blog | werkgroep caraïbische letteren

Haïti, een ramp voor journalisten?

door Els Moor

Op 12 januari was het een jaar geleden dat het toch al zo zwakke Haïti getroffen werd door een grote ramp, een aardbeving met de kracht van 7 op de schaal van Richter. Nu, na een jaar ellende voor de overlevenden, heeft de bekende Nederlandse ‘rampenjournalist’ Hans Jaap Melissen die onder andere voor Radio Nederland Wereldomroep werkt, een boek geschreven over zijn journalistieke ervaringen tijdens het afgelopen jaar in Haïti: Haïti een ramp voor journalisten, met als ondertitel Puinpaparazzi, televisieacties en rampeninflatie. Dat laatste is duidelijk, maar is Haïti een ramp voor journalisten? Bij het lezen van het boek wordt die vraag niet echt opgelost. Wel wordt duidelijk dat het voor een deskundige journalist/mediawerker erg moeilijk is om aan betrouwbare informatie te komen, bijvoorbeeld over aantallen doden en vermisten onder het puin.

Hans Jaap Melissen heeft een sterke band met Haïti. Hij had het land al voor de aardbeving vaker bezocht en het had zijn hart gestolen. Hij heeft er ook vrienden, eenvoudige mannen die voor hem werken als tolk of met vervoer en die hem zinnige informatie kunnen geven over de situatie. Een van die vrienden, Joe, speelt een belangrijke rol in het boek. Wanneer nodig helpen hij en de journalist elkaar. Melissen versiert bijvoorbeeld voor hem een tent uit een opslagruimte waar de tenten voor de daklozen nog steeds niet verdeeld zijn. Als het hem gelukt is, is hij heel trots op zichzelf. Het doet Surinaams aan, hosselen.

In het boek komen bepaalde motieven van de ramp steeds terug. Lijkenlucht bijvoorbeeld, een doordringende geur van rottend vlees. Veel mensen die door de gedeeltelijk verwoeste stad Port-au-Prince lopen hebben vaak een streep tandpasta onder hun neus, om de stank te verzachten. De duizenden en nog eens duizenden daklozen komen uiteraard steeds terug in de tekst, met name ook in verband met de slechte organisatie van het veel te grote aantal hulp-ngo’s, waardoor er niet effectief gewerkt wordt. Uiteraard komen er ook Nederlandse gevallen aan de orde voor de Nederlandse media, zoals een echtpaar dat omkomt met een net geadopteerd Haïtiaans kindje, maar hun laptop redt het wel en behoorlijk aangedaan leest Melissen hun laatste optimistische mailtjes aan hun familie. Een Haïtiaanse vrouw, Hotteline, heeft geluk. Zij ligt een week levend onder het puin zonder eten of drinken, maar wordt uiteindelijk gered. Ze dankt God daarvoor en zal de rest van haar leven evangeliste worden. Ook dit is een in Suriname herkenbaar detail. Evenals het niet willen praten over de eigen ellende. Vriend Joe, toch zo ‘close’ met Melissen, praat niet of nauwelijks over het feit dat hij veel familieleden en zelfs zijn kind is verloren door de ramp. Hij gaat over tot de orde van de dag. Melissen doorgrondt goed het verschil met de reacties van Europeanen, Nederlanders, op leed. Een van zijn meelezers geeft als commentaar: ‘Je schrijft soms wel erg direct over al die doden. Dat zal misschien niet iedereen begrijpen’. ‘Overleven’, dat proberen de mensen die Melissen in Haïti ontmoet en dat begrijpt hij heel goed.

Voor Hans Jaap Melissen betekent ‘rampenjournalistiek’ niet alleen beelden overbrengen, of sentimenten bewerkstelligen bij het publiek dat ver weg comfortabel zit te kijken en/of te luisteren. Dat doen de meesten van zijn collega’s en ze maken zich dan niet zo druk om de betrouwbaarheid van de informatie. Melissen wel! Hij doet, vaak ook met behulp van zijn werkers/vrienden, onderzoek naar de betrouwbaarheid van de gegevens. Zijn favoriete onderwerp van onderzoek is het werkelijke dodencijfer. Dat varieert tussen de 50.000 en 500.000. Melissen praat er met veel mensen over, ook deskundigen en bestuurders en politici, maar echt verder komt hij niet. Wel weet hij zeker dat de ‘officiële’ cijfers die in de media verschijnen niet deugen. Zijn onderzoek wordt hem dan ook niet in dank afgenomen. Bij de collega’s niet. Hoe meer doden, hoe meer sensatie, toch, maar ook bij de vertegenwoordigers van de Haïtiaanse staat niet. Hoe meer doden, hoe meer geld je krijgt, toch?

Melissen maakt duidelijk dat journalistiek, dus ook ‘rampenjournalistiek’ de waarheid moet weergeven. Berichten, artikelen en films zijn immers ook de bronnen voor toekomstige historici. Er is immers een duidelijke functie van het heden in de media voor de vastlegging van de geschiedenis. Daardoor is het een belangrijk boek, al snap ik de titel nog steeds niet echt. Ja, het verblijf in een land dat zo zwaar door een ramp getroffen is, is niet bepaald comfortabel voor mediawerkers, al valt dat best mee als je leest dat er nog redelijk goede hotels over zijn, waar je gewoon kunt eten. Bovendien kun je als het je te erg wordt altijd weer terug naar je eigen welvarende land. Daar snakken de Haïtianen naar, Joe ook, wegwezen naar de Verenigde Staten van Amerika!

Haïti een ramp voor journalisten is goed geschreven, nuchtere journalistiek. Het boek is overzichtelijk ingedeeld en met één bescheiden foto, op de achterflap. Geen rampensensatie!

Hans Jaap Melissen: Haïti een ramp voor journalisten. Puinpaparazzi, televisieacties en rampeninflatie. Amsterdam: KIT Publishers, 2010. ISBN: 978 94 6022 125 5

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter