blog | werkgroep caraïbische letteren

Het verleden is een vreemd land

door Susan Legêne

Verslagen vanwege de dood van Anil Ramdas op 16 februari 2012 wil ik hem in deze column in OER gedenken met een bespreking van een artikel dat op 28 april 2001 verscheen in NRC-Handelsblad. “Het verleden is een vreemd land – Waarom ging iedereen weg uit Bihar?” gaat over een bezoek aan het dorp Kulharia, nabij Patna, in de Indiase deelstaat Bihar. Ik heb het altijd onthouden omdat het verscheen toen we in Allahabad juist een begin maakten met het zogeheten “Bidesiaproject”, een Indiaas onderzoeksinitiatief over de cultuur van de migratie in India (Uttar Pradesh en Bihar), Suriname en Nederland. Bides, (vreemdeling), is een affectieve benaming voor verwanten die zonder bericht vertrokken blijken te zijn. In India vond de gemeenschap voor de onbeantwoorde vragen over hun lot een specifieke theater- en dichtvorm, Bidesia genaamd. Ook in de Hindustaanse gemeenschap overzee wordt de herinnering verwoord in gedichten en verhalen die, zoals in het geval van het Sarnámi (het Surinaams-Hindustaans) in Bihar verstaanbaar zijn gebleven. Anil Ramdas schreef over die migratiegeschiedenis als Indiacorrespondent voor NRC-Handelsblad. Hij vervulde dit correspondentschap, zoals die krant in het herdenkingsartikel op 19 februari 2012 met recht stelt, als een antropoloog die achter het nieuws kijkt en, kritisch op zijn eigen wijze van nieuwsgaring, daarbij ook zichzelf niet spaart.

 

Met het bezoek aan Kulharia in 2001 bezegelde Anil Ramdas zijn besluit om eindelijk toch eens zijn land van herkomst te bezoeken, een verwijzing naar Het land van herkomst, de beroemde autobiografische roman van E. du Perron uit 1935. Met overpeinzingen, brieven en dialogen roept Du Perron erin zijn jeugd in Nederlands-Indië op tegen de achtergrond van de toenemende politieke spanningen in Europa waar hij op dat moment verkeert. Ramdas leende van Du Perron de titel voor zijn reportage over Bihar, het land van waaruit ooit zijn grootouders naar Suriname vertrokken. In het volgende citaat legt hij uit waarom:

“Door heel India heb ik gereisd, maar Bihar sloeg ik met een grote bocht over. Bihar was op de een of andere manier te ernstig. Te zwaar. En ik zou niet eens kunnen uitleggen waarom.

Heimelijk rootsgevoel? Ik heb daar een officieel antwoord op: nee, ik ben niet op zoek naar mijn roots. Ik heb een hekel aan de term en als vrienden dachten dat ik naar India verhuisde omdat daar nu eenmaal mijn wortels lagen, raakte ik hogelijk geïrriteerd. India is voor mij gemakkelijk, zei ik altijd, omdat ik de taal beheers en door mijn voorkomen kan opgaan in de massa. Dat is alles, beste mensen, dat is echt alles!
Maar je merkt soms dat je jezelf overschreeuwt. Dat de stem waarmee je spreekt niet helemaal samenvalt met de stem waarin je denkt. Dat je aan het bluffen bent, terwijl iedereen kan zien dat er iets scheelt.
Ik wil niet beweren dat het ernstig is, het is misschien zelfs een luxeprobleem. Mijn grootouders zaten er niet mee, dat ze hun land hadden verlaten, als ze al het idee hadden dát ze iets verlieten en dat het inderdaad hún land was. Mijn ouders waren te druk met studeren en vooruitkomen om gehinderd te worden door vragen over verbondenheid en identiteit. Ik zette die trend nog even voort, door het verleden als afgesloten te beschouwen en mezelf afwisselend Surinamer en Nederlander te noemen.”

De reis naar Bihar had niet tot doel om voor zichzelf precies dat ene dorp te zoeken waar zijn grootouders uit vertrokken, maar om antwoord te zoeken op de vraag waarom zij weggingen. Ramdas ziet tal van mogelijke antwoorden om zich heen, zoals de armoede, de hiërarchische verhoudingen van het kastenstelsel, de achtergestelde positie van vrouwen, de zware arbeid in de landbouw. In Kulharia wordt hij echter hartelijk ontvangen en treft hem de herinnering aan zijn grootouders, opgeroepen door de smaak van de chai, de geur van houtvuurtjes, de toon van de taal.

“Ik probeer de sensatie vast te houden, het tintelende gevoel wanneer je merkt dat het verleden echt bestaat. “Het verleden is een vreemd land”, zei Rushdie in Imaginary Homelands, “maar het verrassende is dat je er door kunt wandelen”.”

Tegelijk constateert Ramdas dat de ervaring van afstand in de tijd – verbonden aan herinneringen aan zijn jeugd in Suriname – ook een daadwerkelijke afstand betekent ten opzichte van de mensen die hem daar in Bihar ontvangen.

Deze historische vervreemding culmineert in een twistgesprek met de zamindaar, de landheer van Kulharia. Ramdas vraagt waarom de contractarbeiders met achterlating van alles en iedereen zijn weggegaan. Hij wil horen dat ze een betere toekomst zochten voor zichzelf en hun nageslacht, en dat ze daarin ook geslaagd zijn: zie hemzelf. De landheer geeft echter geen ruimte voor deze visie op de migratiegeschiedenis. De contractarbeiders vertrokken volgens hem omdat ze met valse beloften werden misleid. Het bezoek aan zijn dorp is voor de landheer een bevestiging van zijn gelijk. “Je zoekt de grond waar je toe behoort. Dat is goed jongen. Zoek maar”, laat Ramdas hem zeggen. De dorpelingen zijn opgelucht dat het gesprek daarmee goed afloopt, maar Ramdas kan niet delen in die ontspanning van de situatie, hij wil weg. “Uit het verleden kan je beter vluchten”, luidt de laatste zin van de reportage.

Dat geschiedenis en herinnering pijnlijk kunnen botsen spreekt ook uit Het land van herkomst, dat speelt in 1935. Aan het einde legt de schrijver in een brief aan een vriend (Menno ter Braak) uit dat, hoewel niemand aan zijn noodlot ontkomt, hij toch een keuze moet maken in de hoop niet te eindigen “onder de hakken van onverschillig welk sociaal beest met laarzen”. De schrijver ziet twee opties:

“Ik kan mij voorstellen dat ik naar het land van herkomst terugkeer, niet alleen om er te worden opgeruimd door ‘de krissen van de bevrijding’. Ik kan ook dat verleden afzweren en denken dat ik nooit meer van hier wegkom, maar door de gevaren heen zal glippen met wat het sterkste is geworden in mijn leven.”

Hij concludeert dat het wijs is “te leven volgens de eigen aard en alsof men nog alle ruimte vóór zich had, met alle nieuwsgierigheid en hoop waar men nog mee behept is, maar ook met een voldoend quantum pessimisme om ons in één minuut te verzoenen met het einde van alles wat het leven mogelijk maakte, mogelijk in iedere betekenis.” Hij noemt het een oude wijsheid, maar een nieuw besef, en vraagt zijn vriend om, als die iets reëlers weet, hem dat dan zonder uitstel te laten weten. Dan eindigt het boek, en kan de vriend geen antwoord meer geven.

Buiten het gedrukte boek om, weten we uit de geschiedenis dat Du Perron op dat moment koos voor een terugkeer naar zijn land van herkomst. Uit zijn twee opties gaf hij het verleden aldus een nieuwe kans. Die zelfde keuze heeft Anil Ramdas ook vaak gemaakt, en schrijvend heeft hij ons lezers daarover laten meedenken. Dat blijft, ook nu hij zelf voorgoed is vertrokken.


Citaten van E. du Perron uit Het land van herkomst.(1935) Uitgave Van Oorschot Amsterdam 1962.
Artikel Anil Ramdas, zie: http://archief.nrc.nl/?modus=l&text=&hit=10&set=2
Over het Bidesiaproject: http://www.iias.nl/iiasn/30/iiasnl30_12.pdf

[overgenomen uit Oer digitaalvrouwenblad, lente/zomernummer 2012]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter