Weg met plastic zakken – Leren van geschiedenis 45
door Hilde Neus
Onze stad, eens geroemd als het schone Paramaribo, wordt verschrikkelijk vervuild door plastic, dat als zwerfvuil weggeworpen wordt. Deze verontreiniging is zeer belastend voor de trenzen waar het in terechtkomt. De zakken en petflessen verstoppen enorm, en zorgen ervoor dat bij regen, hard en veel, de stad snel onder water staat. Er zijn andere factoren die dit veroorzaken, maar dit is er een waar wij als burgers zelf iets aan kunnen doen. Al eerder schreef ik over de schone stad, en ontving daar een reactie op, met het verzoek om over het zwerfplastic te schrijven, vanwege de grote overlast die het veroorzaakt. Bij deze dus.
Hoe kunnen we dan leren van geschiedenis, want het doel van deze rubriek is dat er steeds gekeken wordt hoe het onderwerp in vroeger tijden een rol speelde. Dat is bij plastic lastig, want dat wordt gecreëerd uit aardolie, voor het eerst in 1907. De Belgisch-Amerikaanse Leo Baekeland vernoemde het naar zichzelf: bakeliet. Eerder was er al een afgeleide vorm gemaakt door ene Parker, waar later het zachte plastic uit voortkwam. Tegenwoordig mogen ‘single use’ plastic etensbakjes niet meer worden gebruikt; bakjes en cups die je na eenmaal gebruiken weggooit, en die niet vergaan, maar jaren in de natuur blijven. Kijk om je heen, en je ziet overal langs de straten het plastic liggen, van in de stad tot in het verre binnenland. En we zijn er blijkbaar maar niet toe te bewegen ons op behoorlijke wijze van deze eigen troep te ontdoen. Stoffen tasjes zouden al heel veel bijdragen aan een schoner milieu.
Betalen voor vervuiling
Op het niet schoonhouden van je eigen omgeving hebben altijd flinke boetes gestaan. Al in 1678 werd daarover het eerste plakkaat uitgegeven, waarop stond dat in Thoraica (toen de hoofdstad) het onkruid hoog stond en de afwatering belemmerde, waardoor men ziektes op kon lopen. Iedere burger moest zijn erf, bewoond of onbewoond, ‘suyveren en schoonmaken’. Weigerde men dat, dan werd het erf in beslag genomen. Stelt u zich voor dat zoiets nu zou gebeuren! In 1802 (plakkaat 957) werd nog eens herhaald dat iedereen zijn vuilnis ‘of ontuig en andere ongeregeldheden’ buiten de stad moest transporteren. De blanke die werd betrapt, betaalde f25,-. Een slaaf werd gestraft met een Spaanse bok in het Fort Zeelandia. Je liet het dus wel uit je hoofd!
Het vervoeren van spullen ging op karren en wagens, en op de rivieren per korjaal of ponton. En mensen waren wat dat betreft vindingrijk. Vooral vrouwen droegen vroeger allerlei producten op hun hoofd. Op de tekening van Borret hierboven zien we acht manieren: bladeren, diverse soorten en groottes aan manden, in een lap stof gewikkelde spullen, een kalebas, een bakkie, en zelfs een paraplu. Melkventsters liepen langs de straten met flessen op hun hoofd. Bij heel zware lasten werd er vaak een doek (angisa) op het hoofd geplaatst ter bescherming. Het dragen van lasten op je hoofd is een gewoonte die is meegenomen uit Afrika. En het is een wonder als we zien hoe groot die was, of hoe zwaar die woog. Bekend is dat op de Paraanse houtgronden de vrouwen de gezaagde planken zo vervoerden.
Arnold Borret
Bijgaande aquarel is getekend en ingekleurd door Arnold Borret (1848-88) en bestaat uit kleine schetsen van verschillende personen uit de Surinaamse koloniale samenleving. Van verschillende etnische achtergronden, zo eind jaren 1880. Borret had rechten gestudeerd aan de Universiteit van Leiden en werkte in Rotterdam voordat hij in 1878 griffier werd bij het Hof in Paramaribo. Hier trad hij op als advocaat. In 1883 werd hij priester bij de paters Redemptoristen, met de bedoeling om met melaatsen te gaan werken. Hij was een ervaren amateurkunstenaar, die vele gedetailleerde tekeningen maakte van landschappen en personen. Hij stierf jong aan tyfus. Hij was een bijzonder populaire man, zijn begrafenisstoet was eindeloos.
Borret is ook bekend van zijn ontwerp voor het interieur van de Sint-Pieters- en Pauluskathedraal, een van de grootste houten constructies in het Caribisch gebied. Zijn tekeningen worden bewaard in de collectie van het KITLV in Leiden. Ze zijn in 1911 geschonken door Arnolds broer Theodoor. De catalogus met verzameld werk is gepubliceerd in 2003, met tekst erbij van Rosemarijn Hoefte en Clazien Medendorp. Hierin zijn 148 zwart wit en ingekleurde tekeningen opgenomen.