blog | werkgroep caraïbische letteren

Zangvogelcultuur in Suriname

door Jerry Egger

Buitenlanders kijken soms een beetje verbaasd naar een bekend lokaal tafereel. Het gaat om volwassen mannen die in Paramaribo en elders in het land rondlopen, kooi in de hand met daarin een vogeltje dat rondspringt. Aan de ene kant is het al een heel oud verschijnsel in verschillende culturen dat mensen vogels houden om te kunnen genieten van de zang. Maar in Suriname is er echter een zangvogelcultuur ontstaan waar het om veel meer gaat dan alleen maar het zingen. Daarin zitten erfgoedelementen die de moeite waard zijn om te bewaren voor het nageslacht. In het boek van Roekmienie Sewradj-Debipersad, Een beschrijving van de Surinaamse zangvogelcultuur 1908 – 2018, wordt heel uitvoerig ingegaan op vele aspecten van deze cultuur.

Een zangvogelman op het plein in Paramaribo. Foto © Jacquie Maria Wessels. Uit Cityscapes & Birdmen (2010, uitg. Voetnoot, Antwerpen)

Debipersad geeft aan dat cultureel erfgoed zowel tastbare als niet-tastbare objecten en eigenschappen heeft. Het is dus mogelijk om het waar te nemen of niet. Vandaar dat ook gesproken wordt over materieel en immaterieel erfgoed. De zangvogelcultuur bevat al deze elementen. Heel simpel waarneembaar zijn de vogelkooien die in de loop der jaren zijn gemaakt en nog steeds lokaal worden vervaardigd. Er zijn vaste maten en vormen die in Suriname werden ontwikkeld. Maar er zijn ook zaken die niet direct waarneembaar zijn zoals het trainen van vogels om te kunnen deelnemen aan de wedstrijden die regelmatig worden georganiseerd. Diverse mannen genieten bekendheid door de manier waarop zij in staat zijn vogels die in het wild worden gevangen zo af te richten dat zij kunnen voldoen aan de eisen van een wedstrijd. Door observatie (onder andere voeding, hygiëne en reactie op gevangenschap) en heel veel tijd te besteden aan de vogels waren zij in staat om kennis op te doen over geliefde zangvogels zoals de twatwa en de picolet. Deze deskundigen staan in hoog aanzien bij deelnemers aan wedstrijden.

In dit zeer uitgebreide boek worden vele aspecten van deze cultuur behandeld. Het historisch overzicht begint in 1908, toen de gebroeders Penard, die een belangrijke rol spelen in deze publicatie, het boek uitgaven, De Vogels van Guyana. Daarin beschrijven Frederik Paul en Arthur Philip Penard de vele vogels die in de drie Guyana’s voorkomen. Het was de eerste keer dat zo uitvoerig vogels van dit gebied werden beschreven en waarbij de namen in verschillende talen zijn weergegeven. Zij hebben ook artikelen geschreven over het vangen van vogels in de omgeving van Paramaribo. Veel van de informatie kregen zij vanwege hun goede contacten met diverse Inheemse groepen. Alle informatie werd dan opgetekend en zo konden zij diverse boeken schrijven waarin de cultuur van de oudste bewoners van het land (gelukkig) is vastgelegd.                     

Het zou te ver voeren om alle aspecten van de zangvogelcultuur zoals vastgelegd in het boek te bespreken. Een van de zichtbare elementen is de regelmaat waarmee wedstrijden worden gehouden. Iedereen die weleens op de zondagmorgen vroeg langs het Onafhankelijkheidsplein loopt of rijdt, ziet mannen staan met op afstand een stok in het grasveld en daaraan opgehangen een kooi met vogel. Debipersad beschrijft verschillende opvattingen hoe deze cultuur is ontstaan. De een legt de nadruk op de invloed van Chinezen op het hele gebeuren; de andere wijst op Nickerie waar het zou zijn ontwikkeld. Bij kenners wordt de naam van F. Palmtak genoemd die in Nickerie actief was op het gebied van het ‘prikken’ van vogels om zo te kunnen deelnemen aan de zangvogelwedstrijden. Hoe het ‘prikken’ eraan toegaat, komt uitvoerig aan bod. Debipersad zegt dat het ‘in de zangvogeltaal gebruikt wordt voor het seksueel prikkelen van de vogel zodat hij in zang uitbarst’ … (dus het is) niets anders dan het treiteren van de zanger door hem de nacht te laten doorbrengen naast zijn favoriete vrouwtje, zijn pop’ (blz. 172). De volgende dag gaat dit vrouwtje mee, maar wordt kort voor de wedstrijd weggehaald en ‘een vechtlustig mannetje als indringer op de plaats gezet met de bedoeling om de agressiviteit van de wedstrijdvogel op te wekken.’ (blz. 173) Je moet er maar op komen! Net zoals je erop moet komen om een overlijdensbericht te plaatsen bij de dood van ‘een volbloed Sipa TwaTwa, die sinds 2013 in Nederland van vrijwel iedereen heeft gewonnen… Zijn laatste adem, in de vorm van 3-stoot kiauw, heeft hij in mijn handen gelaten’ (blz. 106). Een mooi staaltje van de liefde voor een vogel.   

In het midden de auteur van het Zangvogelboek, Roekmienie Dewradj-Debipersad, naast de recensent Jerry Egger. Foto © Hilde Neus

Interessant is ook de toenemende commercialiteit van het hele zangvogelgebeuren met alle (vaak) negatieve gevolgen van dien, zoals het feit dat geliefde zangvogels zoals de twatwa nauwelijks meer voorkomen in het wild. In andere landen als Guyana lukt het nog wel om die te vangen. Er is dan ook een levende al dan niet legale handel. Het positieve is wel dat diverse liefhebbers zich zijn gaan specialiseren in het kweken van de vogels in gevangenschap. De technieken om dit te kunnen doen, zijn ook weer tot stand gekomen door langdurige observatie. Mannetjes en vrouwtjes bij elkaar brengen en dan hopen dat er voor nageslacht wordt gezorgd, loopt vaak niet goed af. Er moet goed worden nagegaan wie, wanneer bij elkaar wordt gebracht.                       

Prijzen die worden betaald voor kampioenen bij zangvogelwedstrijden, hebben er ook voor gezorgd dat bepaalde soorten nauwelijks meer voorkomen in het wild. En dan is er nog de smokkel naar bijvoorbeeld Nederland. De grote trek naar het voormalig moederland eind jaren zestig en de eerste helft van de zeventiger jaren van de 20ste eeuw heeft de Surinaamse zangvogelcultuur ook daar populair gemaakt. Enkele plekken, onder andere de pleintjes van de Bijlmermeer, namen de plaats van het Onafhankelijkheidsplein in voor de wedstrijden en er vond ook uitwisseling plaats tussen verenigingen in Nederland en Suriname.

In het boek van Debipersad wordt ook aandacht besteed aan de oprichting van de Surinaamse Zangvogel Bond (SZB) in 1963. Zij beschrijft hoe twee bekende zangvogelliefhebbers, Harry Boedjawan en Jules Ganga Persad, elkaar uitdaagden om op het toenmalige Oranjeplein (nu Onafhankelijkheidsplein) een wedstrijd te houden. Dit trok veel liefhebbers naar het centraal gelegen plein dat vanaf toen de plek werd waar wedstrijden werden gehouden. Bekende mensen uit de samenleving zoals de laatste Gouverneur en eerste president van Suriname Johan Ferrier kwamen wel eens kijken, zo ook Monseigneur Aloysius Zichem. Recenter heeft President Desiree Bouterse belangstelling getoond tijdens wedstrijden. Maar ook de SZB kampt met het bekende probleem van heel wat organisaties in Suriname: de archieven. Debipersad heeft heel weinig schriftelijke stukken gevonden van opeenvolgende besturen van de bond. Een grote hulp om toch meer te weten te komen over wedstrijden die zijn gehouden, wie de winnaars waren, de uitwisseling met Nickerianen zijn de kranten van die tijd. Die hadden meestal wel belangstelling en die rapporteerden over het verloop. Verder heeft oral history geholpen. Interviews met diverse oudere leden en bekende namen uit de wereld van de zangvogels maakten het mogelijk om het verhaal toch te kunnen vertellen.

Ten slotte nog enkele opmerkingen over het boek zelf. Het is jammer dat in een boek met zo een rijke inhoud de layout wat te wensen overlaat. De afbeeldingen zijn niet altijd scherp, er had een betere selectie kunnen plaatsvinden (niet het vele is goed) en genoeg wit in een boek mag echt wel. Niet elke ruimte hoeft te worden gevuld met tekst of afbeelding. Dat neemt niet weg dat de uitgever, Harrypersad Boedjawan Foundation, en de auteur een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het vastleggen van een opvallend stukje erfgoed uit Suriname: de zangvogelcultuur.                 

R. Sewradj-Debipersad, Een beschrijving van de Surinaamse zangvogelcultuur 1908 – 2018. Ruim 110 jaar cultuur en 55 jaar sportgebeuren. Paramaribo: Harrypersad Boedjawan Foundation, 2022. ISBN 978-99914 – 2-026-0.     

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter