Zolang de herinnering leeft, is het leed niet voor niets geleden
In dit huis, in 1672 gebouwd, woonde en werkte tot 1690 Paulus Godin,
bewindvoerder van de West-Indische Compagnie (WIC)
en directeur van de Sociëteit van Suriname.
In deze functies was hij verantwoordelijk voor het opkopen en verkopen
van Afrikanen die tot slaven werden gemaakt en vervoerd werden
naar het Caribisch gebied, het vroegere West-Indië.
Vandaag telt onze stad veel Amsterdammers van wie deze Afrikanen de voorouders zijn.
SLAVENHANDEL EN SLAVERNIJ ZIJN MISDADEN TEGEN DE MENSELIJKHEID
De tekst op deze plaquette is op initiatief van het Gemeentebestuur
opgesteld op 23 augustus 2004, door de UNESCO uitgeroepen
tot internationale dag van de herdenking van de slavenhandel
en de afschaffing ervan.
Herengracht 502
door Hilde Neus
Leo Balai heeft een nieuw boek gemaakt, over de burgemeesterswoning van Amsterdam, op de Herengracht 502. Met deze publicatie kan het Nederlandse publiek wat de rol van Amsterdam in de slavernij betreft, niet langer de andere kant opkijken. Het huis is elk jaar het startpunt van de herdenking van de afschaffing van de slavernij in juni, de Ketikoti-viering. Maar de stad was verwikkeld in zowel de handel met West als Oost. De bewoners van dit pand en de achtergronden van hun werkzaamheden binnen een netwerk van anderen en de ondersteuning van de overheid staan centraal. Deze bewoners van het huis pleegden de daden niet zelf, maar waren er wel verantwoordelijk voor.
De tekst hierbovenaan staat op een gedenksteen, die in 2006 geplaatst is door Job Cohen.
In hoofdstuk 1 richt Balai zich op Amsterdam als wereldstad en de vierde uitleg. In 1655 werd het nieuwe stadhuis van Amsterdam in gebruikgenomen, het huidige Paleis op de dam. In die tijd werden er al zo’n 23.000 slaven naar Brazilië gevoerd. Ook de slachting op Banda door Jan Pieterszoon Coen (1621) en de verovering van de buit op de Spanjaarden door Piet Hein (1628) worden in herinnering gebracht. In Amsterdam leefden er in die tijd al zwarte mensen, naar hen doet vooral Marc Ponte onderzoek. Zij waren vast en zeker vrij, want op Nederlandse bodem bestond slavernij niet. Als zij een jaar in Nederland hadden verbleven, werden ze aangemerkt als vrije personen.
De Grachtengordel is het rijkste deel van Amsterdam, met de zogeheten ‘Gouden Bocht’ aan de Herengracht als hoogtepunt. Het is deel van de vierde uitleg (uitbreiding) van de stad, waarvan de bouw is begonnen in 1663, in een tijd waarin er een enorme bevolkingsgroei plaatsvond. De kavels werden aan de meestbiedenden verkocht. Nummer 502 en enkele belendende percelen kwamen in bezit van de rijke bankier Scott en een aangetrouwde Godin werd zo eigenaar van de kavels en zoon Paul Godin liet het pand bouwen. Via de familie Bicker, die ook burgemeesterschappen invulde in de stad, was hij weer gelieerd aan de West- Indische Compagnie. Alles was aan iedereen gelieerd en men trouwde onderling om het fortuin in de familie te houden. Paulus Godin was verantwoordelijk voor het op- en verkopen van slaven, niet alleen voor Nederlandse koloniën in het Caribisch gebied, maar ook voor de Spaanse. Dit ging via een leveringsvergunningensysteem dat ‘asiento’ werd genoemd, omdat de Spanjaarden zelf geen factorijen hadden in West-Afrika. Nederland wel, zoals El Mina. Deze slaven werden via Curaçao verhandeld.
In hoofdstuk 2 gaat de auteur in op de bewoners van Herengracht 502, van 1671-1907. De dochter van Paul Godin trouwde met de weduwnaar Bors van Waveren, die als heer van Leusden zijn naam gaf aan het slavenschip dat in 1738 in de monding van de Marowijnerivier verging, terwijl ruim 600 slaven in het dichtgetimmerde ruim verdronken. Hun dochter Cornelia trouwde met een Deutz, weer gelieerd aan de man die aan Surinaamse planters grote kredieten verstrekte, die hen later na de beurscrash van Amsterdam fataal werd. Een andere tak van de familie had grote belangen in de Oost en is verbonden met de Chinezenmoord van 1740. Dit via de betrokkenheid van machthebber Van Imhoff, ook handelaar in amfioen, een ruwe vorm van opium. Balai doet hier een uitstapje naar Batavia en de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die betrokken was in de slavenhandel in de Oost, waaronder ook naar Zuid-Afrika. En ja, ook daar vindt Balai familiebanden met de Van Riebeecks, oprichters van de Kaapkolonie. De bemoeienis met Herengracht 502 van de nazaten van Godin eindigt in 1804. De oudste zoon van de koper, Gülcher, trouwde met de dochter van plantage Rust en Werk in Suriname. In de bijlagen is een overzicht van deze plantage opgenomen en wel met de situatie in 1774, een topjaar in de suiker- en koffie-exporten. Deze was aangelegd door Wigbold Crommelin in 1750. Hij werd in 1757 gouverneur. Onder zijn bewind werden de vredesverdragen met de Okanisi, (Auka of Ndyuka) gesloten op 10 oktober 1760. Twee jaar later kwam er ook vrede met de Saramaccaners. In twee bijlagen licht Balai de vredesverdragen verder toe. Ook gaat hij in op de weerstand die nazaat Pieter Gülcher bood op de afschaffing van de slavernij. Hij schreef met andere Amsterdammers, ook administrateurs van plantages in Suriname, in 1848 een stuitende brief aan de Minister van Koloniën om te betogen waarom de afschaffing onrechtmatig was. Deze brief is opgenomen in een bijlage.
In hoofdstuk 3 is de periode 1907-1927 opgenomen. In 1824 is de Nederlandse Handels Maatschappij opgericht, die een belangrijke rol speelde in de koloniale uitbreiding van Nederland. Zowel in Oost-Indië als in Suriname had de firma grote invloed. Na 1964 ging de firma verder als de ABN. Twee presidenten hebben aan 502 gewoond en in 1926 werd het pand geschonken aan de stad Amsterdam. Van deze twee mannen, Cremer en vervolgens Van Aalst, heeft Balai de relatie met dat verleden in de Oost beschreven. Na 1927 is het huis vervolgens de residentie, ambtswoning, van de burgemeester van Amsterdam geweest.
In hoofdstuk 4 ‘Over de Nederlandse slavenhandel’ gaat Balai in op algemene zaken de slavernij betreffende en vooral dan het Amsterdamse aandeel daarin. De auteur gaat van breed, hoeveel slaven er door diverse Europese landen zijn overgebracht, naar specifieke getallen voor Nederland en strafmaatregelen onder gouverneur De Cheusses.
Hoofdstuk 5 ‘Amsterdammers cashen hun opbrengst uit de Surinaamse slavernij’, schetst concreet een aantal uitgewerkte plantagegevallen met een directe relatie tot de stad Amsterdam en waarvan de geldstromen vanuit Suriname dus rechtstreeks te herleiden zijn. Zo is er een lijst opgenomen van een aantal plantages met in kolommen de naam, het aantal vrijgemaakten per 1863, de eigenaars en het bedrag van uitkering. Enkele slavenbezitters zijn opgenomen in aparte hoofdstukjes en dit zijn dan vooral de fondsen. Dit is een beleggingsgroep die leningen verstrekte aan de planters.
Dit prachtig geïllustreerde boek is uitgegeven met steun van de gemeente Amsterdam en andere fondsen. De gebruikte archieven en historische bronnen zijn overzichtelijk gepresenteerd. Het is jammer dat het proefschrift van Eric Jagdew over de Marronverdragen niet is gebruikt (2016), terwijl hij bij uitstek deze geschiedenis heeft gepresenteerd. Een bijkomende vermelding van mijn kant is verder, dat ook Salomon du Plessis woonde aan de Herengracht, nadat hij in 1752 vanwege de conflicten tussen de Cabalen en gouverneur Mauricius uit Suriname verbannen werd.
Leo Balai. Herengracht 502. Slavenhandel, geweld en hebzucht. 1672-1927. Edam: LM Publishing. 2021. ISBN 978 946 0225 239.
[uit de Ware Tijd Literair, 3 juli 2021]
Vooraan in het boek is een gedicht van Vene (Runaldo Ronald Venetiaan, oud-president van Suriname (1991-1996 en 2000-2010) opgenomen, dat vermeld staat in Wortoe d’e tan abra, Bloemlezing uit de Surinaamse poëzie vanaf 1957, samengesteld en ingeleid door Shrinivasi (Paramaribo 1979).
Er is één grote verrader
de tijd
een dolle wals
die de grootste misdaden
begraaft
in het stof van het verleden
de grote misdadigers
terugplaatst
in de rij van de kleine
die onschuldigen zijn geworden
achttiendrieënzestig
iedereen was er nog
de slavenhalers de handelaars
de slavenhouders de drijvers
koningen ministers
dominees priesters
nu zijn ze allen weg
vertrokken naar hun vaderland
waar ze schuilen
achter ieder gezicht
of gestorven
alleen de slavenkinderen
zij zijn er nog
want in het hart van de tiran
mag de tijd de druk verlichten
de slachtoffers blijven
voorzover verminkt verminkt
voorzover verwond getekend