Zwart tegen wit / wit tegen zwart
De eerste pagina’s van Tropenkolder van Marcel de Jong zijn tegelijk goed en slecht. Eerst het positieve: de roman begint met een scène waarin de hoofdpersoon meteen actief is. Frank Andeweg, een nieuwe Nederlandse docent van een middelbare school op Bonaire, stuit op een tegenwerkende conciërge en schooldirecteur als hij zijn afgesloten klaslokaal niet binnen kan komen. Het is ook de kracht van deze roman over de laatste resten tropisch Nederland: De Jong beschouwt, filosofeert en beschrijft weinig, maar hij vertelt zijn verhaal over een Nederlander die klem zit in de laat-koloniale verhoudingen door middel van dit soort scènes.
Dan de negatieve kant. Vanaf het begin is de Jong negatief tot zeer negatief over Bonaire. Dat uit zich overal in. In de eerste bladzijden gaat het al over de conciërge die Frank ‘met zijn loensende ogen argwanend’ opneemt. De secretaresse is ‘moddervet’ en leerlingen hangen ‘lusteloos over hun tafels en staren verveeld naar buiten’. Dit gaat het hele boek helaas zo door; de nuance ontbreekt. Nog één voorbeeld, de uitspraak van een Nederlandse collega van Frank over zijn leerlingen: ‘Schelden, neuken en schreeuwen kunnen ze als de beste, maar logisch nadenken, een fatsoenlijk gesprek voeren of iets constructiefs opbouwen is te hoog gegrepen.’ De Jong benadrukt ook voortdurend de last die hij heeft van muggen, de aanwezigheid van kakkerlakken en de broeierig vochtige hitte waar hij onder lijdt. Over Bonaire valt zeker iets positiefs te melden, al was het alleen maar dat het eiland prachtige mogelijkheden biedt om te snorkelen en te duiken. Honderden toeristen gaan er naartoe om de onderwaterwereld van vissen en koraal te zien, maar Frank Andeweg hoor je er niet over.
Behalve een enkele vrouw is in de ogen van Frank ook geen enkele Bonairiaan aardig, sympathiek of betrouwbaar. Als lezer denk je af en toe de echo van een voorstel van een Nederlandse politicus te horen: Nederland moet zo snel mogelijk van die eilanden af; zet ze maar op Marktplaats voor de hoogste bieder. Een en ander impliceert dat het lot van Frank vanaf het begin is getekend. Hij is niet alleen leraar (hoewel we van zijn lessen niets meemaken), maar ook journalist, namelijk de correspondent op Bonaire van het Antilliaans Dagblad. In die rol wordt hij geconfronteerd met bedrog, corruptie en machtsmisbruik van lokale politici. Frank wil over dat wespennest schrijven, maar maakt zich daardoor onmogelijk in de ogen van de Bonairianen. Hij is volgens hen een witte bemoeial, een neo-koloniale betweter die niets van de interne verhoudingen op het eiland begrijpt. Dat houdt de directeur van zijn school hem ook voor als hij de lesmethode bekritiseert die Frank over Bonaire heeft geschreven.
Daarmee heeft De Jong een interessant thema te pakken – wit tegen zwart, autochtoon versus allochtoon, waarbij de Nederlander de allochtoon is – maar door de schematische uitwerking met al die extreem slechte Bonairianen is het daarmee nog geen interessante roman geworden. Dat wordt nog eens versterkt door het uitleggerig, expliciete karakter van veel passages. Zo zegt de schooldirecteur tegen Frank: ‘Vraagt u zich nooit af waarom wij docenten uit Nederland moeten halen? Waarom onze leerlingen les krijgen in uw taal? En Nederlandse examens moeten afleggen? De overwinnaars van het verleden bepalen de loop van het heden, meneer Andeweg, niet de onderdrukten, de onderworpenen.’
De Jong, een ervaren journalist, schrijft over het algemeen goed en degelijk proza, maar vooral in de dialogen vliegt hij nog wel eens uit de bocht. Zo vraagt Frank aan zijn vriendin om hem over haar leven te vertellen en dan zegt hij ‘Maak me deelgenoot van jouw verleden.’ Daarna geeft ze hem ‘de liefste zoen’ die hij ooit heeft gehad. Soms gaat het in de richting van Boeketreeksproza (‘Mijn antwoord is de meest innige zoen die ik een vrouw ooit heb gegeven. Ik pak haar gezicht en kijk lang in haar ogen.’), maar even eerder lijkt de auteur juist te hebben bedacht dat hij toch echte literatuur heeft willen schrijven: ‘De verhalen van Minny’s jeugd glijden langs de gepleisterde muren, klimmen omhoog langs de gele kerk en kringelen om de grafstenen op de gewijde begraafplaats.’ Nog een voorbeeld: ‘Benita’s ademhaling gromt als een windhoos.’ De lezer zal zich afvragen hoe een windhoos gromt.
Tropenkolder heeft niet alleen een politieke lading, maar gaat ook over de individuele worsteling van een Nederlander die na een echtscheiding ‘in den vreemde’ een nieuw bestaan wil opbouwen. Tevergeefs, zoals de Jong misschien iets te snel duidelijk maakt. Voorin de roman wordt een woordenboekdefinitie van ‘tropenkolder’ gegeven: ‘geestesstoornis die volgens een vroegere opvatting bij Europeanen na langdurig eenzaam verblijf in de tropen zou kunnen optreden’. Het merkwaardige is, dat Frank Andeweg zelden eenzaam is en al na enkele maanden Bonaire psychische hulp nodig lijkt te hebben. Misschien slaat de titel van de roman ook eerder op de kolder of de waanzin van het politieke bedrijf en de maatschappelijke verhoudingen op Bonaire.
Tropenkolder
Auteur: Marcel de Jong
pagina’s: 210
prijs: € 18,00
uitgever: Passage
ISBN: 978-90-5452-219-5
Ik ben zeer vereerd met de woorden van René Appel.
Toch heb ik ook kritiek op zijn woorden. Een recensent dient scherp onderscheid te kunnen maken tussen de schrijver en de hoofdpersoon. Hoe hoog ik de heer Appel ook acht, meen ik te mogen stellen dat hij in deze recensie onzorgvuldig te werk is gegaan, helaas.
Appel gaat voorbij aan het feit dat Tropenkolder een
roman is en geen reportage of (reis)beschrijving van Bonaire.
De roman beschrijft Bonaire vanuit het ik-perspectief in het hier-en-nu. Zoals iedere Neerlandicus weet is dit een zogenaamd onbetrouwbaar perspectief: het beschrijft de werkelijkheid zeer subjectief. En dat was precies mijn bedoeling. Politiek misschien niet-correct (u bedoelt Wilders, Appel, die truc passen alle keurige, beschaafde en correcte mensen toe!) maar literair wel functioneel.
Mijns inziens verwart Appel zijn mening over Bonaire met het literaire product. Ik ben niet in dienst van het toeristenbureau Bonaire.
Marcel de Jong