blog | werkgroep caraïbische letteren

Wie was Anil Ramdas?

door Els Moor

Op donderdag 16 februari, zijn 54ste verjaardag, overleed de veelzijdige mediawerker en schrijver Anil Ramdas in zijn woning in Loenen aan de Vecht, Nederland. Anil Ramdas was Surinamer van geboorte en heeft het grootste deel van zijn leven in Nederland gewoond.

De dag voor zijn zelfgekozen dood nam hij nog een televisieprogramma op. Voor de VPRO heeft hij veel gedaan. Anil Ramdas was en bleef een vreemdeling op aarde, hoe veelzijdig intellectueel en bekend hij ook was. Als hij weer eens in Suriname was, werd hij beschouwd als een Nederlander, in Nederland, waar hij woonde, als een allochtoon en in India, zijn land van herkomst waar hij ook gewoond en gewerkt heeft, was hij een buitenlandse journalist. Eenzaamheid tekent zijn leven, dat een zoektocht was, al was hij getrouwd en had hij twee kinderen en kenden veel mensen hem. In Badal, zijn eerste roman, die in 2011 uitkwam, zit veel van zijn eigen problematiek.   Anil Ramdas werd geboren in Paramaribo en woonde van zijn tweede tot zevende jaar in Nieuw-Nickerie. Zijn vader was onderwijzer en zijn moeder, Kamala Sukul, auteur en regisseur van hindostaanse toneelstukken. Toen het gezin terugkeerde naar Paramaribo, werd Anil leerling op de Sohansingh-school van de hindoeïstische richting arya samaj. Het atheneum volgde hij op Lyceum 1 en het Openbaar Atheneum. Nadat hij zijn diploma gehaald had, werkte hij korte tijd hier in de journalistiek. In 1977 vertrok hij naar Nederland. Hij studeerde sociale geografie. Voor zijn kandidaatsexamen in 1980 deed hij onderzoek in Nickerie, en voor zijn doctoraalscriptie op de Nederlandse Antillen en in India. In 1985 studeerde hij cum laude af op een sociologische-filosofische scriptie, Goden en marionetten, over de manier waarop mensen heersende ideologieën verwerken in hun levensverhalen (bijvoorbeeld de invloed van de rooms-katholieke kerk op Curaçao).  

Tijdens zijn studie, in 1982, werkte Anil Ramdas met Jan Bongers en Cees Bouwman mee aan de derde druk van de Surinaamse Inleiding tot de aardrijkskunde. In Nederland hadden ze een gesprek met hem en binnen drie maanden was de door hem toegezegde bijdrage kant en klaar. Anil liet toen duidelijk merken dat hij na zijn afstuderen terug wilde naar Suriname. De kink in de kabel kwam enkele maanden later met de Decembermoorden. Hij zag toen van zijn plannen af.   Het lag in de lijn der verwachting dat Anil promotie-onderzoek ging doen. Hij werd promovendus bij professor Bram de Swaan van de Universiteit van Amsterdam. Hij onderzocht de wijze waarop vluchtverhalen van asielzoekers door de vreemdelingendiensten worden geconstrueerd. De publicatie van een deel van zijn bevindingen in een onderzoeksrapport van Amnesty International leidde tot een kort geding, aangespannen door het ministerie van Justitie, dat vond dat de door Anil verzamelde gegevens een vertrouwelijk karakter hadden. Anil won deze zaak, maar in hoger beroep eiste het ministerie dat in het proefschrift sprake moest zijn van ‘absolute anonimisering’. Toen deze eis door het gerechtshof werd ingewilligd, staakte Anil Ramdas zijn promotieonderzoek.  

In 1989 kwam Anil Ramdas in de redactie van het weekblad De Groene Amsterdammer onder de bezielende leiding van hoofdredacteur Martin van Amerongen, die als scherp en kritisch mens een voorbeeld voor hem was. Later ging hij werken voor NRC Handelsblad. Heel interessant waren ook zijn interviews voor het VPRO-programma Mijn vaders huis met prominente denkers zoals Stuart Hall, Kwame Anthony Appiah en Edward Said. Het afgelopen jaar schreef Anil Ramdas af en toe een gastcolumn in De Groene Amsterdammer, over zaken als het vreemdelingenbeleid in Nederland. Anil Ramdas hield in Nederland veel belangrijke lezingen, zoals in 1992 de Rudolf van Lier-lezing: ‘Heimwee: bron van weemoed of inspiratie’ en in 1993 de J.M. den Uyl-lezing: Ethiek als Vitaal Belang: de mislukte relatie van Nederland met Suriname, die als boekje is uitgegeven bij zijn vaste uitgever, De Bezige Bij. Verder was hij adviseur van veel belangrijke instanties. In 1997 kreeg hij de E. du Perron-prijs voor zijn gehele oeuvre.  

In 1995 was hij in Suriname met fotograaf Fred van Dijk. Ze maakten de vierdelige documentaire over Suriname, Wel de snack, maar niet de saus, die ook als boek is uitgekomen bij De Bezige Bij. Chandra van Binnendijk was de producente van de film. De reis ging van Albina naar Nickerie. Van de littekens van de Binnenlandse Oorlog in Oost-Suriname naar Nickerie in het Westen met de grote tegenstelling tussen steenrijke en arme rijstboeren. Uit het geheel komt de ontluistering van Suriname op vele gebieden naar voren. ‘Wel de snack maar niet de saus’ is een regel uit een Caraïbisch liedje, woorden die een gemis aanduiden, het gemeenschappelijk lot van de ‘West-Indies’. André Loor begeleidde hen op hun historische tocht door Commewijne.   Van 2000-2003 woonde Ramdas in India als correspondent van NRC Handelsblad. Terug in Nederland was hij van 2003-2005 directeur van het debatcentrum ‘De Balie’ bij het Amsterdamse Leidseplein. Anil was wel een groot kenner van literatuur, filosofie en wetenschap en kon daarover praten voor de media en schrijven, maar de financiën van zo’n centrum beheren, dat was hem niet op het lijf geschreven. In 2005 woonde ik daar een lezing van hem bij, over vrouwen in de literatuur. Hij zat op een stoel en nam regelmatig een glas port uit een fles die naast hem op een tafeltje stond. De lezing was nogal chaotisch en een docente die met haar studenten gekomen was, begon luid te protesteren, aangemoedigd door haar jonge dames. Daarna poetste Anil snel de plaat. Toen zag je dat hij in een moeilijk stadium van zijn leven was. Later heeft hij de drank bij periodes laten staan en dan ging het weer beter. In zijn laatste jaren schreef hij nog twee boeken, in 2009: Paramaribo de vrolijkste stad in de jungle (nadat hij een tijd in Paramaribo had gewoond) en in 2011 Badal, zijn eerste roman.  

Anil Ramdas was een gedreven, maar ook wetenschappelijk zeer onderlegd essayist. Zijn essaybundel De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea is van een migrant die in de wereldcultuur altijd weer zoekende is naar grote voorbeelden die diepte kunnen geven aan zijn positie. De ‘held’ voor Ramdas is V.S. Naipaul met zijn roman A house for Mr. Biswas, waarin de hoofdfiguur vecht voor zijn persoonlijke vrijheid. Anil Ramdas bespreekt in zijn bundel ook uitgebreid Jazz van Toni Morrison, over de culturele verwarring van de migranten in de V.S., die van het platteland in het Zuiden naar de stedelijke moderniteit in het Noorden waren gekomen en moesten knokken voor hun bestaan. De vrijheid die ze uiteindelijk ervoeren ging wel steeds meer gepaard met nostalgie. Jazz is een metafoor voor ‘de stad’. Ramdas begint deze bundel met een viertal persoonlijke essays over nostalgie en de rol van hindostanen in de recente Surinaamse geschiedenis. Nostalgie tekent zijn persoon en zijn werk, ook in zijn non-fictie.  

Nu een antwoord op de vraag van de titel van dit artikel: ‘Wie was Anil Ramdas? Anil was een migrant, die opklom vanuit ‘het landelijke rijstdistrict Nickerie’, via Paramaribo naar Nederland en daar carrière maakte als mediawerker en schrijver met veel kennis en diepgang. Nergens was hij echt ‘thuis’ en in beide werelden ondervond hij naast waardering ook veel kritiek, die niet altijd terecht was. Zelf heeft hij vaak gezegd dat hij het gevoel had dat hij moest ‘knokken tegen demonen’. Een diepe somberheid over de wereld van nu waarin mensen maar al te vaak voor zichzelf en hun soort kiezen. Dat hij niets kon bewerkstelligen tegen het Wilders-syndroom maakte hem ook triest.  

In zijn laatste boek, tevens eerste roman Badal, vertoont de hoofdfiguur veel gelijkenis met de auteur. Opvallend aan Badal is dat hij ook zo’n gigantische kennis bezit van literatuur, filosofie, wetenschap en politiek. In de roman doet hij eigenlijk bijna niets anders dan zijn kennis uiten. Hij praat voortdurend over onderwerpen die eigenlijk niets met de lijn van het verhaal te maken hebben. Enkele critici, Effendi N. Ketwaru en Michiel van Kempen, hebben dat als een geweldig negatieve, afleidende factor gezien in de roman. Hilde Neus vond het een enorm interessant gegeven en zag de roman als een prachtig onderzoeksobject voor gevorderde literatuurstudenten. Ik denk dat het een zeer essentieel gegeven is. Dat Badal door steeds maar weer over allerlei geweldige onderwerpen te praten en dus te laten zien hoe knap hij is, een groot stuk eenzaamheid blootlegt door gebrek aan wezenlijke communicatie van mens tot mens. Het leven van Badal eindigt in de hoge golven van de Noordzee. De roman voldoet inderdaad niet helemaal aan literair-wetenschappelijke eisen, zoals een lopend verhaal en de functionaliteit van de onderwerpen die aan de orde komen, maar geeft wel een functioneel beeld van de hoofdpersoon… en van de auteur.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter