blog | werkgroep caraïbische letteren

Wie was Wim Bos Verschuur?

Bernard Willem Hendrik Bos Verschuur werd geboren op 23 mei 1904 te Paramaribo, als ‘gjeer-gjeer-ningre’ (gelige neger), zoals hij zichzelf noemde. Zijn grootvader van vaderszijde was een Nederlandse kapitein-ter-zee die eigenaar werd van verschillende plantages; zijn grootvader van moederszijde was de chinese immigrant Tjon Akien die als translateur voor het gouvernement werkte; zijn moeder, Heloïse Tjon Akien bezat een kokosplantage in Coronie. Wim was het tweede van drie kinderen in een Nederlands Hervormd apothersgezin. Hij kreeg les van tekenleraar J. Booms, ging naar de Hendrikschool (Mulo), volgde een machinistenopleiding en ging naar Nederland waar hij de akte M.O.-tekenen behaalde. Hij ging er om met Indonesische nationalisten als Hatta en Sjahrir. In 1933 keerde hij terug en werd tekenleraar aan de Hendrikschool en later aan verschillende andere scholen; tevens had hij een meubelfabriek waar de door hem ontworpen meubelen werden vervaardigd.

Hij was maatschappelijk actief als voorzitter van de Surinaamse Arbeiders Federatie en de Surinaamse Arbeiders Centrale en als een van de leidende figuren van de Unie Suriname. In 1942 werd hij Statenlid. Hij zette zich in deze tijd in om het Duits als verplicht onderwijsvak te vervangen door het Spaans. Op 30 juli 1943 liet gouverneur Kielstra hem interneren als waarschuwing aan de creoolse oppositie dat zij te ver ging in haar gezagsondermijning. Bos Verschuur had een volkspetitie tegen Kielstra georganiseerd en werd, zo schreef J. van de Walle, ‘tijdens dit merkwaardige koningsdrama de onmisbare martelaar. De Statenleden traden af en niemand kreeg het in zijn hoofd de draadjes van het kamp door te knippen.’ Omdat het Koloniaal Bestuur hem ook weer niet wilde laten uitgroeien tot een martelaar voor de rechten van het volk werd hij op 27 oktober 1944 weer op vrije voeten gesteld.

Ook na de oorlog bleef hij maatschappelijk actief. Van 1945 tot 1951 was hij opnieuw Statenlid, in 1946 medeoprichter van Spes Patriae en in 1952 oprichter van de Partij Suriname die in het politieke leven geen grote rol zou spelen. Wel vonden zijn vaderlandslievende activiteiten (volgens zijn broer Roland had Wim de lidmaatschapskaart van de NSB van Kielstra in huis, die op last van Kielstra bij een politionele huiszoeking werd meegenomen) weerklank bij Eddy Bruma. Bos Verschuur was uitgever van het weekmanifest Waakt (Oen Wiekie), dat, gedrukt bij O.C. Marcus, voor het eerst uitkwam op 13 mei 1950 en voor het laatst op 2 september van dat jaar. Het werd opgezet uit verontrusting over het mogelijk overslaan van de raciale onrust in Brits-Guyana. De eerste artikelen waren van de hand van Bos Verschuur zelf, W. Lionarons (tevens hoofdredacteur) en O. Wong. Als inlegblad van Waakt verscheen De zweep, een particulier orgaan van Bos Verschuur, gedrukt bij Eben Haëzer. Ook uit De zweep sprak zijn sociale bewogenheid. Die zou hem nooit verlaten: hij bleef pamfletten maken die hij Signalen noemde. Nog in 1967 schreef hij in opdracht van het Comité voor Werkzoekenden in Suriname de brochure Hoor, zie en denk . Hij overleed te Paramaribo op 4 januari 1985.

Werk

Schrijver en journalist Johan van de Walle karakteriseerde Wim Bos Verschuur als ‘de eerste links georiënteerde romanticus’ van Suriname. Hij beschikte over een groot rechtvaardigheidsgevoel, een sterk meeleven met het Surinaamse volk en een bijzondere innemendheid. Hij bewonderde figuren als Domela Nieuwenhuis en Henri Polak en stond in zijn sociaal-democratische ideeën dicht bij Grace Schneiders-Howard, het eerste vrouwelijke lid van de Surinaamse Staten. Maar hij was minder een ideoloog dan een activist en redenaar.

Zijn engagement droeg hij ook uit in een aantal sociaal-realistische toneelstukken, het eerste geschreven midden in de crisistijd. Op 12 mei 1936 bracht het toneelgenootschap Thalia zijn toneelspel in drie bedrijven Woeker . Het stuk brengt een jongeman ten tonele die bij een geldschieter om uitstel van betaling komt vragen voor zijn zieke vader, een meubelmaker. Als het uitstel niet verleend wordt, gaat de man steeds nieuwe schulden aan en tenslotte verduistert hij gelden die hem in voorschot zijn afgestaan, en moet hij voorkomen. ‘In een prachtige apologie vraagt de verdediger (O. Groman) om clementie voor zijn cliënt, een dief geworden onder de martelende mokerslagen van de woeker.’ Het door hem samen met zijn leerling Johnny Lobato ontworpen decor met lichteffecten en slagschaduwen schijnt de suggestiviteit van het stuk te hebben versterkt. De besprekingen waren gematigd positief: als dramatisch geheel werd het stuk niet geweldig sterk geacht, maar de aankomende schrijver werd aangemoedigd en natuurlijk werd hij geprezen om het onderwerp in een tijd waarin een woekeraar niet aarzelde twintig percent rente per maand te berekenen. Een concrete oplossing voor de maatschappelijke problematiek die hij in Woeker had laten zien, zou Bos Verschuur een aantal jaren later, in 1947, aandragen, toen hij aan de wieg stond van de Volkscredietbank. Het sociaal-realisme in het toneel zou na de oorlog door Sophie Redmond worden voortgezet, en na haar dood opnieuw door Bos Verschuur.

In 1954 werd opgevoerd Kjépotie nomo! No poeroe dede na watra/ Och erm! Haal de dode niet uit het water (met praten alleen kom je er niet!) (1954), een toneelstuk in het Nederlands en Sranantongo.432 Een ander tendensstuk was Ai, kaka e kies’ tiefie [Ja, de haan krijgt tanden]. Het stuk behandelde de wantoestanden in de Surinaamse strafgevangenissen en vond al vóór zijn première op 29 juli 1959 zoveel maatschappelijke weerklank, dat er onmiddellijk maatregelen ter verbetering van de situatie werden getroffen, reden waarom Bos Verschuur de eerder aangekondigde titel van het stuk, Te kaka e kies’ tiefie [Als de haan tanden krijgt], had laten vallen. De pers had wat moeite met de rauwe taal, maar verder niets dan lof voor het stuk dat volgens De West ‘een aaneenschakeling van bont gekleurde soms in felle tinten geschreven taferelen’ bood. Het stuk had zoveel succes dat het ook als hoorspel werd uitgezonden.

Bos Verschuur schreef het filmscript De keerzijde van de medaille (1947) dat aan de basis lag van de gelijknamige film over Suriname, die gemaakt werd bij het bezoek van een Nederlandse parlementaire delegatie. Verder staan op zijn naam het hoorspel Het water komt (1953) over de Nederlandse watersnoodramp, het stuk Wij hebben een zoon verloren (z.j.), verzen en aanzetten tot verhalen. In de nalatenschap bevinden zich voorts drie omvangrijke typoscripten: Het vergeten land, geschreven onder de naam Soll. Bwemi, gedateerd 1932-1942 en met een omvang van 151 pagina’s; een boek over reïncarnatie: De laatste droom van Sheddy Autahar, geschreven onder de naam Marcel Colloman, gedateerd 26 februari 1944 en 284 pagina’s groot; en Kolonialle stat [sic], ongedateerd en 224 pagina’s omvattend. Niets van het literaire werk van Wim Bos Verschuur verscheen echter ooit in drukvorm.

[uit Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, diss. 2002]

2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter