blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Wij leven met wat er is, niet met wat had kunnen zijn…’

Bespreking van De wilde vaart door Tessa Leuwsha

door Jerry Dewnarain

Tessa Leuwsha is op dit moment de productiefste schrijfster van Surinaamse literatuur die ruim vijfentwintig jaar woont en werkt in Suriname. Doorr toedoen van haar man Sirano Zalman, haar liefde, besloot ze in Suriname te wonen. Ze bleef er, omdat Suriname haar ook vele kansen bood. Voor Leuwsha geldt ‘wie schrijft die blijft’, maar misschien ook ‘wie blijft, die schrijft’! Ze bleef er en ze schreef: Reishandboek Suriname, De Parbo-blues, Solo, een liefde, Fansi’s stilte, Plantage Wildlust, en het in maart/april 2022 uitgekomen De wilde vaart; Op zoek naar de veerkracht van Suriname (met foto’s van Sirano Zalman). Deze uitgave kwam tot stand dankzij het door het Prins Bernhard Cultuurfonds beheerde Clio Fonds.   

Mimesis

Tessa Leuwsha

De wilde vaart bestaat uit drie delen. Deel een Hoe het begon, deel twee Naar de kust, deel drie  Naar het zuiden. In deel een adem je meteen de geur van de vochtige modder van de Commewijnerivier, ietwat verderop het brakke rivierwater, over de deining zie je de tentakels van de groene, machtige mangrovebossen. Leuwsha zegt het anders: ‘Op de Bosrokoman snoof ik de lauwe geur op van het bruingroene water en toen we door dichtbegroeid oevergewas aan land gingen, voelde ik de vochtige lucht op mijn huid.’ Ik droom bij het lezen van De wilde vaart nog even verder… In de felle zon zie je over de rivier langzaam de oude plantages voorbijgaan alsof wij onze bestemming nog niet hebben bereikt. We varen nog even verder om onze bestemming te bereiken. Maar waarheen? Waar varen we naartoe? Ik stop met lezen, omdat ik bang ben dat Leuwsha mijn droombeeld, over de oude plantages aan de Commewijne, precies zal onthullen zoals ik mij dat altijd al heb voorgesteld. Ik ben bang dat zij ook de nostalgie te pakken heeft die dit respectabele gebied in zich schuilhoudt, net een grote grot met veel mysteries en historie! We slaan een kreek in die ons naar de zee zal leiden, misschien de Warappakreek. Ik weet het niet, ik droom verder… en in mijn droom lees ik precies wat er geschreven staat in het boek: ‘Ze voeren een kanaal uit richting oceaan. Vlak voordat ze de kust bereikten sloeg het weer om en begon het zwaar te regenen. Het bootje ging hevig tekeer op de golven …’ Ik word wakker geschud en mijn droom is uit…. Het overkomt mij zelden dat ik boeken lees waarbij het beeld dat de auteur schept, overeenkomt met mijn voorstelling of fantasie of misschien zelfs de werkelijkheid! Leuwsha bootst de weerspiegeling of weergave van de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid heel knap na. Met een mooi woord heet dat mimesis.

Vraisemblance en imitatio

Met De wilde vaart bewijst Leuwsha een prachtig stukje literaire kunst: haar waarnemingen pent zij neer als weerspiegeling van de werkelijkheid om een hogere waarheid te tonen of bij de lezer te bereiken, bewust of onbewust. Hierdoor wordt de vraisemblance (gelijkenis naar waarheid) sterker. Tegelijkertijd wordt mimesis ook gekoppeld aan imitatio.

Haar nieuwste boek belicht de veerkracht en de liefde van een koppel, dat elkaar door dik en dun steunt. Zij zijn de eigenaren van een oude plantage aan de Commewijnerivier: Plantage Frederiksdorp. Met man en macht proberen zij de plantage te redden van verschillende tegenslagen die op hun pad komen, spelingen van de natuur zoals de macht van het rivierwater, de enorme springvloeden, de nare gevolgen van eb en vloed: leswatra (doodtij), de macht van het groene bos, de tirannie van de muskieten, houtluizen en vleermuizen, en…niet te vergeten de coronapandemie. Maar ook de factor mens is debet aan deze tegenslag: mensen die geloven in geesten die rondwaren of dwalen op oude plantages, waardoor zij bang zijn om er te werken. Tessa past de oude gebruiken van oma Fansi toe om de ‘ronddwalende zielen’ te verjagen of hun plantage in te zegenen (een wasi geven).

Tessa kwam op een geniaal idee: in een garnalenboot op zoek te gaan naar hun eigen veerkracht en overlevingskansen. Maar ook die van de bewoners in de buurt. De coronapandemie had eenieder werkloos gemaakt. De toeristische sector had te lijden, ook op plantage Frederiksdorp.

‘”En Robbie, mevrouw Dipai en de anderen dan? vroeg hij (Sirano, red.) toen. “We kunnen ze niet opeens in de steek laten. De bewoners van Noord-Commewijne-eiland waren inmiddels gewend aan de extra inkomsten die Frederiksdorp hun opleverde: de vaartochtjes met toeristen en de verkoop van vis en groenten aan het oord. Nu dat door corona was weggevallen, bestond er geen enkel vangnet.’

Tessa en Sirano bekijken allerlei strategieën en overlevingsplannen. Door wanhoop gedreven en de uitzichtloosheid van de problemen van het land, te wijten aan diefstal van de voorgaande regering, besluit het echtpaar op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden om te overleven.

Vergane glorie, pijn en smart

Tessa en Sirano vertrekken vanuit plantage Frederiksdorp in hun boot, uitgewuifd door de oude Hindostaanse arbeider Kasi, met als bestemming de Atlantische kust en uiteindelijk Jodensavanne. Ze gaan op zoek naar iets van zichzelf wat ze kwijt zijn geraakt. In deel twee wordt deze reis beschreven, althans de reis tot Bakkie, de laatste bewoonde plantage aan de Commewijnerivier. De kust had het echtpaar niet kunnen bereiken vanwege de wetten van het water.

Wie ooit een reis over de Commewijnerivier heeft gemaakt met als eindbestemming bijvoorbeeld plantage Alliance herkent de beschrijvingen. Wie dat nooit heeft gedaan, krijgt parels voorgeschoteld: Leuwsha’s sterke pen geeft in een notendop  vierhonderd jaar oude, koloniale geschiedenis weer van de rechteroever van de Commewijne; vanaf het begin van de gloriedagen van de plantage-economie tot aan de langzaamaan vanwege mismanagement tot verval geraakte plantages. Met pijn en smart zal de lezer deze bladzijden lezen. Door eenvoudige, doch scherpe observatie, kaart de schrijver het verval van de plantages aan.

‘Op de kaart had ik de aaneengesloten rij plantages voorbij Frederiksdorp bekeken. Guadeloupe, De Goede Vriendschap, Schaapstede, Kroonenburg, en daarna kwam er nog een hele rits. Het moest een prachtig gezicht zijn geweest: de opeenvolgende landerijen met hun witte herenhuizen, loodsen en steigers. Alles op keurig gemaaide gazons. In niets had die façade het akelige leed verraden dat zich erachter had afgespeeld, en nu was het aangezicht geheel anders. De meeste plantages waren verlaten.’  

Alliance

De lokale bewoners zochten een beter bestaan in de stad en wie besloot om er te blijven, bijvoorbeeld op plantage Alliance, was overgeleverd aan de grillen van de overheid.

 ‘Hoe staat het hier eigenlijk?’ vroeg ik en Shirley zuchtte. ‘Er zijn nog maar vierentwintig arbeiders, lang niet genoeg om in het veld te werken. Ik doe nog steeds de administratie. Wij leven van overheidssubsidie,’ legde ze uit. ‘In 2013 onder de regering-Bouterse kregen we een jaar lang niet betaald. Er was geen geld voor ons en ik weet nu nog niet hoe we dat jaar zijn doorgekomen. Vooral ouders met kinderen, die om de middelbare school te kunnen volgen in een internaat in Paramaribo zaten, hadden het zwaar. Omdat ze het maandbedrag niet meer konden betalen, moesten de kinderen afhaken.’ Ze ging wat meer rechtop zitten. ‘We waren even bang hoe het nu zou gaan met deze regering, president Santokhi wil staatsbedrijven helemaal afstoten. Maar gelukkig heeft de minister van Landbouw gezegd dat we weer gewoon op de loonlijst staan.’ Haar gezicht klaarde op.

Veerkracht

De pagina’s die hierna volgen, verklaren grotendeels het verval van het gebied. Ondanks alle problemen en tegenslagen die de plaatselijke bewoners ervaarden, kozen zij om er te blijven. Dat is de veerkracht en moed van deze bewoners langs de rechteroever van de Commewijnerivier. Ze doorstaan alle kommer en kwel maar steken toch als een riet uit na elke storm. Hoe zal het vergaan met de huidige binnenlandbewoners wier  hebben en houwen verloren zijn door de overstromingen?

… in 2010 werd Bouterse zelfs tot staatshoofd gekozen. Van couppleger tot legerleider tot staatshoofd: het was the American dream, maar de nachtmerrie van Suriname. In het decennium dat hij legaal aan de macht was, holde het land verder achteruit. Te midden van wijdverbreide corruptie hield de rechterlijke macht echter dapper stand: in 2019 werd Bouterse na een slepend proces veroordeeld tot twintig jaar celstraf voor zijn aandeel in de Decembermoorden, maar hij was nog steeds op vrije voeten. Shirley had al deze schokken doorstaan en ze hadden haar er niet onder gekregen. Ze boog maar brak niet, zoals zoveel mensen in het land. 

Zuiden

In deel drie van het boek varen de ‘riviercowboy en -cowgirl’ naar het zuiden. Via de Surinamerivier varen ze naar Jodensavanne als eindbestemming. Ze varen langs de plaatsen Domburg, Laarwijk en slaan in de Surnaukreek waar de plantage ligt van de Brooskampers (Broos en Kaliko). Op den duur bereiken zij Jodensavanne en de Inheemse dorpen Redi Doti en Cassipora. Het stel wordt bijgestaan door de Inheemse gids Arnold. Hij zat op de voorste bank. De schrijver vraagt welke verhalen hij aan zijn dochters vertelt. Met wat aarzelingen vertelt hij het volgende:

 ‘De beide ouderparen van een jong stelletje wilden weten hoe moedig de partner was die hun kind had uitgekozen. “Ga in de nacht maar een aap schieten,” droegen de ouders van de zoon hem op. Na terugkomst van de jacht moest hij zijn buit aan zijn meisje geven. Het schoonmaken van een aap is een lastig werkje. Als ze daar geen raad mee wist, hoe zou ze dan voor hem kunnen zorgen? Maar het meisje vilde de aap vlot en behendig. Toen was het andere ouderpaar aan de beurt. “Laat hem die funguboom maar omkappen,” zeiden ze tegen hun dochter. “Die is groot en van binnen zacht, daar heb je veel kennis voor nodig.” De jongen begon aan zijn taak, maar hij kreeg het niet gedaan. Hoe hij ook hakte, de boom bleef staan. De ouders gaven hem nog één kans. Ze bonden hem aan een paal, daar moest hij de hele nacht blijven staan om zijn moed te tonen. Maar wat bleek? De volgende dag was hij verdwenen en nergens meer te bekennen. Hij was een ster geworden, die vroeg in de ochtend helder schijnt. Wij noemen die de morgenster. Vanaf die ochtend keek het meisje dagelijks op naar de ster, naar haar liefde, en omgekeerd straalde de ster voor haar. Ze waren gelukkig.’ Arnold keek even omlaag, zocht naar woorden…

Dit bovenstaande fragment geeft als sluitstuk van het boek  de veerkracht van Surinamers fantastisch weer met de slotwoorden van Arnold: ‘Zo zijn wij, Inheemsen. Wij leven met wat er is, niet met wat had kunnen zijn.’ De wilde vaart is noch een roman noch een reisboek. Het is een levensverhaal van Surinamers die op eigen kracht hun hoofd boven water houden. Een managementboek voor beginners!

Tessa Leuwsha, De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname. Met foto’s van Sirano Zalman. Uitgeverij Augustus. Atlas Contact. Amsterdam/Antwerpen. ISBN 978 90 450 4418 7


Eerste liefde

De 87ste Boekenweek in Nederland was dit jaar gewijd aan het thema ‘de eerste liefde’. Een eerste liefde overlaadt je met gevoelens en verlangens. Een nieuwe wereld vol dromen, gevoelens, gedachtes, wensen, maar ook onzekerheden en tegenslagen openbaren zich. Om woorden te geven aan dat warme gevoel, aan die tegenslag en nostalgie, keren wij ons telkens weer tot de dichters en de schrijvers. Van de liefde tussen Nohar en Rubia in Vianens Strafhok tot Leuwsha’s Solo, een liefde tot de Curaçaose Sylvana en Elroy in Ronny Lobo’s Tirami sù. Steeds weer keren we terug bij onze eerste liefdes. In boeken als Centaur van Chris Polanen, De Plee van Dobru, Ganga’s Lalbahadoer. Een fatale liefde, Zielcontact van Ramdjindre Ramdhani, Joyce Pool Sisa, Bettersons Haar drie werelden, Clark Accords Tussen Apoera en Oreala. Een liefdesgeschiedenis in de regenwouden is de (eerste) liefde een sleutelmoment in de levens van de hoofdpersonen. Zit het allemaal tegen in de liefde? Niet altijd. Leuwsha laat met het onderstaande fragment zien hoe mooi een liefde kan bloeien.  Met haar nieuwste boek De wilde vaart beschrijft zij hoe veerkrachtig de mens kan zijn door de liefde voor je partner, moeder, broer, zoon, dochter, een gemeenschap, natuur of land.

Fragment eerste liefde in De wilde vaart

‘Ik zag Sirano voor het eerst op de televisie toen ik in Nederland woonde en al zappend was gestuit op een lokale zender, bij een reportage uit Suriname. Sirano en een journaliste zaten in een overhuifd bootje, iemand anders bediende de camera. Ze vertelde dat ze op zoek gingen naar zeeschildpadden die aan de kust hun eieren leggen; Sirano was zowel gids als bootsman. Kijkend in de camera zei ze: ‘Dit is Sirano Zalman,’ en richtte haar microfoon op hem. ‘Hij kent dit gebied goed. Hoe groot schat jij de kans in dat we schildpadden gaan zien?’ Stuurs voor zich uit kijkend, antwoordde Sirano licht geïrriteerd: ‘Nou, helemaal niet. Het is geen legseizoen, en dan komen ze niet.’ Blijkbaar had hij dit al eerder gezegd en luisterde de crew niet. Ze drong aan, sprak met een Nederlands accent. ‘Ja, maar de natuur leeft nou eenmaal niet met de tijd, zoals wij.’ Sirano haalde zijn schouders op. ‘We gaan het zien.’ Ze voeren een kanaal uit richting oceaan. Vlak voordat ze de kust bereikten sloeg het weer om en begon het zwaar te regenen. Het bootje ging hevig tekeer op de golven, het beeld raakte overal bespat, en het lukte niet om aan land te komen. Vervolgens ging het beeld op zwart en zat ik aan de buis gekluisterd alsof ik een live uitgezonden ramp volgde. Na een paar seconden keerde het beeld met een schokje terug. Het was de volgende dag, pril zonlicht, en de verslaggever zat er kil en verregend bij. ‘Ik heb toch gezegd dat ze niet zouden komen.’ Sirano keek nu recht in beeld, als een getuige in een rechtbank, vastbesloten zijn versie te laten horen. ‘De natuur heeft haar eigen ritme.’ Gefascineerd door die Surinamer die zo verdomd overtuigd was van zijn gelijk, knikte ik instemmend naar het televisietoestel. Ik mocht dan weinig kennis hebben van de natuur, wel was ik me bewust van een stuwende orde buiten mezelf. Van een samenhang der dingen, een ordening waarop we bewegen met vallen en opstaan, enigszins te vergelijken met een trampoline. Het Surinaamse strand was bezaaid met aangespoelde boomstammen en takken in de grilligste vormen, met daarin verstrikt zeewier als ongetemde slierten haar. Sommige lagen er duidelijk al lang, het hout wit uitgebleekt door de zon, andere waren donkernat en bedekt met pokdalige schelpen. Op dat moment besefte ik dat ik ook daar wilde zijn. Een verlangen als een kraakheldere droom: de warme zilte zeelucht, te zitten op een blok hout, opstuivend zand te voelen prikken tegen mijn armen; nieuwsgierig naar die vent. Misschien dat toen mijn wil de dingen in gang zette. Ik was een stadsmeisje, geboren en getogen in Amsterdam, dat niet beter wist dan straten en grachten en huizen, en dat nu in Suriname iets meende te herkennen. Het gevoel veroverde me, alsof mijn Surinaamse grootmoeder en vader een onzichtbare lasso hadden uitgeworpen en me hun wereld binnentrokken. Tijdens de trip sloeg er een vonk over tussen Sirano en mij, en na mijn terugkeer bleven we elkaar schrijven. Hij in het Sranantongo, Surinaams, met veel moeite kon ik die taal ontcijferen; van mijn vader had ik het nooit mogen spreken, ervan doordrongen als hij was dat alleen fatsoenlijk Nederlands me in het leven vooruit zou helpen, niet zijn eigen landstaal. Wat hielp was dat Sirano in de kantlijn prachtige bloemen schetste en een keer een figuurtje van een man die in overgave hoofd en schouders achterover wierp: Sirano zelf. Losjes bleef de lasso om mijn romp zitten. Een halfjaar later zat ik opnieuw aan boord van een blauw vliegtuig, nu enkele reis Paramaribo. Boven het land zag ik het onmetelijke oerwoud waar de rivieren doorheen meanderden, als een uit de lucht omlaaggevallen bos touw.’


Mimesis is al heel vroeg een begrip geworden in de literatuurbeschouwing. Plato was een van de eerste theoretici die de wereld van de kunst zag als een indirecte nabootsing van de Ideeën. Plato gaf er een normatieve inhoud aan: het kunstwerk moet niet de empirisch waarneembare werkelijkheid uitbeelden, maar de ‘idee’ daarachter. Niet de handelingen in het drama zijn belangrijk, maar de geïmpliceerde deugden of ondeugden die ze uitdrukken. Daarbij constateert Plato dat kunst slechts een afschaduwing geeft van de reële wereld, die op haar beurt slechts een afschaduwing is van de goddelijke werkelijkheid. Aristoteles heeft deze opvatting grondig gewijzigd in zijn Poëtica. De kunstenaar is voor hem degene die de elementen uit de werkelijkheid selecteert, tot een structuur verwerkt en zo de dingen modelleert, vormgeeft in een begrijpelijk beeld, waarin de universele waarheid wordt geopenbaard. Bij Aristoteles is de rol van de kunst aldus positiever geformuleerd, ook al verwacht hij er geenszins fotografisch realisme van: de kunstenaar geeft de mogelijkheden van de realiteit (waarschijnlijkheid of vraisemblance).

[DWTL, 13 mei 2022]

1 comment to “‘Wij leven met wat er is, niet met wat had kunnen zijn…’”

  • Prachtig Nederlands.

Your response at Fred de Haas

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter