht. Nikita bijt haar nagel door die net is afgebroken. Ze voelt zich vreemd opgewonden. Op de een of andere manier heeft ze een voorgevoel dat er iets spannends staat te gebeuren en meestal komt haar gevoel uit. Ze hoort Claire een diepe zucht slaken en ziet hoe ze met één beweging van haar zonnebril haar haren naar achteren schuift. Een van de vele dingen die ze zo fascinerend vindt aan haar vriendin. Zelf voelt ze zich soms een beetje moedeloos als ze in de spiegel kijkt. Haar bos krullen is te weerbarstig om er model in te krijgen, daar is echt geen beginnen aan. Ook schaamt ze zich voor haar lichaam. Niet voor haar huidskleur. Die mokkakleur geeft haar juist een prettig gevoel, alsof haar vader nog steeds een beetje bij haar is. Het probleem zit hem meer in haar vormen. Nu haar billen ronder worden en haar borsten groter, verbergt ze zich liever in slobberkleren. Dat zal haar in de tropen niet meer lukken. Claire haalt haar steeds vaker over om strakke topjes en skinny jeans te dragen. Het gevoel dat ze dan halfnaakt is, wordt bevestigd door de begerige blikken die de jongens naar haar werpen. Dat vindt ze verschrikkelijk, in tegenstelling tot Claire die juist van hun aandacht geniet. Zelfs na een tocht door de regen maken haar druipende haarslierten en doorgelopen make-up haar nog aantrekkelijk. Claire’s blauwe ogen geven haar gezicht iets mysterieus. Dat komt ook doordat ze een beetje schuin omhoog staan. Die schuine ogen heeft ze van haar vader, een half Aziaat. Van haar moeder heeft ze haar witblonde haar en haar mooie figuurtje. Op blz. 63: ‘Ik wil niks ingewikkelds, maar gewoon een beetje mensen aan het lachen maken, weet je,’ zegt Claire met haar grappige accent. De titel van het eerste deel slaat niet alleen op een andere wereld dan Nederland, maar ook op een geheime grot die ze ontdekken, met slaventekeningen er in, en waarvan zij alleen weet hebben, op Bonaire. De auteur is eigenlijk twee auteurs: Rosee Bentana (zie de gelijknamige website) is een pseudoniem voor Christel Cosijn (kozijn = bentana) & Richelle van den Dungen Gronovius, twee Nederlandse vrouwen die op Bonaire en in Aruba werken en onder meer schrijven voor het Antilliaans Dagblad. De schrijver kijkt door een roze kader naar een nieuwe wereld. Ook al gaan de personages naar Bonaire omdat de moeder van Nikita, Katinka, met haar vriendin, Eva, daar een landhuis moeten restaureren, ze zijn nog leerplichtig. Blz 25: ’Er moet ook worden gestudeerd, precies zoals we hebben afgesproken. De school hier is anders dan in Nederland, maar pas je maar aan. Mochten jullie cijfers onvoldoende zijn, dan komen jullie in het grote huis wonen of… jullie gaan terug naar Nederland. Vraag op tijd om hulp als je die nodig hebt en blijf verder uit de problemen zodat wij aan onze restauratieopdracht kunnen doorwerken.’ Ze zijn op slag nuchter. Terug naar Nederland? Echt niet! Ze gaan hun best doen, dat beloven ze plechtig! ‘En, dametje Claire, ik verwacht van jou dat je je niet gedraagt zoals in Amsterdam! De tamtam gaat hier erg snel. Op dit kleine eiland blijft niets lang geheim, dat is alles wat ik erover zeg. En nu, hupsakee,’ zegt Katinka, Claire’s rollende ogen negerend, ‘onder de douche! Over een kwartier rijden we naar het dorp […].’ De kinderen maken op school dat een ‘tropenrooster’ heeft kennis met enkele ‘lokale’ jongeren en ook met Machi, de grootmoeder van Kirza. Machi is helderziend. Zij voorspelt Nikita die een mysterieus kettinkje om haar hals heeft, hoe bijzonder Nikita is voor de oplossing van het probleem van 21-12-2012. In deel twee De slangendrager vinden ze in de grot een brief van een afstammeling van een Hoge Priesteres van Atlantis, waarin staat dat 13 het getal is van de Slangendrager. En verder, op blz 103: Maar ik zie het einde snel nabij komen. We zijn ontdekt. De leem op de muren heeft ons wel gedeeltelijk beschermd tegen TIS maar uiteindelijk heeft de chip die de val overleefde ons waarschijnlijk verraden maar daar kwamen we te laat achter. TIS hield hier geheime bijeenkomsten in verband met hun ontwikkelingen met SXC, de basis op Curaçao waar ze met behulp van Atlantische technologie een vliegtuigje ontwikkelen waarmee ze naar de stad Atlantis kunnen, want als zij de geavanceerde technologische kennis van Atlantis te pakken krijgen […] Het laatste deel, In de val speelt zich af in New York. Daar komen alle draadjes van de thriller samen en staat het thema geschreven: ‘Nash koeroe nash gha, je kunt het, als je je angst loslaat.’ Het is de auteurs gelukt om gedurende 218 pagina’s de spanning er in te houden en met veel humor, rake rapgedichten en wat kalverliefde een eigentijds jeugdboek te schrijven.

Tijdens de presentatie begin deze week in Aruba verwees Wim Rutgers die de totstandkoming van dit boek heeft meegemaakt naar de hoeveelheid werk die er in heeft gezeten. ‘Schrijven blijkt in Black Mamba iets van persoonlijk plezier, maar dan komt vervolgens de hoofdpijn van het moeizame publiceren. Het pleit voor de auteurs dat ze een groot deel van hun enthousiasme hebben bewaard voor dit moeilijke deel. Ik heb het proces – letterlijk – van verre gevolgd, waarbij in een tijd van twee jaar van een manuscript dat in 2009 nog de hilarische titel had van 50 million oilyballs is gewerkt naar de veel sterkere want intrigerende titel Black Mamba waaronder het geheel bewerkte verhaal nu verschijnt. De herschrijving en uitbreiding leidde van 272 Kb naar een verhaal van 699 Kb.’ Hopelijk blijft het niet bij dit ene boek van Rosee Bentana, want er zijn nog zoveel avonturen te beleven, over bijvoorbeeld de precolumbiaanse tijd van Amerika, de zondvloed, de ijstijd, Lemurië, maar komt er een serie, zoals van Pitty of De olijke tweeling. Bovendien hoop ik dat het lokale schrijvers aanspoort om hun boek(en), jeugdboeken of adolescentenromans eindelijk te gaan publiceren, in het Papiamentu of in het Nederlands of in welke taal dan ook. Klik hier voor een verslag van de presentatie in Den Haag

Miep Diekmann bij de boekpresentatie van Black Mamba

door Giselle Ecury

In Den Haag is op 5 juni tijdens het Jeugdboekenfestival “Boekids” het eerste boek van Rosee Bentana, pseudoniem voor de in het Caribisch Gebied wonende schrijfsters en vriendinnen Christel Cosijn en Richelle van den Dungen Gronovius, spetterend gelanceerd. Deze spannende co-productie, die verscheen via uitgeverij Aquazz onder de naam Black Mamba, speelt zich af op Bonaire rondom Nikita en haar hartsvriendin, de Nederlandse Claire, die tijdelijk bij haar komt wonen op het eiland. Ze raken bevriend met een derde meisje en met drie jongens. Met elkaar beleven ze van alles.

Het boek is geschreven voor Nederlandse en Caribische jongeren die het moeilijk vinden om de overstap van jeugdliteratuur naar de literatuur voor volwassenen te maken. Humor, liefde en avontuur zijn de pijlers van deze jeugdthriller.

Inge Faasse, vriendin van de beide schrijfsters, leidde de presentatie in. Vervolgens dansten twee koppels van Salsaventura flitsend een vrolijke salsa, waarna het toegestroomde publiek, van heel jong tot ouder, maar al te graag ook even met de voetjes van de vloer ging. Na deze workshop werd een boek uitgereikt aan allebei de dames die hierin qua ritme en uitstraling uitblonken. De rust keerde weer, toen Inge een spannende passage voorlas uit het boek.

Het eerste exemplaar van Black Mamba werd ten slotte in ontvangst genomen door niemand minder dan Miep Diekmann (1925). Zij heeft in haar jeugd gewoond op het Curaçao van de jaren ’30 van de vorige eeuw en was de eerste die over de eilanden schreef, om zo de Nederlandse kinderen in contact te brengen met de overzeese gebiedsdelen, waar Miep zelf zoveel heerlijke herinneringen aan bewaart. Binnen de kinder- en jeugdliteratuur won ze vele prijzen, zoals een Gouden Griffel, de Duitse Staatsprijs en de Nederlandse Staatsprijs. Het boek De boten van Brakkeput uit 1956 werd het Kinderboek van het Jaar en betekende voor haar een grote doorbraak. In 2008 werd het prachtige Marijn bij de Lorredraaiers uit 1965 nogmaals uitgegeven. Een boek dat zich afspeelt tijdens de slavernij en dat uitstekend de geschiedenis weergeeft binnen het juiste perspectief.
Miep Diekmann is tot op heden een ongelooflijke vakvrouw gebleven. Dat zij Black Mamba in ontvangst wilde nemen, kunnen we niet anders noemen dan een grote eer voor Rosee Bentana en een goed voorteken. Daar is beslist ’s avonds een toast op uitgebracht met de eveneens uitgereikte, feestelijk verpakte fles Rosé(e)!

Klik hier voor een verslag van de presentatie op Bonaire

Rozengeur voor Oma Roos

door Marja Themen-Sliggers, Xaviera, Jaïr, Jamar

Rozengeur voor Oma Roos
is het derde doek van Cobi Pengel, evenals de eerste twee geïllustreerd door Albert Roessingh, die weer zo prachtig de sprookjesachtige sfeer en het romantisch element heeft weten te treffen van dit verhaal. Ed en Rik gaan met hun ouders op vakantie naar het binnenland, naar de Raleighvallen. Oma Roos gaat ook mee, want zij moet een beetje opgevrolijkt worden omdat opa Ramon nog niet lang geleden overleden is. De jongens verheugen zich niet zo erg op een vakantie als deze. Maar als ze eenmaal in de soela zijn en de vreemde gebeurtenissen vinden plaats, dan beseffen ze toch wel dat dit avonturen zijn die je in de stad niet zult beleven.

Je hoort ze niet meer klagen. Onder begeleiding van de mysterieuze Yandabitana komen ze de grot van de Vleermuizen en de Spinnen binnen en krijgen ze enkele levenslessen mee. Vanuit de grot worden ze toegelaten tot de Groenwereld, nadat Vriend Wachter hun toestemming heeft gegeven door te komen. Weer verdergaand is er Vriend Lichtboom, die zijn takken opheft zodat alle stondoifi’s die met hun eigen lichtje in de boom zaten, opvliegen en de hemel verlichten. Onderweg zien ze mooie en minder mooie episodes uit hun kindertijd, waarvoor ze zich soms zelfs schamen. Op een bepaald moment horen ze prachtige muziek en zien ze schitterende kleuren die aan komen zweven. Het is de zuster van Yandabitana die door naar hen toe te komen toestemming heeft gegeven met haar hulp te zweven over het Magische Meer en dan beklimmen ze ook nog de Hoge Berg. Ze komen uiteindelijk in Yandakondre, waar Yandabitana de baas is. Hier zien ze Opa Ramon terug. Ze zien het huisje van opa en oma en hoe oma stroop brengt voor opa Ramon en hoe opa haar bloemen geeft, rozen natuurlijk. Ze ruiken zelfs hoe heerlijk die rozen geuren. Gelukkig kan Yandabitana de tijd stilzetten, zodat het net lijkt of ze maar eventjes weg zijn geweest, als ze weer terug komen bij hun vader en moeder en oma Roos. Maar die ruiken wel de heerlijke rozengeur en het lijkt of oma Roos nog iets meer opmerkt ook… romantisch en sprookjesachtig, ja maar ook pakkend en boeiend. Tenminste, op een moment kon ik niet verder met voorlezen omdat het maaien van het gras te veel lawaai maakte. Jaïr nam het boek, trok zich terug in de hangmat en las het in één adem uit. Daarna gaf hij ons een compleet en gedetailleerd verslag en hij was duidelijk content met het einde: de rozengeur voor oma Roos.

Rozengeur voor Oma Roos, auteur Cobi Pengel, illustraties Albert Roessingh, uitgave PCOS, druk Leo Victor, ISBN 978-99914-56-08-9

Nieuwe Surinaamse kinderboeken

door Christine Samsom

Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: Kinderen horen in hun eigen belevingswereld te worden geschoold, liefst in hun eigen taal. Ik vind dan ook behalve het stimuleren van het lezen, de belangrijkste verdienste van het Kinderboekenfestival, dat het onze eigen kinderboekenschrijvers inspireert om dát te schrijven wat onze kinderen aanspreekt: ons eigen ding!

Dat dit principe ook moet gelden voor de kinderen van het binnenland, lijkt me logisch. Daarom is het initiatief om te komen tot speciale schoolboekjes voor de kinderen van Kwamalasamutu (natuurlijk ook voor die in Apetina, Palumeu, Tepu en zeker ook de rest van het binnenland) toe te juichen. Zij gaan niet met een bus naar de markt; zij gaan met een korjaal naar hun kostgrond om aardvruchten en groenten te halen. Zij kunnen niet naar de slager om vlees te kopen; nee, vader gaat op jacht! Het team van het project Change for Children heeft samen met het team van de school van Kwamala onder leiding van het bijzonder actieve schoolhoofd Susan Macnack en met de inzet van de leerlingen en ouders drie boekjes gemaakt die ons stedelingen een blik gunnen in het leven in dat verre dorp, waar we niet zelf zomaar naar toe kunnen, maar die natuurlijk in de eerste plaats bestemd zijn voor de leerlingen om het leerproces te ondersteunen. Over het project is al veel geschreven in de Ware Tijd, met complimenten aan o.a. Bonnie van Leeuwaarde.

Persoonlijk vind ik Taal leren is leuk werkelijk het leukst. Op speelse manier werden kinderen en leerkrachten gestimuleerd om versjes en gedichtjes te maken. Uitgaande van en geïnspireerd door gedichten uit Popki Patu van Orlando Emanuels gingen de kinderen aan het werk. Het gedichtje ‘In een regenton, in een regenton zat een kleine todo’ van Orlando, werd door Waine Wahi uit de 6de aangevuld met: ‘In een hondehok, in een hondehok zat een kleine hond’ en hij maakte er een tekening bij. Gedichten over vader die op jacht gaat, de bootsman die overal naar toe gaat, over een vliegtuig en over brandhout, over dieren en over de school wisselen elkaar af. Één is door Twilla van de 6de misschien wel speciaal gemaakt voor de minister van Onderwijs: ‘In mijn school’ (zie hieronder). Vincent waarschuwt: ‘Laat onze okopipi met rust!’, Yoisling vindt geschiedenisles het leukst. En Juf Susan zet de klas op stelten door de kinderen alle geluiden die horen bij het openkappen van een kostgrond te laten nadoen: Hak, hak, hak. Kraaak en boeoeoem!! Hé, wat doet die kabouter met rode puntmuts ertussen?

Het meisje met de vogels en andere indiaanse verhalen, wil kinderen stimuleren om te luisteren, te lezen, te tekenen en, wie weet, zelf te verzinnen. De verhalen zijn o.a. van Cirino en van de Trio’s zelf, verzameld door Cees Koelewijn. Wat direct opvalt is dat in veel verhalen bijzondere dingen gebeuren, zoals een meisje dat met vogels praat (titelverhaal), een vriendje dat in een tingifowru verandert, kinderen die naar de maan verdwijnen om nooit meer terug te komen, een brand die niet door volwassenen met water of kruiden geblust kan worden, maar alleen door een onschuldig kind en de angst voor panakiri (blanken) die mensen opeten. Bij elk verhaal staan tekeningen van en opdrachten voor de leerlingen. Opvallend is het kerstverhaal dat eerst staat afgedrukt zoals het in de Bijbel staat en daarna zoals de 5de klas van meester Pildas het heeft bedacht: Zwangere Meeri en Josè komen helemaal uit Brazilië lopen om zich te melden bij CBB in Kwamala. Maar er zijn zoveel mensen die zich moeten melden dat…….Juist ja. Meeri bevalt in het kampje op een verlaten kostgrond. Een engel meldt mensen die vol kasiri liggen te slapen op een andere kostgrond dat…..enz. Nou, als dat niet past in de belevingswereld van het kind….! De leerkrachten werkten i.v.m. een training aan een project waarvan de neerslag op het eind van het boekje met veel hilariteit beschreven wordt.

En dan nummer 3: Laat het verleden leven! een boek over de eigen geschiedenis van de bewoners van Kwamalasamutu geeft in 2 delen: ‘We leren geschiedenis’ en ‘Verhalen uit en over het dorp’, weer onderverdeeld in verschillende lessen, eigen historisch inzicht aan de kinderen van het dorp, ook weer prachtig geïllustreerd door henzelf. Granman Asongo vertelt over zijn afkomst, maar ook verschillende leerkrachten doen dat. Soms is niet duidelijk, wie vertelt. Belangrijk is dat de kinderen leren dat hun voorouders de eerste bewoners waren van Suriname. Uitgebreid komt de prehistorie aan de orde, met foto’s van de grotten van Werehpai, slijpgroeven, rotstekeningen: hoe die voorouders eerst leefden van jacht, visvangst en verzamelen, zich later vestigden in dorpen waar kostgrondjes werden aangelegd, hoe ze van bosnegers ijzeren voorwerpen kregen in ruil voor jachthonden, hoe allerlei tot dan onbekende ziektes de volken decimeerden, hoe Amerikaanse zendelingen medische hulp boden, waarom en hoe Kwamala werd gesticht. Steeds is er een andere verteller, soms zijn er opdrachten voor de kinderen. Spannend is het verhaal van Juf Reoma Tawadi van de 3de klas over de ontdekking door haar vader Kamainja Panaschekuung (oei, moeilijk uit te spreken!) en anderen van Werehpai.

Tenslotte: Alle 3 boekjes staan vol tekeningen van de kinderen. Wat een talent!

Complimenten aan de mensen van Change for Children van wie Els Moor dé motor is achter de verwezenlijking van het project en de boekjes en aan AlbertRoessingh voor de lay out.

In mijn school

In de school, in de school
zijn er gaten
in de school zijn er zovéél gaten
maar wij gaan door met lessen volgen.

De bootsman

..Stroomopwaarts of stroomafwaarts
over de grote en kleine soela’s
kamp opzetten
lekker hengelen!
Lekker eten en dan terug!
Met mijn bootsman lekker terug!

De belevenissen van een muizenfamilie

door Marja Themen-Sliggers, Xaviera, Jaïr, Jamar

De belevenissen van een muizenfamilie en andere verhalen is het eerste boek van Joyce Pereira. Het titelverhaal is met zijn twaalf bladzijden het langste verhaal. Het boek is uitgevoerd in A4 formaat met een gekleurd omslag. De omslagillustratie is ook de enige plaat in het titelverhaal. Alle verhalen, zes in totaal, hebben één illustratie. Illustrator Rodney Vrede heeft deze keer geen heel vrolijke, heldere kleuren gebruikt, veel bruin-tinten, maar zijn tekeningen zijn leuk, aantrekkelijk, zoals gewoonlijk; een compliment dat hij mijns inziens verdient.

Slechts één plaat bij elk verhaal betekent dat er veel grote bladzijden zijn met alleen maar tekst. Een zee van letters op een A4-grote pagina. Niet bemoedigend voor kinderen. Zelfs Jaïr , toch een fervente boekenwurm, werd er door ontmoedigd: ‘Oma, ik ben er wel mee begonnen, hoor, met lezen, maar kijk eens naar die bladzijden…’, was zijn commentaar. Tijdens het voorlezen begon Jamar de muizen te tekenen; hij valt natuurlijk met zijn 5 jaar nog helemaal op de platen, de bladzijden met letters zeggen hem nog niets. Overigens zijn de bladzijden 11 en 12 omgekeerd en zitten er verderop in het boek, vooral in het verhaal ‘De zeemeermin’ vreemde spaties, ruimten in de tekst, die lijken op een alineaverdeling, maar dit niet zijn.

Het titelverhaal gaat over een muizengezin, vader, moeder en twee jongetjes, Lompie en Sjompie en twee meisjes, Miepje en Piepje. Ze wonen in een mensenhuis onder de kast, waar ze hun eigen huisje hebben ingericht. Aanvankelijk is de enige bedreiging de stofzuiger van de schoonmaakster, maar die stopt de stofzuigerslang gelukkig niet echt ver onder de kast waar de muizen wonen. Min of meer door de ondernemingslust van een van de meisjesmuisjes ontdekt de mensenfamilie dat er muizen in huis wonen en schaft men een kat aan. Dan wordt het gevaarlijk en besluit het muizengezin te verhuizen naar het berghok op het achtererf. De beargumentering van de voorgenomen verhuizing komt op mij een beetje vreemd over; het muizengezin wil de mensen geen overlast bezorgen, de mensenkinderen zijn zo lief en van meneer en mevrouw hebben ze ook geen last, ze zullen ze missen als ze naar het achtererf gaan. De kinderen hadden hier geen commentaar op. Wat hen en mij echter wel echt stoorde was dat moeder en vader muis onderscheid maken tussen hun kinderen; ze praten over hun lastigste kind, het meisje dat het meest ondernemend is. Zij wordt een keer in een kast ingesloten, terwijl ze erop uit is om een stuk kaas te pakken. Als het goed afloopt, wordt het haar niet in dank afgenomen, terwijl een van haar broertjes, die hetzelfde meemaakt, na zijn bevrijding uit de kast vol liefde aan moeders hart gedrukt wordt. Oneerlijk volgens de kinderen! Onpedagogisch volgens mij en dit had volgens mij eigenlijk niet mogen passeren in een uitgave van PCOS.

Het verhaal van ‘Alicia en de vogel met de gouden vleugels’ begint leuk, sprookjesachtig, en menselijk, over een prinsesje dat graag gewoon wil zijn, wil spelen en zich vuil maken, maar dan die prachtig mooie vrouw, een fee met blond haar en blauwe ogen??? die er aan te pas moet komen, en het verdere verloop van het verhaal over de boerenkinderen, die met prinses Alicia mogen spelen…. Het komt een beetje gezapig en moralistisch over. Voor ‘Het verdrietige beertje’ en de laatste twee verhalen, respectievelijk, ‘Liandro en Grando, de tijger’ en ‘Spikkeltje, het ondeugende konijntje’ geldt eigenlijk hetzelfde; het loopt allemaal té goed af, iedereen die ondeugend was wordt vergeven en de arme, zielige personages worden geholpen.

De belevenissen van een muizenfamilie en andere verhalen, Auteur Joyce Pereira, illustraties Rodney Vrede Jr., uitgave PCOS, druk Leo Victor, ISBN 978-99914-56-09-6

Ebo-Raphaël, l’histoire d’un esclave

par Céline Guillaume

Ebo-Raphaël, l’histoire d’un esclave est un livret pédagogique adapté aux 8-12 ans. Une écolière noire raconte à une autre petite fille blanche l’histoire d’Ebo, ancêtre de sa grand-mère. L’histoire de l’esclavage y est ainsi abordé, depuis l’Afrique jusqu’à l’abolition de l’esclavage.

lees verder…

In gesprek met mw. Yvonne Caprino, de motor achter het Kinderboekenfestival

door Marja Themen

Het algemene doel van het Kinderboekenfestival is het bevorderen van leesplezier. Om te kijken in hoeverre dit doel bereikt is, werden er vanuit de organisatie bezoekjes gebracht aan de 90 verschillende stands. Volgens Yvonne Caprino mag er geconcludeerd worden dat voor 80 % het leesplezier werd geprikkeld. Na zoveel jaren KBF is er nu een generatie kinderen die elk jaar komt en bij wie er nu langzamerhand gesproken kan worden van leeshonger in plaats van leesplezier. Er is dus nu ook meer vraag naar boeken. Dit openbaart zich ook in de nieuwe boeken die er zijn uitgekomen. Het KBF mikt op minimaal 1 kinderboek per jaar, maar het zijn er nu bijna 10 vanuit PCOS.

In een stand werden per dag 10 leerlingen geïnterviewd om onderwerpen voor nieuwe boeken te vinden. Dit jaar bestaat het KBF uit 90 stands waar in de ochtenduren, onder schooltijd, klassen terecht kunnen. Verder zijn er 9 massa-activiteiten. Elke bezoekende klas gaat naar 3 verschillende stands en verder naar de massa-activiteiten, terwijl ze na 12 uur vrije keuze hebben. Er is door de jaren heen een basisteam ontstaan van standhouders, dat ook gegroeid is in didactische vaardigheden, waardoor er een steeds betere overdracht plaatsvindt. Per dag komen er op het KBF in Paramaribo zo’n 5.500 kinderen, een drukte van belang. De huidige structurele hulp van de kweekscholen is dan ook zeer welkom. De studenten vinden ’t prachtig, onderwijs in een andere omgeving. Alleen jammer dat er vanuit school zo weinig aandacht aan gegeven wordt. De studenten hebben geen leerdoelen, zelfs geen opdrachten voor de dagen die ze doorbrengen op het KBF. Ze moeten maar leren door een voorbeeld te nemen aan de standhouders.

Elke ochtend begint het KBF programma met de vlaggenparade, net als op school. Hiermee wordt het saamhorigheidsaspect en het nationaliteitsgevoel benadrukt. Daarna volgt de dagopening door de stichting PCOS vanuit hun christelijke achtergrond verzorgd. Op de vraag of dit in onze multiculturele en multi-etnische samenleving geen eenzijdige invalshoek is, benadrukt Yvonne Caprino dat eenieder die het thema ondersteunt ook vanuit andere culturen welkom is. Diversiteit wordt toegejuicht.

Het KBF als product is vastgelegd en vastomlijnd en het is op weg naar duurzaamheid, met een continue organisatie. Natuurlijk zijn daar fondsen bij betrokken en moet het concept nog aangescherpt worden. Maar heel duidelijk is de opbouw van het product: het voortraject, dat op school plaatsvindt en bij de buurtorganisaties, dan het KBF zelf, en het natraject, weer op school. Voorlezen is nu een verplicht schoolvak!

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter