blog | werkgroep caraïbische letteren

Zwart Amsterdam: Empowerment van de zwarte gemeenschap

Interview met Imara Limon

door Koen de Groot en Vincent Smit

Imara Limon (Leiden, 1988) is tentoonstellingsmaker en freelance onderzoeker gespecialiseerd in Nederlands koloniaal erfgoed. De afgelopen maanden werkte ze als gastcurator voor het Amsterdam Museum aan de pop-up tentoonstelling Zwart Amsterdam. Babel sprak haar over haar tentoonstelling en de rol van musea in een pluriforme samenleving.

 

Imara Limon

Voor een dinsdagmiddag is het erg druk in de binnentuin van het Amsterdam Museum. Het terras van Museumcafé Mokum zit vol met lunchende museumbezoekers. Vanaf de daken van de Kalverstraat is een groep bouwvakkers bezig de onrust compleet te maken door de tuin te vullen met de oorverdovende klanken van harde arbeid. Gastcurator Imara Limon komt net uit de kelders van het museum waar ze bezig was een selectie te maken van alle ingezonden voorwerpen voor de pop-up tentoonstelling Zwart Amsterdam, een tentoonstelling gemaakt op basis van de suggesties van Amsterdammers.

Hoe steekt de tentoonstelling Zwart Amsterdam precies in elkaar?
‘De pop-up tentoonstelling Zwart Amsterdam is onderdeel van het project Ontmoet Amsterdam van het Amsterdam Museum. Het museum is de komende tijd bezig groepen Amsterdammers zelf aan het woord te laten in plaats van alleen maar over de betreffende groep te vertellen. Dit is al eerder gedaan voor de tentoonstelling Transmission over transgenders. Het is een beetje in hokjes denken, maar het is een mooi idee. De tentoonstelling Zwart Amsterdam is een open call. We vroegen alle Amsterdammers wie hun rolmodel is uit de zwarte gemeenschap. Vervolgens vroegen we naar het waarom en naar een foto of voorwerp dat te maken heeft met dit rolmodel, omdat het natuurlijk ook tentoongesteld moet worden. Van alle suggesties die naar voren kwamen, maken we nu een selectie die we gaan tentoonstellen.’

Je spreekt over de zwarte gemeenschap. Is dat niet generaliserend?
‘Ja, ik zou eigenlijk moeten spreken over zwarte gemeenschappen. Maar zelfs dan ga je ervan uit dat mensen zich onderdeel voelen van een groep, of zichzelf zwart noemen. Mijn opvatting van ‘zwart’ komt toch ergens anders uit voort. Ik heb het over mensen die zichzelf ‘zwart’ noemen, mensen die niet wit zijn en allemaal de nadelen ervaren van een samenleving waarin wit de norm is en zwart ondergeschikt. ‘Zwart’ is in deze context dus een politieke term. Maar dat betekent niet dat alle rolmodellen zichzelf ook identificeren met dit concept.’

Waarom is het belangrijk dat de rolmodellen die worden aangedragen zwart zijn?
‘Omdat er in de geschreven geschiedenis genoeg niet-zwarte rolmodellen te vinden zijn. Zwarte rolmodellen zijn er ook genoeg, maar die zitten net onder de oppervlakte. We willen ze echt naar boven halen.’

Is hier behoefte aan in de zwarte gemeenschap?
‘Ik weet niet of er echt behoefte aan is, maar het is wel nodig. Veel jongeren kennen weinig zwarte rolmodellen. Het is niet de bedoeling dat ze fungeren als voorbeeldfuncties, maar iemand waarin ze zichzelf kunnen herkennen. Het is belangrijk dat jongeren denken van: hé, die is net als ik op een bepaalde manier.’

Zo’n rolmodel, is dat iets waar je zelf ook behoefte aan had in je jeugd?
‘Jazeker. Ik ben in een heel witte omgeving opgegroeid. Ik merkte dat ik heel anders was dan de rest. Dan ga je je afvragen: wat ligt er voor mij in de toekomst? Ik had bijvoorbeeld voor ogen dat ik nooit ballerina zou kunnen worden, omdat ik altijd een beeld van een lange dunne witte vrouw voor me zag. Nu hebben we het over heel vroeger, maar toen ik kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam studeerde werkte het eigenlijk op dezelfde manier. Ik las hier alleen maar teksten van dode witte filosofen. Natuurlijk zijn ze belangrijk, maar er zijn zoveel meer inspirerende mensen geweest in de geschiedenis.’

Dat is een bekend probleem aan de universiteit.
‘Precies. Je moet echt een keuzevak doen als je meer over de wereld wilt leren dan alleen over de westerse witte samenleving, want dat is het enige dat in het curriculum zit. Dat is ook wat een actiegroep als The University of Colour zegt. Het is een kwalijke zaak.’

Ook in de museumwereld speelt hetzelfde probleem. Museumpubliek is zelf doorgaans ook wit. Probeer je die trend te doorbreken?
‘Het gaat dieper dan dat, want waarom is dat diversere publiek er niet? Dat zegt iets over het beleid van musea, over wat ze naar buiten brengen, wie ze representeren en op welke manier. Als je jezelf herkent en je eigen erfgoed terugziet in een museum en als er vanuit je eigen referentiekader verhalen worden verteld, dan ga je namelijk wel.’

 

Het Amsterdam Museum probeert het museum van een heel diverse stad te zijn. Lukt dat?
‘Ik denk dat representatie veel verder moet gaan dan een tentoonstelling als Zwart Amsterdam. Dit is een mooie stap, maar er moet eigenlijk een structurele interventie gedaan worden in musea. Het personeelsbestand moet in mijn optiek bijvoorbeeld ook een stuk diverser worden. Dan krijg je vanzelf dit soort tentoonstellingen en een diverser publiek.’

Waarom is er bij deze tentoonstelling gekozen voor de opzet van de rolmodellen?
‘Omdat het persoonlijke verhalen zijn. Het geeft alleen al veel kracht om over deze vraag na te denken. Wanneer iemand aan jou vraagt wie je inspireert, moet je gaan nadenken over wat jouw doelen zijn in het leven en wat jij belangrijk vindt. Het gaat niet om wat er in de tentoonstelling staat, maar om die vraag. Het gaat erom dat mensen deze vraag met elkaar gaan bespreken en misschien zelfs voor zichzelf gaan uittypen en vervolgens naar ons opsturen. Het nadenken is het doel, de tentoonstelling is een middel.’

Dus de tentoonstelling is een oproep om stil te staan bij je eigen identiteit?
‘Ja, maar vooral om zekerder te zijn over die identiteit, ondanks de structuur van de samenleving waarin je woont. Sommige mensen realiseren zich misschien niet eens dat zij een andere positie in de samenleving hebben dan anderen, of zien dit als een natuurlijk gegeven. Ik denk dat het goed is om daar extra aandacht aan te besteden. Niet in de zin van hulp, maar om te erkennen dat het verleden van minderheden ook belangrijk is. Het is een gedeeld verleden, maar de nadruk ligt teveel op het witte perspectief van de geschiedenis. Het is voor mij daarom ook niet van belang wat de niet-zwarte gemeenschap uit de tentoonstelling haalt. Het gaat erom wat de zwarte gemeenschap eruit haalt. Als de zwarte gemeenschap zichzelf meer kan empoweren, dan komt de verbinding tussen mensen onderling vanzelf wel. Dat lijkt misschien heel polariserend, maar het is niet te ontkennen dat er nog te weinig gepraat is binnen de zwarte gemeenschappen. In eerste instantie is het belangrijk om onderling te praten, voordat er verbinding gelegd kan worden.’

Waarover zou gepraat moeten worden?
‘Bijvoorbeeld: toen ik met de titel Zwart Amsterdam kwam vonden veel mensen in het museum het vreemd. Ze vroegen zich af of je dat wel kon zeggen, of het niet denigrerend of provocerend was. Ik schrok daar echt van, ik gebruik dat woord dagelijks. Ik vond het heel verwarrend dat daaraan getwijfeld werd. Dat betekent dus dat er heel weinig kennis is over wat mensen in zwarte gemeenschappen eigenlijk doen, of zeggen, of hoe ze leven. Het verbaasde mij, omdat dit klaarblijkelijk de eerste keer was dat ze hierover nadachten. Ik denk dat het daarom ook goed zou zijn als de mensen over wie het gaat, de mensen uit de zwarte gemeenschappen dus, het onderwerp zelf ook zouden bediscussiëren: over wie praten we als we het over ‘zwarten’ hebben? We hebben daar niet per se de overwegend witte media bij nodig die gaan vertellen wat wel of niet zwart is.’

Zie je in de toekomst hiervan een grote rol voor musea weggelegd?
‘Eigenlijk niet. Musea zijn zo afhankelijk van geld en reageren ook direct op dit geld om zichzelf in stand te houden. Musea hebben, net als universiteiten en media, hun eigen problemen. Ik denk dat je voor verandering moet kijken naar bewegingen die als eerste prioriteit het belang van gelijkheid in de samenleving hebben. Actiegroepen zoals de University of Colour bijvoorbeeld; daar begint het allemaal.’

Heb je zelf nog een rolmodel dat je zou willen aandragen?
‘Als kind keek ik altijd op tegen mijn tante die in Suriname woonde. Zij was een individuele vrouw. Heel sterk, koppig, eigenwijs en slim. Ik leefde echt in een gezin, maar zij had nog geen kind en kon gaan en staan waar ze wilde. Ze sprak zich uit over alles wat ze dacht. Echt een rolmodel voor mij.’

Imara Limon (1988) is gastcurator van de pop-up tentoonstelling Zwart Amsterdam. Vanaf 7 oktober is deze tentoonstelling te bezichtigen in het Amsterdam Museum.

[overgenomen uit en moet toestemming van Babel, oktober 2016]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter