blog | werkgroep caraïbische letteren

Zijn mannen bezitterig en vrouwen goedgelovig?

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over Kuis uit 2011 van Rihana Jamaludin.

door Jos de Roo

De belangrijkste verhaallijn van de roman Kuis is een van de vreemdste die ik ooit ben tegengekomen. Hierin gaat het over een kuisheidsgordel. Je zou verwachten dat het verhaal zich dan afspeelt in de duistere middeleeuwen, maar nee, het gebeurt allemaal in het hedendaagse multi-culturele Amsterdam. De gordel is bestemd voor de mooie Turks-Nederlandse Ashmana, een moderne jonge vrouw, opgevoed door haar gescheiden Nederlandse moeder die haar heeft ingeprent niet afhankelijk te raken van een man. Ze krijgt de gouden kuisheidsgordel niet omdat haar wulpsheid de spuigaten uitloopt, maar als teken van de band die ze met haar vriend Bennie heeft. Althans, zo ziet zij het: “Met Bennie werd het beter, alles werd anders. Ik kreeg een nieuwe familie, een plaats waarin ik me om mezelf gewaardeerd voel. Wat kan de gordel anders zijn dan het symbool van mijn nieuwe band? Die gordel is een spel, zo serieus als je hem zelf nemen wil, en toch tastbaar…”(p. 149)   In werkelijkheid wil haar vriend, de hindostaanse Bennie, dat Ashmana een kuisheidsgordel draagt om haar aan zich te binden voordat ze zelf zou ontdekken dat ze iedere man kan krijgen die ze maar hebben wil. Hij is van plan haar snel zwanger te maken, want als ze eenmaal moeder is, zal ze niet gauw gaan scheiden. Zo is Benny het vleesgeworden cliché van de bezitterige macho en Ashmana van de volgzame goedgelovige vrouw, ondanks haar opvoeding en opleiding.     De centrale figuur in de verhaallijn over de kuisheidsgordel is de Hindostaanse goudsmid Ramesh. Be

nnie en Ashmana kiezen hem uit om de gordel aan te meten en te smeden, omdat hij een kluizenaar is, die de faam heeft dat hij een kuis leven leidt. Maar zodra Ashmana over de drempel van zijn winkel stapt, is hij smoorverliefd. Dat wordt nog erger als hij bij het opmeten van haar kruis de zoete geur ervan opsnuift. Hij staat voor een dilemma: hij is het niet eens met het idee van de kuisheidsgordel omdat deze Ashmana tot bezit maakt, maar als hij de opdracht weigert, zal hij haar niet meer zien. Het vlees is sterker dan de geest en hij gaat de opdracht uitvoeren, waarbij een voor het oog zuiver geestelijke vriendschap ontstaat tussen goudsmid Ramesh en mooie Ashmana.  

De werkelijkheid is echter dat Ramesh zijn liefde voor haar niet durft te zeggen, omdat hij beseft dat hij dan het contact met haar verliest. Hij komt tot halfslachtige oplossingen van dit probleem. Hij weet Ashmana ervan te overtuigen dat ze zelf een tweede sleutel van de kuisheidsgordel moet hebben. Hij verzint ook iets waarmee hij zijn eigen stempel op de gordel zet en zo symbolisch op de intiemste plek van Ashmana aanwezig is: hij ponst gladde knoppen van bloemenranken in de vorm van zijn initialen “op een plek die zo intiem was, dat alleen de draagster ze moest bemerken.” (212) En Ashmana merkt inderdaad dat er wat zit, want als ze beweegt, raakt ze opgewonden: “Het was of ze onder het lopen voortdurend gekust werd, en dan wel op een zeer intieme plek.”(208) Ze besluit haar eigen sleutel te gebruiken en bemerkt dan wat Ramesh heeft gedaan. Ze is woedend op hem, wat het einde van de vriendschap is. Ook biecht ze het geheim van de eigen sleutel op aan haar vriend Bennie, die door zijn boosheid erover zijn ware aard van bezitter toont, wat ook het einde van de liefde betekent. Zo worden de boosdoeners Bennie en Ramesh gestraft en leeft Ashmana sadder and wiser verder.

De tweede verhaallijn is die van de vriendschap tussen de hindoe Ramesh en de Surinaamse moslim Hassan. Deze lijn gaat over de religieuze raakvlakken tussen beiden. Ze streven elk op eigen wijze onthechting van het aardse na door te mediteren. Hassan doet dit door zich te concentreren op een eindeloze rij namen voor het goddelijke en Ramesh door te mediteren over de godin Parvati, waarbij hij in trance raakt en de godin aan hem verschijnt. In feite weerspiegelt Parvati het onderbewuste van Ramesh.   Ook Hassan verlaat het pad van de absolute kuisheid, als hij verliefd wordt op de vrouw aan wie zijn familie hem wil uithuwelijken. Hij wil sinds dat ogenblik dienstbaar zijn aan de mensheid door imam te worden. Zijn religieuze opvatting klinkt in de oren van andere moslims als een ketterij: geen enkele godsdienst heeft de complete waarheid, de waarheid is relatief, en de heilige boeken zijn niet betrouwbaar, want ze zijn pas eeuwen later van horen zeggen opgesteld. Hassan en Ramesh benadrukken het complementaire aspect van het leven: zij zijn in hun streven naar kuisheid “de aanvulling op de potpourri van bandeloosheid.”(50)   Schrijfster Rihana Jamaludin beperkt dit complementaire aspect niet tot een tegenstelling tussen deze twee individuen en de maatschappij. Ze laat zien dat de tegenstelling overal voorkomt: in de religies en in de romanfiguren zelf. Hassan zegt: “De waarheid is misschien wel te groot voor ons kleine bewustzijn. Hoeveel zouden we kunnen bevatten, van iets dat onmetelijk is? Wat. Als elk van de vier grote godsdiensten nu een déél van de waarheid bevat? En… bovendien tegen zichzelf moet strijden, zoals het in een wereld van dualiteit betaamt? Daar hebben we de dualiteit alweer. Mijn vriend, de mens is een wezen dat faalt, maar hij streeft naar perfectie.” (105)  

De religieuze verhaallijn moet het onverklaarbare in de lijn over de kuisheidsgordel verklaren: de goedgelovigheid van Ashama en de abrupte verliefdheden van Ramesh en Hassan. Maar het is een onbevredigende verklaring. De figuren stappen zomaar af van iets wat ze een leven lang hebben nagestreefd. Bij mij blijft de indruk achter dat je zo in feite alles kunt doen wat je wilt en alles kunt goedpraten. Die indruk wordt versterkt door de ingevoegde soefti-verhalen die Hassan en Ramesh gebruiken als ze iets duidelijk willen maken. Je kunt met die verhalen alle kanten op.  

Qua stijl zijn die verhalen een verademing door de concreetheid die eruit spreekt. Jamaludin is in de rest van de roman heel wat minder concreet. Ze houdt van clichés: “Met sierlijke bewegingen serveerde zij de gerechten, en schonk de klanten haar innemende glimlach.” Dat combineert ze soms met sociologentaal: “Er was niet zoveel waarover ze samen konden praten – het verschil in scholing tussen hen, en de kloof die dit in hun kijk op cultuur veroorzaakte, stond een gelijkgestemde beleving van de wereld in de weg. Maar dat deerde hen niet. Moeder en zoon waren elkaar volkomen toegewijd”. (19) Beschrijvingen worden soms bijna lachwekkend door de abstracties waaruit blijkt dat niet echt is waargenomen: “Tussen het geflikker van de discolampen door, onderscheidde hij in de deinende massa chique avondkleding en glinsterende sieraden. Om hem heen vonden hartelijke ontmoetingen plaats en schoof men bij vrienden aan. Toekomstplannen werden aan de tafeltjes uiteengezet en carrièremogelijkheden besproken.” (43)   Het enige dat opvalt in Kuisis het vreemde gegeven van de kuisheidsgordel. Het maakt duidelijk dat mannen bezitterig zijn en vrouwen goedgelovig. Of mag ik dat niet zomaar veralgemenen? Zo word je als lezer toch opgescheept met de ambivalentie ofwel de dualiteit van het leven dat de roman van Jamaludin verkondigt.

Rihana Jamaludin: Kuis, Amsterdam, KIT Publishers, 2011, 222 blz.  

[eerder verschenen in Oso]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter