Wie jarig is trakteert
Ini Statia publiceert drietalige dichtbundel
Ik ben een ongedurige vlinder,
die van alles een beetje heeft geproefd,
nooit ergens is blijven rusten
en zich nauwelijks de cocon herinnert,
behalve als je er weer een voor me spint
Ini Statia, in 1952 geboren op Aruba, maar thuis op alle drie ABC-eilanden, publiceert rond haar 70e verjaardag een drietalige dichtbundel Na nòmber di amor / In naam der liefde / In the Name of Love, met daarin dertig gedichten die opgedragen worden aan haar dertigjarige petekind Gita Santosha die ook voor het prachtige kunstwerk op het omslag zorgde.
Structuur
De bundel bevat originele gedichten in het Papiaments, Nederlands en Engels, die steeds gevolgd worden door vertalingen van Ini Statia zelf naar het Nederlands, Lucille Berry-Haseth naar het Papiaments en Richenel Ansano naar het Engels. Zo ontstond een mooi uitgevoerde bundel met drie keer dertig gedichten, steeds in de volgorde van het origineel en daarna twee vertalingen. De bundel bevat negentien originele Papiamentstalige gedichten, negen Nederlandstalige en twee Engelstalige. Vergezeld van een voorwoord en een nawoord kent de bundel vier chronologisch-thematisch afdelingen die gebaseerd zijn op achtereenvolgende levensfasen, afgesloten met een bonus gewijd aan Bonaire. De groei van de hoofdpersoon loopt parallel met de langer wordende afdelingen van respectievelijk drie, vijf, negen en twaalf gedichten.
Inisio / Begin / Beginning telt maar drie gedichten en begint met het essentiële Nederlandstalige ‘Mijn taal en ik’, waarin het belang van haar taal voor Ini Statia blijkt, taalvrouw als ze is, zowel qua professie als persoonlijke zingeving. Ik citeer de laatste van de drie strofen.
Mijn taal sleept gestrande inheemse klanken,
in bruisend Afrikaans bloed gedompeld,
uit een ver verleden met zich mee.
Mijn taal buigt, barst en breekt soms bijna,
wil ondanks de pijn geboren worden,
zich voortplanten, helen en voldragen zijn.
Mijn taal en ik, tot het einde samen.
Daarna volgen twee gedichten over haar moeder en haar snelle geboorte, een gegeven dat haar ook doet denken aan het levenseinde: “zal het op mijn vertrekdag / ook in een oogwenk gaan / en ik weer alleen met haar?” Het derde gedicht is heel kritisch over haar geboorte-eiland Aruba “in zijn waan van het wereldtoerisme” waar het ‘puur Arubaans zijn’ er al lang niet meer is. Deze eerste korte afdeling is meteen al kenmerkend voor de bundel in zijn totaliteit, waarin het persoonlijke wordt ingebed in een kritisch-sociale benadering.
De tweede afdeling, ‘Krese / Groeien/ Growing’, schetst een opgroeiend meisje in een gezin van drie in haar onschuldig spel, maar direct daarop volgt een fel me-too-gedicht ‘No mishi!’ over seksueel overschrijdend gedrag van een volwassene tegenover een kind dat zo ‘levenslang vernietigd’ wordt. In ‘Echo’s van kolonialiteit’ wordt nog in de jaren zestig van de twintigste eeuw haar schoolkeuze belemmerd, ondanks haar voortreffelijke rapportcijfers: “beter de vrouw van een arts / dan een vrouwelijke arts”.
Ook in de derde serie, ‘Floresé’/ Bloeien / Blooming’, wisselen persoonlijke ervaringen met maatschappelijke thema’s elkaar af. Een beschrijving van een negatieve ervaring van het volwassen worden en een mislukt seksueel contact in ‘Kennismaking’ krijgt veel later in ‘De stilte voorbij’ nog een verhevigde echo. ‘Student van de waarheid’ is direct daarna een felle aanklacht tegen politiek dogmatisme: “Centralisme is het enige dogma, feminisme het zoveelste taboe.” Dit vrouwelijke thema krijgt vervolg in ‘Anglo’ als metafoor voor de levenskracht van de ‘Creoolse vrouw’ die
“zich hecht aan de grond
glimt van trots
in de brandende zon,
verbindt en vertakt zich,
leeft voort,
vurig en veerkrachtig,
onaantastbaar”.
Direct daarna is deze stemming volledig omgeslagen in ‘Zwarte vrouw’ die ‘bang’ voor alles is, een kernwoord dat in dit gedicht van 39 korte versregels niet minder dan tien keer voor komt. Maar het gedicht sluit af met een positieve oproep:
“je bent bang voor je kracht
je bent bang om in actie te komen
want dan moet je alles doen
waar je bang voor bent
en dus beperk je je
tot mooi, lief en sexy zijn
tenzij …
we opstaan en ons losmaken van de ondermijnende patronen
die ons door het systeem
zijn opgedrongen”
De zwarte vrouw wordt hier kritisch toegesproken, maar het gedicht eindigt met een ‘we’ en ‘ons’ van vrouwelijke solidariteit. Deze afdeling wordt besloten met wat lichtvoetiger voorbeelden zoals een in maatschappijkritisch verpakt humoristisch ‘Kwestie van tijd’: “Je kunt er allerlei soorten tijd kopen: / denktijd, uitsteltijd, / excuustijd, / bedtijd, / kostbare tijd, vrije tijd, you name it! … en krijg je alsnog gratis de gouden tip / geef tijd wat tijd!”
De vierde afdeling, ‘Madurá / Rijpen / Maturing’, is niet alleen de langste van de bundel maar verwoordt bovenal de levensfase die de titel ‘in naam der liefde‘ dekt: “Wat zou liefde doen, / als ze haar weg naar onze harten zou vinden?”
Aanvankelijk klinkt nog de vraagvorm met tal van vraagtekens, maar de verwachting wordt in een volgend gedicht direct al gesmoord in ‘verlatingsangst’ die concreet wordt met het ‘leren te leven zonder jou’. Hierna volgt het titelgedicht van de bundel, in het Papiamentu origineel ‘Na nòmber di amor’, en door Ini Statia zelf vertaald in het Nederlands, ‘In naam der liefde’
In naam der liefde
De gedichten van Ini Statia zien er op het eerste oog eenvoudig uit in een directe zeggingskracht maar blijken bij nadere beschouwing, zoals in het titelgedicht ‘In naam der liefde’ doordacht gestructureerd en zorgvuldig geformuleerd. De vijf strofen van vijf versregels zijn, hoewel zonder vast rijm en metrum, zorgvuldig opgebouwd in functionele verslengte, door herhalingen van strofen-begin en versregels, door herhaling van woorden, door alliteratie, door hyperbolen en metaforen vol felle verlangens en uiteindelijke berusting en aanvaarding van verlies. Alle moeite om de geliefde te bereiken blijken vergeefs. Wat rest is vrijheid tegen wil en dank.
In naam der liefde
In de hoop dat je zou antwoorden
Geselde ik je met orkanen
en bliksemflitsen van woorden.
Alles in naam der liefde,
alles om je te bereiken.
Met dynamiet en bulldozers
blies ik rotsen op,
bouwde wegen.
Alles in naam der liefde,
alles om dichter bij je te komen.
In mijn verlangen naar eenwording
opende ik deuren wijd voor je.
Maar mijn hevig bloedende tranen
deden het hete passievuur verdrinken,
totdat de liefde doofde.
In de hoop dat je zou antwoorden
wilde ik dammen bouwen, water opvangen.
Maar in plaats daarvan verscheen een kooi
en alle smeekbeden smolten aan de horizon,
alle antwoorden waaiden weg met de wind.
In naam der liefde
laat ik je nu gaan
Een gouden kooi wilde ik nooit bouwen,
aan jouw oever wil ik niet meer toeven,
vrij zijn wij om weer weg te vliegen.
Een een-en-weer geslingerd worden tussen afwisselend contact en verlies, zoals nogmaals in ‘Atlantisch concert’ en in ‘Oversteken’, wordt twee keer onderbroken door een poëtische ode, gewijd aan de auteur Tip Marugg en de musicus Boy Dap.
Tip
Ketu ketu asina
sin ku hopi hende sa,
bo a manisfestá komo gigante
di nos literatura
(…)
Ketu ketu bo a biba meimei di nos.
Ketu ketu bo a laga nos
ku bo tesoro sekretu atras.
In ‘Mi yoramentu / Mijn gehuil / My cry’ krijgen verlangen en verlies nog een diepere historische dimensie door de herinnering aan de tijd van slavernij in de Bonairiaanse zoutvelden, een thema dat eveneens in de ‘Ñapa / Bonus’ voorkomt. Ini Statia debuteerde met een doordachte, zorgvuldig gecomponeerde dichtbundel: een auteur die jarig is trakteert de lezer.
Ini Statia: Na nòmber di amor / In naam der liefde / In the Name of Love
Haarlem: Uitgeverij In de Knipscheer, 2022
102 pagina’s
ISBN 0789493214798
www.indeknipscheer.com
Ini Statia (1952) studeerde Nederlands in Groningen met haar afstudeerscriptie in 1984: Konta mi algu krioyo; Nederlandstalige Antilliaanse jeugdliteratuur (vreemd of eigen?) Ze was werkzaam in het onderwijs op Aruba, Bonaire en Curaçao. Op het laatste eiland was ze als redacteur verantwoordelijk voor tal van publicaties van de Fundashon pa Planifikashon di Idioma (FPI). Haar debuutbundel kwam tot stand met subsidie van het Prins Bernhard Cultuurfonds Caribisch gebied. |