blog | werkgroep caraïbische letteren

Wendela de Vries: “Cultuur is naast inspirerend en bijzonder, ook gewoon wérk!” (2 en slot)

door Quito Nicolaas

Het liefst exposeert Wendela de Vries haar werk tijdens zichtdagen voor een algemeen publiek, zoals de Kunstroute. Ze hoopt vurig dat haar schilderij Salix Esperanza dit jaar óók gedurende de Zomerexpo 2013 in het Gemeentemuseum in Den Haag komt te hangen. Haar inspiratie put ze uit de dagelijkse praktijk en al dat andere dat om zich heen gebeurt. Voor het kinderboek Michi verzorgde de Vries heel toevallig de omslag, waarna een duurzame vorm van samenwerking met Simia Literario ontstond. Ondanks de teleurstellende uitspraken van Nederlanders over Curaçaoënaars, heb je genoeg macamba’s die nog steeds hun medemens met respect bejegenen. Solidariteit is geen kwestie van kleur. Vandaag het slotdeel van ons vraaggesprek met kunstenaar/dichter Wendela de Vries.

In de verzamelbundel Wie ik ben/Ta ken mi ta is een tweetal van je gedichten opgenomen. Welke boodschap dragen deze gedichten uit?
De Simia-groep heeft aan dit project, dat eerst als werktitel “Identiteit” had, heel hard gewerkt, onder leiding van Fred de Haas. Het was leerzaam en soms ook confronterend, door de discussies die ontstonden. Ik was zeer onder de indruk van de rijkdom van de Caraïbische poëzie, waarover Fred ons twee colleges gaf: dichtkunst van bijvoorbeeld Cuba, Puerto Rico, Aruba, Curaçao, Trinidad, Jamaica en Guadeloupe. Dat inspireerde ons als groep enorm.

Eerder hadden we al een college van Henry Habibe gehad; een openbaring vond ik dat. Toen heb ik voor het eerst kennis gemaakt met ‘close reading’, d.w.z.   dat je puur het gedicht ontleedt en niet steeds teruggrijpt naar de identiteit van de dichter. Mijn dochter vertelde me pas dat ze dat in de literatuurwetenschap ook wel ‘de dood van de dichter’ noemen.

Het gedicht “Concert” gaat over het moment dat het koor klaar staat in de gang van de kerk en ik in mijn eentje naar voren loop en dan het publiek toespreek. Het is een heel verstild maar tegelijk beladen moment als ik daar sta. In het gedicht probeer ik dat te beschrijven. Het gedicht “Rode Brem” gaat over tuinieren en ‘de band met een plant’ en daardoor met mijn (overleden) ouders en geliefden.

Als illustrator heb je het prentenboek Michi (2009) geïllustreerd. Hoe gaat de uitvoering van zo’n opdracht in z’n werk?
Olga Orman bezocht mijn atelier in Meneer de Wit en zag een grote gekleurde tekening met de naam “Papayameisje”. Olga zag in het peutertje de hoofdpersoon van een door haar gemaakt gedicht ‘Michi un mucha no ke bebe lechi, Michi un mucha no ke tapa ku klechi…’ en vroeg me toen of ik daar illustraties voor een prentenboek bij wilde maken. Dat werd een intensieve samenwerking. Ook met Jan Kees; hij wilde het grafisch ontwerp wel maken. Olga vond daar uitgeverij La Kock Publishing bij en 2 jaar later was Michi in 4 talen een feit. Olga en ik zijn in 2009 met koffers vol Michi’s samen een maand naar Aruba, Bonaire en Curaçao geweest om les te geven en voor te dragen, en in 2010 naar een bibliotheekcongres in Santo Domingo. Een geweldige ervaring en immens leerzaam. Danki Olga, cu nos a conoce otro!

Zowel voor de bloemlezing Wie ik ben/Ta ken mi ta als Topa Tula/Ontmoet Tula had je de omslag ontworpen. Ligt hier je passie?
Jazeker, ik ben in de eerste plaats beeldend kunstenaar. Vooral Topa Tula vond ik zeer belangrijk om te doen. Ik wilde dat Tula een méns werd, geen vaag historisch figuur en dat hij iedereen in de ogen kijkt, vooral de Nederlanders die nog nooit van hem gehoord hebben. Daar kunnen zij niets aan doen, in de geschiedenisles in Nederland is nauwelijks aandacht besteed aan de slavernij. Ik hoop dat dat na dit jaar gaat veranderen. Ik had graag gehad dat Quinsy Gario, zelf ook revolutionair, model had gestaan. Hij wilde ook meewerken, maar was te druk bezet. Ik heb toen, met zijn toestemming, foto’s van hem, maar ook van een voetballer uit de krant gebruikt.
Hoe vertaal je een gedicht in een schilderij en andersom? 
Dat gaat eigenlijk niet, het zijn verschillende uitingsvormen. Natuurlijk zijn er wel overeenkomsten. Ik hou niet van cynisme of geweld. Dat zal je dus nooit tegenkomen in mijn schilderijen, tekeningen noch gedichten. Ben nu bezig aan een grote prent van 1.35 m breed bij 2 meter hoog. Het is een oude wilg, die ik Salix Esperanza heb genoemd. Dit voert weer naar een gedicht uit 2011 dat ook Esperanza heet.Als kunstenares houd je jaarlijks een aantal exposities in het hele land. Hoe werd de expositie van Huid & Haar ontvangen? 

Die expositie was in Museum Joure (Fr) in een klein zaaltje, met mooie vitrines. Ik heb er niets verkocht, dat komt misschien ook door de locatie, mensen komen er niet naar toe om te kopen. Ik vind de directheid van mijn kunst verkopen heel aards en daarom heel aantrekkelijk. Wat is er mooier dan iets maken, mooi inlijsten, dat verkopen, en daar dan je boodschappen van doen? Zeker in deze crisistijd. Bij het verkopen via een galerie gaat er erg veel van je opbrengst af; en moet je aan de persoonlijke smaak van de galeriehouder voldoen. Daarom houd ik het het liefst zelf in de hand
Ik doe dit jaar in lente en zomer bijvoorbeeld mee aan twee kunstroutes in Zuid Holland/Zeeland, waar ik voor gevraagd ben. Ook geef ik teken- en schilderles bij WG-kunst in Amsterdam. In 2012 heeft mijn werk Ananasplukster in het Gemeentemuseum in Den Haag gehangen. Dat was de kroon op mijn werk, want ik vind dat het mooiste museum van Nederland. En… het werk gaat over de verschillen die stammen uit de koloniale tijd. Een hardwerkende Afrikaanse vrouw met een kindje op haar rug en in de bast van de bomen in de achtergrond zie je brave Noordelijke kerkgangers, gebaseerd op Max Havelaar, het onrecht en de hypocrisie van het kolonialisme.
Voor het bezichtigen van het werk van Wendela de Vries, kun je de volgende sites bezoeken:

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter