Zoet Willemstad: Hoe smaken Punda en Otrobanda literair?
door Klaas de Groot
De Nederlandse wandelaar met veel literatuur in het hoofd kan nu weer naar Schiphol. In 2010 wilde Ko van Geemert met zijn literaire stedengids Paramaribo Brasa! dit type lezer door Paramaribo loodsen, nu is Willemstad op Curaçao aan de beurt. Op 26 september presenteerde uitgeverij Bas Lubberhuizen namelijk de tweede tropische wandelgids van Van Geemert: Dushi Willemstad. Het is een flink boek geworden, omdat de auteur behalve twee forse wandelingen ook een lange rij cultureel-maatschappelijke “Curaçaose thema’s” wilde beschrijven. Vijf “Curaçaokenners” komen daarenboven in een eigen bijdrage aan het woord.
Het boek is duidelijk voor de Nederlandse toerist geschreven. Het feitenmateriaal, de toelichting op die feiten, bijvoorbeeld de introductie tot genoemde auteurs en andere personen is zeer uitgebreid. De samensteller heeft zo nieuwsgierig om zich heen gekeken en is zo gegrepen door het eiland dat hij na thuiskomst onmiddellijk terug wilde. Zijn inleiding heet dan ook ‘Heimwee naar Curaçao’. De heimwee is met name te zien op p. 6. Daar is een nostalgische tekening van Jo Spier afgebeeld uit 1948. Ook de omslag van het boek getuigt van weemoed. Op die omslag staat een oude ansicht met twee keurige echtparen die genieten van zon en zee op het terras van…Hotel Avila. Het hotel dat in 2013 nog steeds één van de grote toeristische trekpleisters is. Dit laatste ook omdat de geest van de schrijver Boeli van Leeuwen er voelbaar rondwaart. De belustheid op het eiland heeft ook een keerzijde: soms is het materiaal overweldigend. Vooral in de afdeling ‘Curaçaose thema’s’.
Het zal een hele toer zijn om met deze lijvige gids de Curaçaose zon te trotseren. Waarschijnlijk is de beste methode om voor of na een wandeling in de schaduw, onder een fan, de “Curaçaose thema’s” te bestuderen die eventueel zullen opduiken of al opgedoemd zijn. Het stukje over ‘De snèk’ kan het beste voor de wandeling doorgenomen worden. De opmerkingen over ‘Hato’ eigenlijk alvast in het vliegtuig. Stel nu dat je als Nederlander tijdens de wandeling misschien een keer het woord makamba hebt opgevangen, dan wordt het tijd om de opmerkingen over dat woord te verwerken. Het deel dat “Papiamentu” heet, dus over de taal gaat die het meest op Curaçao gesproken wordt, had beter “Papiaments” kunnen heten om vervolgens uitleg te geven over de benamingen ‘Papiamentu’ en het Papiamento. Het is jammer dat in het boek alle drie deze termen door elkaar gebruikt worden. Dit verheldert de toelichting niet. Waarschijnlijk heeft het te maken met het feit dat Van Geemert af en toe wel erg veel hooi op zijn vork neemt, dit zorgt dan voor scheurtjes in de steel van die vork.
Twee wandelingen door Willemstad vormen de hoofdmoot van het boek. De eerste leidt door Punda, het stadsdeel achter Fort Amsterdam. Opvallend is dat deze wandeling veelal in de buurt van water blijft. Dat komt natuurlijk doordat het binnenvaren van de Annabaai heel wat keren door schrijvers wordt gereleveerd, laat staan bezongen. De kleine zijbaai het Waaigat ligt vlakbij de Scharlooweg, die voor een groot deel in de route is opgenomen. Een heel stuk Pietermaai wordt overgeslagen, maar gaande naar de Penstraat, loopt de wandelaar toch weer met het zout van de zee in zijn neus. De Penstraat wordt vaak genoemd door auteurs, maar eigenlijk zijn die allemaal op weg naar het Octagon en het veelbezongen Avilahotel. Voordat de wandeling terugkeert naar de stad, noemt Van Geemert nog de plek waar de Penstraat eindigt, namelijk Marie Pompoen. Hierbij had hij wel het gedicht van Frits van der Molen mogen noemen. Die schreef in De Stoep ooit het gedicht ‘Marie Pompoen’: “Op de vlakte van Marie Pompoen / strooien de meisjes haar fatsoen / als bloemen op een vuilnisbelt / en elke lichaamsruil vraagt geld.” Zo luidt de eerste strofe van dit lange gedicht over het openluchtbordeel op die plek. In het stuk over Campo Alegre, één van “Curaçaose thema’s” wordt beschreven hoe het in 2013 gesteld is met de vervanging van Marie Pompoen. En Campo Alegre ligt tenslotte veel verder weg van Willemstad. De toerist komt daar waarschijnlijk alleen als hij de weg kwijt is.
De Otrobandaroute is veel meer dan de Pundaroute een wandeling in de stad. De wandelaar loopt dichter bij de huizen, lijkt het. De stegen van deze wijk hebben heel wat literatuur opgeroepen. “Steegjes overschaduwd door ruïnes”, schrijft Walter Palm. Ook de verhalen van de recent overleden Jules de Palm werpen hun licht op deze bijzondere wijk. Van Geemert besteedt hier nogal wat aandacht aan de populaire bisschop Niewindt uit de negentiende eeuw. Hij vermijdt het echter de gedichten te noemen die Cornelis Ch. Goslinga schreef. Goslinga (genoemd in het persoonsnamenregister) dichtte het bundeltje Martinus Joannes Niewindt in vierentwintig sonnetten (uitgegeven in 1987 door De Schans, Werkendam). Na weer een stukje lopen krijgt het huis Stroomzigt vanzelfsprekend heel wat aandacht, dat was immers het woonhuis van dichter-dokter Chris Engels. Van Geemert meandert zeer gedetailleerd door Otrobanda. Gelukkig kan de wandelaar even bijkomen in de legedarische Nettobar in de Breedestraat, vereeuwigd bijvoorbeeld door auteur Hans Vaders.
Daarna had Van Geemert nog wel een paar bochten mogen maken teneinde in de Belvederestraat te komen. Daar woonde op nr 11 en 43/45 de dichteres Aletta Beaujon in haar jeugd. Van haar verscheen in 2009 de Verzamelde gedichten: De schoonheid van blauw ~The Beauty of Blue (Haarlem, In de Knipscheer). In die bundel staat het gedicht
Piscadera bay – Scardana bay
Music near the sea
reminds me of the bay of Piscadera
soft music near the sea
reminds me of the soothing sea of Piscadera
Smooth music makes me lonely
far from all my childhood moods
All alone in a grown up world
I cry for the music of yesterday
and I want to swim again
at Piscadera bay
I want to float again
on the tunes of long ago
I want to be all alone
at Piscadera bay
to think again my childhood thoughts
Na het maken van de wandelingen en het ter harte nemen van alle gegevens zal het de literaire toerist waarschijnlijk duizelen. Daarom is het goed te weten dat niet ver van Willemstad, aan de Otrobandakant een kleine baai ligt waar het goed zwemmen is: de Piscaderabaai. De omgeving aldaar is inmiddels erg toeristisch geworden, maar er is een tijd geweest dat veel Curaçaoënaars in die baai leerden zwemmen. En daar moeten ook eilandbewoners tussen gezeten hebben, die zich later in de literatuur bekwaamd hebben.
De “Curaçaokenners” die aan het woord komen, verschillen gelukkig nogal van invalshoek. Wim Rutgers doet de literair-historische kant met erg veel aandacht voor het proza en erg weinig voor de poëzie. Lucille Berry-Haseth heeft het over het vertalen in het Papiaments, een prima onderwerp in dit verband, met name voor deze vertaalster van heel wat gedichten en van de bekendste roman van Frank Martinus Arion: Dubbelspel. Een groot vriend van Boeli van Leeuwen, Nic Møller, tevens de man van het Avilahotel, schrijft een mooi stuk over Van Leeuwen. De Penstraat komt terug in een anekdotisch relaas van Jan Brokken. De anekdote is een kleurrijke verpakking van een boodschap voor de literaire wandelaar. Die luidt: Curaçao is geen Nederland, want zegt Brokken: ‘Want hoe Nederlands Curaçao van de buitenkant ook oogt, in de ziel van de eilanders meandert de Congo onverstoorbaar verder door het schimmenrijk van de voorvaderen.’
In hoeverre deze waarneming tot begrip of onbegrip leidt, is natuurlijk de vraag. Maar waarom zouden we alles moeten begrijpen, vraagt Carel de Haseth zich af in zijn veelzeggende bijdrage over de vermeende overzichtelijkheid van Curaçao. Ervaar het eiland, dat is beter dan het voortdurend willen begrijpen. Hij vertelt een jeugdherinnering over een haai die hij iedere middag, om ongeveer vier uur, de Annabaai zag binnenzwemmen, een rondje maken om vervolgens weer naar volle zee te verdwijnen. De Haseth eindigt dan met: ‘Wat het dier kwam doen, wat hem dreef, blijft een raadsel. Maar hij hoefde het eiland niet te begrijpen: hij ervoer het zoals het is en beleefde er ongetwijfeld plezier aan. Anders zou hij niet steeds weer terugkomen.’
Ik denk dat Dushi Willemstad het ervaren van Punda en Otrobanda heel goed kan bevorderen. Niet bij haaien, wel bij (literaire) toeristen, ook van het eiland.
Ko van Geemert, Dushi Willemtad
Amsterdam 2013, Uitgeverij Bas Lubberhuizen
272 p. € 22.50